Componisten portretten

XENAKIS

XENAKIS, IANNIS (1922-2001): MATHEMATICUS EN FILOSOOF

 

Componeren als eenzame zoektocht naar de vormen en geluiden die ons omringen

 

Einzelgänger pur sang

Iannis Xenakis werd om drie redenen bekend: hij is de enige bekende componist wiens naam met een X begint (zijn landgenoot Xarhakos (1939), de Spanjaard Xavier (1506-1552) en zijn landgenoot Ximénez (1601-1672), de Chinezen Wang Xi Lin (20e eeuw), Xian Xinghai (1905-1945), Yan Yu Xua (?) en Chen Qjan Xue (?) kunnen als zodanig nauwelijks gelden), een van de weinige Griekse componisten die internationaal grote bekendheid verwierf en hij was een van de cruciale figuren in de ontwikkeling van de elektronische muziek.

Xenakis moest niets hebben van het keurslijf van de seriële muziek, in tegendeel, hij wilde het geluid ontdoen van alle a priori regels. Zijn inspiratiebronnen waren de mythologieën uit de Griekse cultuur en stochastische- in dit geval natuurfenomenen zoals het geluid van de langzame stroom droog duinzand op een strand, van de regen, van een bijenzwerm of van een mensenmassa. Hogere wiskunde, de verzamelingenleer, de maattheorie en de speltheorie liggen ten grondslag aan Xenakis’ componeerwijze.

Voor de eenzelvige Xenakis waren architectuur en muziek verwant. Zoals de muziek bestaat ook de architectuur uit ritme, vorm, abrupte en vloeiende overgangen.

 

Unieke compositiewijze

Zijn gereedschap werd verder gevormd door kansberekening (Duel uit 1959 en Stratégie uit 1962, beide voor twee orkesten), Gaussverdeling (in ST/10 en Atrées uit de periode 1956-62 voor bv. 10 instrumenten), computer technologie, Markovische ketens (Analogiques uit 1959) en mathematische procedures waarover dadelijk meer. Op zijn best combineert hij in zijn muziek een organisch, zorgvuldig uitgekiend ontwerp met een intense emotie.

Xenakis werd geboren in Roemenië in een rijke Griekse familie, ging naar een internaat in Griekenland en studeerde architectuur en machinebouw in Athene. Medio jaren veertig nam hij in Athene deel aan het studentenverzet en speelde daarin als communist en antimonarchist een voortrekkersrol bij demonstraties tegen achtereenvolgens Italianen en Duitsers tijdens W.O. II. En tegen de Engelsen en de eigen Griekse regeringen meteen daarna. De volgende levensfase leest als een parabel van de overwinning op een geduchte tegenstander.

Hij liep daarbij namelijk tijdens een straatgevecht een verwonding door een granaatscherf op die zijn linker kaakhelft verbrijzelde, zijn linkeroog vernietigde en een gehoorbeschadiging links veroorzaakte. Maar in 1947 lukte het hem om met een vals paspoort naar Parijs te vluchten. Bij verstek kreeg hij vanwege zijn politieke activisme na zijn vlucht naar Parijs de doodstraf. Zijn ervaringen met oorlogsgeweld en verzet leidden niet tot verwerking van politieke en militante vraagstukken in zijn werk, maar juist in tegendeel tot abstracties om zo met allerlei maatschappelijke en culturele ontwikkelingen betrokken te blijven.

Met zijn composities kon hij in Frankrijk niet of nauwelijks aan de kost komen, maar hij had het geluk een baan te vinden op het beroemde bureau van Le Corbusier in Parijs. Deze gebruikte bij zijn ontwerpen de modulor, een aan de gulden snede en de vorm van het menselijk lichaam gerelateerde maatvoering. Dat sprak Xenakis aan en maakte hem bewust van de affiniteit tussen architectuur en muziek.

Hij bleef daar twaalf jaar en werkte met name aan het ontwerp van het klooster van Sainte-Marie de la Tourette. In 1954 ontstond zijn eerste muziekwerk, de orkestrale klanklawine voor 60 musici  Metastaseis. Voor de Brusselse Wereldtentoonstelling in 1958 ontwierp hij het Philips paviljoen, waarin Varèses beroemde Poème électronique en zijn eigen Concret pH voor onbepaalbaar mathematisch opgewekte klanken werden uitgevoerd. Omdat Le Corbusier Xenakis’ verdiensten onvoldoende erkende, vervreemdden beide meesters van elkaar. Het betekende dat de componist zich rijwel geheel aan de muziek kon gaan wijden.

