Abbado: Paasfestival Luzern 2010. Prokofiev: Scythische suite op. 20; Berg: Lulu suite; Mozart: ‘Ach, ich fühl’s’ uit Die Zauberflöte KV 620; Tchaikovsky: Symfonie nr. 6 in b op. 74 Pathétique. Anna Prohaska (s) met het Simón Bolívar jeugdorkest. Accentus Music ACC 20101 (1u. 49’44”).
In 2011 zong Anna Prohaska Bergs Lulu suite bij het Weens filharmonisch orkest onder Pierre Boulez (DG 477.9891), maar een jaar tevoren stond ze in datzelfde werk op het podium tijdens het Paasfestival in Luzern. Daar werkte ze samen als enige soliste met het Venezolaanse Simón Bolívar Jeugdorkest als ‘orchestra in residence’. Claudio Abbado die het ensemble vijf jaar tevoren al had geleid haalde het voor deze gelegenheid naar Zwitserland.
Meteen in Prokofievs soort Sacre, de felle Scythische suite, weet de dirigent het grote kunnen en de tomeloze energie van het jonge ensemble volledig uit te buiten.
De complexiteit en angstbeelden van Bergs Lulu suite worden daarna indringend en zo optimaal mogelijk weergegeven door alle betrokkenen. Als pleister op de wond zingt Prohaska dan nog gevoelig een Mozartaria.
Van de diverse opnamen die Abbado van Tchaikovsky VI maakte (met het Chicago symfonie orkest op Sony SK 42368, het Weens filharmonisch op DG 427.220-2 en het Berlijns filharmonisch op Sony SK 66276) is dit de ontroerendste en meest indringende.