 

Varèse als inspirator

Varèses radicalisme vormde een belangrijke invloed op Xenakis, die behalve bij Messiaen ook bij Milhaud compositie en bij Scherchen directie had gestudeerd. Over zijn oudere collega zei hij:  “Varèse werkt op de huid van de klank. Hij onderzocht de bouw van de klank zelf… zijn muziek is een en al kleur en sonore kracht. Geen toonladders, geen thema’s, geen melodieën meer, weg met alles wat ‘muzikaal’ wordt genoemd; hij leverde wat de benaming ‘georganiseerd geluid’ kreeg”.

Daartoe door Messiaen aangemoedigd, maar al snel van zijn leermeester vervreemd, volgde hij zijn eigen ideeën en paste hij stochastische methoden (de waarschijnlijkheidstheorie) toe. Daarmee bedoelde hij dat veel processen verlopen volgens de wetten van de kansrekening: verglijdend woestijnzand, een bijenzwerm, een mensenmassa, regenval. Hij paste computertechnieken op zijn compositieprocessen toe en was niet wars van symbolische muziek (gebaseerd op gezette theorie) en andere muzikale systemen gebaseerd op verschillende wiskundige theorieën, hogere wiskunde, de maat- en de speltheorie voor de compositie van instrumentale, vocale of elektro-akoestische muziek. Deze combinatie van mathematiek en filosofie bij het componeren maakt Xenakis’ muziek bepaald niet toegankelijker.

Hij is altijd een buitenstaander onder de componisten gebleven maar frappeerde telkens weer door de veelzijdige manier waarop hij abstracte constructiegedachten weer op stringent logische manier in klank wist om te zetten. Dat verklaart ook meteen de dikwijls zo stug doorgevoerde enkelsporigheid van menig werk als logisch gevolg van een consequent deduceren, maar eveneens de veelzijdigheid van zijn hele oeuvre. In 1977 ontving hij daarvoor de Beethovenprijs van de stad Bonn. In Parijs richtte hij een studio voor elektronische computermuziek op (CEMAMu) en ontwierp hij een mobiele componeercomputer, de zgn. l'UPIC. Hiermee worden workshops georganiseerd voor geïnteresseerden, kinderen, maar ook voor componisten.

Xenakis was nooit een ‘publiekscomponist’ die schreef wat het publiek graag wilde horen. Abstractie is bij hem troef. Met behulp van zijn wiskundige modellen, computers en toevalsgetallen schiep hij ongekende klankruimtes en verbluffende klankexplosies.

Tonaliteit, romantiek, seriële muziek bekommerden hem niet; ze vormden slechts een ongewenst keurslijf voor hem. Van compositorische stijlen en richtingen was hij wars, hij eiste volkomen vrijheid. Zijn muziek moest spreken van vormen die in álle muziek aanwezig zijn: van natuurkunde, wiskunde, biologie, astrologie en paleontologie.

 

Philips paviljoen

Het eerste en bij het publiek bekendste gebouw dat Xenakis volkomen zelfstandig ontwierp was het Philips paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Daarin realiseerde hij ook in zijn eerder ontstane orkestwerk, Metastaseis (1953/4), had onderzocht: namelijk de vloeiende verbinding tussen twee punten van ongelijke hoogte, De muzikale oplossing was een glissando, in het Philips paviljoen de hyperbole paraboloïde. Wat zich in het paviljoen liet aanzien in de ruimte, kreeg in de muziek een evenknie in de tijd.

De werken die in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstonden, werden vaak gekenmerkt door dichte clusters en klankexplosies en ze toonden een verbluffend talent om timbres tot hun uiterste grenzen op te rekken. In 1966 stichtte Xenakis het Centre voor automatische en mathematische muziek te maken, eerst in Parijs en later idem in Indianapolis. De daar ontstane werken imponeerden Pierre Boulez, wat hem later een engagement bij het IRCAM in Parijs opleverde en samenwerking met het Ensemble InterContemporain mogelijk maakte.

Er volgde onder meer een grootschalige son et lumière compositie, Hibiki-Hana-Ma (1970) voor 12 tapes en achthonderd luidsprekers waarin hij zijn ongeëvenaarde technische virtuositeit kon botvieren, maar in zijn latere jaren wonnen het toch weer zijn oorspronkelijke Grieks orthodoxe geloof en zijn diepgewortelde sympathie voor zijn voormalige vaderland. Na twintig jaar in ballingschap te hebben geleefd, keerde hij daarheen terug. Geleidelijk ging zijn gezondheid achteruit en hij overleed in 2001 in Parijs.

Dat Xenakis ook vaak met ruimteakoestische middelen opereerde om de luisteraar ‘in een pointillistisch universum vol klinkende sterren’ te verplaatsen, maakte het voor technici niet eenvoudig om dergelijke muziekwerken bevredigend op lp en cd vast te leggen. Niettemin is steeds weer verrassend hoe weinig abstract deze muziek klinkt. Op dit gebied volgde later, voor het Franse paviljoen op de Expo 1967 in Montréal zijn 3D son et lumière compositie Polytope die daarna volkomen in vergetelheid raakte. 

Andere orkestwerken

Hoewel Xenakis zijn belangrijkste bijdragen leverde op het gebied van de elektronische muziek resteert daarvan vrijwel niets op muziekconserven. Ooit, aan het begin van de jaren zeventig, bood Erato dankzij de medewerking van de Franse omroep een lp cassette aan met een aantal belangrijke werken. Helaas is daarvan weinig tot niets op cd herverschenen.

Xenakis rekte zijn muziek in alle richtingen tot de uiterste grenzen op en absorbeerde alles van multimedia tot primitivisme om in de goede zin spektakelstukken te schrijven overeenkomstig zijn radicale visioenen. Zijn grootschalige composities zijn dicht en veeleisend en vergen vaak veel inzet en voorbereiding. Daarom is het in menig opzicht de verkenning te beginnen met kleinschaliger, maar niet minder virtuoos werk, met instrumentale scheppingen.

Net als Varèse voelde ook Xenakis zich bijzonder aangetrokken tot de klankmogelijkheden van het slagwerk. Van zijn verschillende stukken voor slagwerkensemble is Pleiades (1978) een der mooiste. Het werk bestaat uit een viertal delen dat op heel evocatieve en verleidelijke wijze de rijkdom van de Balinese gamelan centraal stelt. Elk deel heeft zijn eigen instrumenten met bijvoorbeeld toetsenborden, metallofonen en vellen. Met name de inbreng van vibrafoon, xylofoon en marimba levert een fascinerende etnominimalistische sfeer. Het werk biedt een mooie ingang tot de overige orkestwerken.

 

Kamermuziek

Nomos alpha (De eerste wet) werd in 1965 voor Siegfried Palm geschreven; het is een werk voor solocello waarin toonladders en de traditionele harmonie zijn vervangen door een klankcontinuüm wat hoge eisen stelt aan de vertolker. Met behulp van snelle glissandi en hooggestemde harmonischen op de lage noten is het dynamisch bereik van het instrument uitgebreid. Het ietwat bonzende geluid roept soms herinneringen op aan de solosuites van Bach, maar hier heeft de klank een heel andere, moderne kant.

In zijn latere kamermuziekcomposities en in de dito instrumentale werken die sinds midden jaren zeventig ontstonden liet Xenakis de strenge mathematische processen die het fundament vormden van zijn composities achter zich en koos hij voor een meer expressionistische, zij het altijd nog abstracte muzikale taal.

Een werk als Ikhoor (1978) voor strijktrio zit vol schurende klanken en in obsessie herhaalde ritmen maar de beheerste energie roept herinneringen wakker aan de pulserende dynamiek en etherische schoonheid van Bartóks late strijkkwartetten.

Evryali (1973) voor pianosolo is lyrischer van aard ondanks de toccata achtige stuwkracht. Hier zorgt een rusteloze, gemotoriseerd aandoende energie voor een constante spanning in combinatie met mooie, vaak tere sonoriteiten. Uitgesproken virtuoos van aard is ook Herma (1964) voor piano. Nog recenter werk, zoals het strijkkwartet Tetora uit 1990 klinkt uitermate streng en droog, maar bezit milde melodiefragmenten.

 

Instrumentale werken

Titels als Sept pièces sans titre (1959), Herma (1961),  Evryali (1973), Mists (1981) en AR – hommage à Ravel (1987) wekken voor iedereen met wat verbeelding wel nieuwsgierigheid. Maar spelen doet helaas vrijwel niemand ze (meer).

Of vergetelheid ook snel voor het overige oeuvre van Xenakis dreigt?

 

Koorwerken

Xenakis’ muziek toont vaak een lotsverbondenheid met het ruige Griekse landschap en de bittere, noodlottige wereld van de Griekse tragedie. Dat aspect van zijn werk komt het beste naar voren in zijn vocale- en koorwerken die net als zoveel van zijn andere stukken het zuivere en het primitieve lijken na te streven.

Medea (1967) uiteraard op basis van Seneca is bewust als theaterwerk gedacht. Het is de toonzetting van een klassieke (in dit geval Latijnse) tekst waarin de ritualistische wereld van het origineel wordt weergegeven door mannenstemmen en het slaan op stenen terwijl diverse instrumenten – met name een cello, een klarinet en een raspende trombone –een soort bitter commentaar leveren. En over theaterstukken gesproken: hoe droef is het lot van het ballet Antikhton uit 1971 inmiddels?

Zelfs in de niet voor het muziektheater bestemde koorwerken van Xenakis schuilt een grote dosis dramatiek. Het twaalfstemmige Nuits (1968), een reactie op de militaire coup die in 1967 in Griekenland plaatsvond, is een intens a cappella werk dat is opgedragen aan de slachtoffers van de militaire junta.

De basis van het werk ligt in het Sumerisch en Perzisch en de synthese van fonemen en lettergrepen zorgt voor primitieve geluiden die zijn ontdaan van iedere betekenis en die ook geen referentiekader meer bezitten. Zelf ooit beroofd van zijn vrijheid identificeerde de componist zich volledig met de slachtoffers van onderdrukking en het resultaat is een negen minuten durende emotionele roep om vrijheid – deels klacht, deels politiek protest.

Gelukkig is er wel voorraad op het gebied van zijn muziek voor traditionele krachten van stemmen en instrumenten.

 

Discografie

In chronologische ontstaansvolgorde, waarbij in acht moet worden genomen dat veel van de vroegste werken nauwelijks adequaat in stereo zijn weer te geven. Neem Terretektorh voor 88 tussen het publiek verspreide instrumenten uit 1966. Met enig Googlen is nog heel wat meer, voornamelijk vroeg materiaal van Xenakis op lp beschikbaar. Hier beperk ik me tot de belangrijkste, algemeen hopelijk verkrijgbare cd’s.

 

1952/3. Anastenaria. Koor van de Beierse omroep. Col legno WWE1CD 20086.

 

1953/4. Mestasaseis voor 60 musici. Südwestfunkorkest o.l.v. Hans Rosbaud. Col legno WWE1CD20504.

 

1955/6. Pithoprakta voor orkest. Frans nationaal orkest o.l.v. Michel Le Roux. Le Chant du monde LCD 278.368.

 

1956/62. ST/4 voor strijkkwartet. Arditti kwartet. Naive Montaigne MO 782137.

 

1956/62. Morsima-Amorsima voor viool, cello, contrabas en piano. Stanhope en Ensemble Austra Lysis. Capstone TP 039.

 

1958. Concret PH II. Elektronische muziek. Iannis Xenakis. BV Haast CD 60701.

 

1958. Poème électronique de ruimte op het Philips paviljoen tijdens de Wereldtentoonstelling in Brussel geschapen voor het gelijknamige werk van Varèse. Realisatie Tazelaar/Böhmer. Decca 460.208-2.

 

1959. Syrmos voor 12 violen, 12 celli en 3 contrabassen. Resonanz ensemble o.l.v. Johannes Kalitzke. Mode MODE 152.

 

1959. Analogique A +Analogique B voor 9 strijkers en tape. Resonanz ensemble o.l.v. Johannes Kalitzke. Mode MODE 152.

 

1960-64. Herma voor piano. Claude Helffer. Montaigne MO 782137.

 

1963/4. Eonta voor 2 trompetten, 3 trombones en piano. ASKO ensemble o.l.v. David Porcelijn. Attaca BABEL 9054.

 

1964/5. Akrata. voor 8 hout- en 8 koperblazers. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v.  Arturo amayo. Timpani 1C084.

 

1965. Nomos alpha. Rohan de Saram. Montaigne MO 782137.

 

1967. Medea. Theaterstuk voor mannenkoor en ensemble. Nieuw Londens kamerkoor en Critical Band o.l.v. James Wood. Hyperion CDA 66980.

 

1967/8. Nuits. 12-stemmig vrouwenkoor. Deens nationaal omroepkoor o.l.v.  Jesper Grove Jorgensen. Chandos CHAN 9663.

 

1969. Kraanerg voor kamerorkest en tape. Bazels symfonie orkest o.l.v. Alexander Winterson. Col legno WWE2CD 20216.

 

1969. Sinaphaï voor piano en orkest. Geoffrey Douglas Madge met het Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Explore EXPO 017.

 

1969. Persephassa voor 6 slagwerkers. Carnegie Melton ensemble. Mode MODE 58.

 

1970. A Hélène voor koor. Deens nationaal omroepkoor o.l.v. Jesper Grove Jorgensen. Chandos CHAN 9663.

 

1970. Hibiki-Hana-Ma voor gesynteseerd geluid voor 12 kanalen en 800 luidsprekers.

Gedeelten. Iannis Xenakis. Ellipsis Arts CD 3670.

 

1971. Aroura voor 12 strijkers. Resonanz ensemble o.l.v. Johannes Kalitzke. Mode MOSE 152.

 

1971. Antikhton balletmuziek. Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Explore EXP 00017.

 

1971. Charisma voor klarinet en cello. Hans Deinzer en Siegfried Palm. Col legno WWE1CD20504,

 

1971. Antikhton voor ? . Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Explore EXP 0047.

 

1972. Mikka en Mikka “S” (1975) voor viool. Irvine Arditti. Montaigne MO 782137.

 

1973. Evryali voor piano. Aki Takahashi. Mode MODE 80.

 

1973. Aroura voor ?. Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Explore EXP 0047.

 

1974. Erikhton voor piano en orkest. Hiroaki Ooï met het Luxemburs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C 084.

 

1974. Synaphai voor piano en ensemble. Geoffrey Douglas Madge met het Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Explore EXP 0047.

 

1974. Gmeeoorh voor orgel. Françoise Rieunier. Solstice SOCD 192.

 

1974. Noomena voor orkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C057.

 

1974. Evryall voor piano. Claude Helffer. Montaigne MO 782137.

 

1975. Psappha voor slagwerk. Gert Mortensen. BIS CD 256 en 482.

 

1975. N’Shima voor 2 boerenstemmen, 2 hoorns, 2 trombones en cello. ST-X ensemble.o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode MODE 53.

 

1975/6. Theraps voor contrabas. John Eckhardt. Mode MODE 152.

 

1976. Phlegra voor ensemble. Ensemble intercontemporain o.l.v. Michel Tabachnik. Erato 2292-45770-2.

 

1976. Epéi voor ensemble. Ensemble Spectrum Londen. Wergo CD 6178-2.

 

1976. Dmaathen voor hobo en slagwerk. Glätzner en Schenker. Berlin Classics BC 1172-2.

 

1977. Jonchales voor 109 musici. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C062.

 

1977. Dikhtas voor viool en piano. Irvine Arditti en Claude Helfter.  Montaigne MO 7821237.

 

1977. Kottos voor cellosolo. Rohan de Saram. Montaigne MO782137.

 

1977. A Colone voor koor en orkest. Nieuw Londens kamerkoor en Critical band o.l.v. James Wood. Hyperion CDA 66980.

 

1977. Akanthos voor stem en ensemble. Susan May (s) met het ST-X ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode MODE 53.

 

1977/8. La légende d’Eer voor tape. Gerard Pape. Mode MODE 148.

 

1978. Ikhoor voor strijktrio. Irvine Arditti, Garth Knox en Rohan de Saram. Montaigne MO 782.137.

 

1979. Pleïades voor slagwerk ensemble. Les percussions de Strasbourg. Harmonia Mundi HMA 190.5185.

 

1979. Anemoessa voor koor en orkest. Groot omroepkoor en Radio filharmonisch orkest o.l.v. Richard Duffalo. Globe GLO 6900.

 

1979. Palimpset voor ensemble. ASKO Ensemble o.l.v. David Porcelijn. Attaca BABEL 9054.

 

1980. Mists voor piano. Claude Helffer. Montaigne MO 782137.

 

1980. Aïs voor bariton, slagwerk en orkest. Spiros Sakkas en Silvio Gualda, met het orkest van de Beierse omroep. Col legno WWE1CD 20086.

 

1981. Embelle voor altviool. Garth Knox. Montaigne MO 782137.

 

1981. Komboï voor klavecimbel en slagwerk. Shannon Welstein met Red fish blue fish. Mode MODE 171/3.

 

1981. Serment voor gemengd koor. Deens omroepkoor o.l.v. Jesper Grove Jorgensen. Chandos CHAN 9663.

 

1983. Lichens voor orkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo. Tamayo. Timpani 1C1062.

 

1983. Shaar voor groot strijkorkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C1062.

 

1983. Khal Perr voor koperkwintet en slagwerk. Kevin Hathway, Charles Terlan en de Wallace collection. Linn CKD 162.

 

1983. Tertas voor strijkkwartet. Arditti kwartet. Montaigne MO 782137.

 

1984. Thalleïn voor ensemble. Ensemble intercontemporain o.l.v. Michel Tabachnik. Erato 2292-45770-2.

 

1985. Empreinte voor orkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C 057.

 

1986. Jalons voor 15 instrumenten. Ensemble Intercontemporain o.l.v. Pierre Boulez. Erato 4509-98496-2.

 

1986. Keren voor trombone. Christian Lindberg. BIS CD 388.

 

1986. Akea pianokwintet. Claude Helfter met het Arditti kwartet. Montaigne MO 782137.

 

1987. Ata voor 89 musici. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C084.

 

1987. Xas voor saxofoonkwartet. ST-X ensemble. Mode MODE 56.

 

1987. Kassandra voor baritone en slagwerk. Philip Larson met Red fish blue fish. Mode MODE 171/3.

 

1987. A R (Homage à Ravel) voor piano. Claude Helffer. Montaigne MO 782137.

 

1987. Jalons voor ensemble. Ensemble intercontemporain o.l.v. Pierre Boulez. Erato 2282-45770-2.

 

1987. Tracées voor orkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C057.

 

1987/9. Rebonds B en A voor 1 slagwerker. Hans-Krystian. Sorensen. BIS CD 1219.

 

1988. Waarg voor kamerensemble. ASKO ensemble o.l.v. David Porcelijn. Attaca BABEL 9054.

 

1989. Echange voor kamerensemble. ASKO ensemble o.l.v. David Porcelijn.  Attaca BABEL 9054.

 

1989. Okho voor slagwerktrio. Red fish blue fish. Mode MODE 171/3.

 

1989. Oophaa voor klavecimbel en slagwerk. Shannon Welstein met Red fish blue fish. Mode MODE 171/3.

 

1989. Idmen A en B voor koor en slagwerk. Gulbenkian koor en slagwerkgroep Les Pleiades o.l.v. Sylvio Gualda. Erato 2292-45771-2.

 

1989. Okho voor slagwerktrio. ST-X Ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode MODE 56.

 

1990. Tetora voor strijkkwartet. Arditti kwartet. Montaigne MO 782137.

 

1990. Knephas voor gemengd koor. Nieuw Londens kamerkoor o.l.v. James. Wood. Hyperion CDA 66980.

 

1991. Krinoïdi  Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani  1C084.

 

1991, Troorkh voor trombone en orkest. M Svoboda met het Orkest van de Beierse omroep. Col legno WWE1CD 20086.

 

1991. Roáï voor orkest. Luxemburgs filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C057.

 

1992. La déesse Athéna voor bariton, slagwerk en ensemble. Philip Larson, Timothy Adams en het Mellon ensemble. Mode MODE 58.

 

1993. Plektó voor fluit, klarinet, viool, cello, piano en slagwerk. ST-X ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode MODE 53.

 

1994. Dämmerschein voor groot orkest. Carnegie Mellon filharmonisch orkest o.l.v. Juan Pablo Izqueirdo. Mode  MODE 58.

 

1995. Voile voor 20 strijkers. Resonanz ensemble o.l.v. Johannes Kalitzke. Mode MODE 152.

 

1995. A la memoire de Witold Lutoslawski voor 2 trompetten en 2 hoorns. ST-X Ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode MODE 56.

 

1996. Ioolkos voor groot orkest. Südwestfunk orkest o.l.v. Kwamé Ryan. Col legno WWE1CD 20504.

 

1996. Ittidra voor strijksextet. Resonanz ensemble o.l.v, Johannes Kalitzke. Mode MODE 152.

 

1996. Hunem-Iduhey voor viool en cello. Edna Micheli en Michal Kanka.  EMI 557.179-2

 

????. A l’île de Gorée; Jalons; Phlegra; Thalleïn. Diverse uitvoerenden. Erato 8573-84254-2 (2 cd’s).

 

Literatuur

 

Music and architecture. Iannis Xenakis en Sharon Kanach. Pendragon Press, Hillsdale N.Y. 2008.

 

François-Bernard Mâche: Portrait(s) de Iannis Xenakis Seuil. January 2002. 176 p. ISBN 2-7177-2178-9