OISTRAKH: ARTIST OF THE PEOPLE?
Oistrakh, David: Artist of the people? Documentaire van Bruno Monsaingeon met bijdragen van Yehudi Menuhin, Gidon Kremer, Gennady Rozdestvensky, Mstislav Rostropovitch en Igor Oistrakh. Warner/NVC Arts 3984-23030-2 (dvd), 3984-23030-3 (vhs). Het noodlot wilde dat Oistrakh 24 oktober 1974 tijdens een tournee, waarbij hij ook Duitsland had aangedaan, in datzelfde Amsterdam aan een hartinfarct bezweek. Een jaar tevoren had zijn hartkwaal zich in de vorm van een attaque geopenbaard, maar hij leek er geen last meer van te hebben. Op wel heel ironische wijze ging zo zijn wens in vervulling, dat hij niet zonder muziek wenste te leven.De hartkwaal had Oistrakh een tijdlang op non-actief gebracht. De toch al publiciteitsschuwe violist die ook nooit autogrammen gaf, werd tijdens het Sovjet regime erg van het publiek en de pers afgeschermd. Eigenlijk wisten we in het Westen bar weinig over hem. Totdat het intussen gelukkig ook op videoband beschikbare onthullende filmportret over hem van Bruno Monsaignon verscheen. Dat is minder schokkend en onthullend dan de documentaire over Sviatoslav Richter omdat Monsaignon niet meer kon praten met Oistrakh. Deze komt nu zelf alleen sprekend aan bod in korte flitsen uit zijn lespraktijk. De rode draad door de documentaire wordt nu gevormd door fragmenten uit de vertaalde autobiografie en waarderende woorden van collega’s.Mstislav Rostropovitch bijvoorbeeld legt uit hoe Oistrakh om vergiffenis vroeg nadat hij hem in de Pravda had ‘aangebracht’ en hoe hij, vroeger al, werd geterroriseerd door de angst voor de gevreesde klop op de deur rond vier uur ‘s morgens. Jammer, dat we dit niet van Oistrakh zelf te horen krijgen.Als groot violist en aimabel mens was Oistrakh ‘nuttig voor de Sovjet staat, maar hij moest wel steeds op de hoede zijn voor andere staatsdienaren. “Als hij openlijk zijn mening had verkondigd, zouden we zijn viool niet hebben gehoord”, zegt Gennadi Rozdestvensky. Oistrakh deed wat hij kon, geconfronteerd met bijna onmogelijke opgaven. Concoursen moesten en zouden worden gewonnen en als ze werden gewonnen, was de triomf voor de staat, niet voor de kunstenaar. Als ze niet werden bekroond met een eerste prijs, “moest je goed uitkijken” (Rozdestvensky weer).Als hij in het Westen was, werd hij steeds zorgvuldig bewaakt door de KGB. Bij de Londense opnamesessies in 1954 bevolkte een lijfwacht met pistolen in holsters onder de schouder de studio. Zelfs de leidingen van de microfoons naar het mengpaneel werden gecontroleerd omdat men ervan overtuigd was dat er sprake was van een complot om de violist in diskrediet te brengen door in de balans het orkest voorrang te geven.De meeste tussen 1954 en 1960 gemaakte opnamen waren haastig geïmproviseerd omdat Oistrakh er nooit zeker van was dat hij de nodige visa kreeg. Het Vioolconcert van Beethoven met Cluytens en het Brahmsconcert met Klemperer moesten in Parijs in de akoestisch ongelukkige Salle Wagram worden opgenomen omdat Oistrakh om onverklaarbare redenen geen visum voor Londen, maar wel eentje voor Parijs kreeg. Bovendien deed Klemperer moeilijk; hij wilde niet naar de verschillende ‘takes’ luisteren en fragmenten opnieuw doen.Menuhin heeft het over de uitbuiting van Oistrakh en vertelt ook over een leugentje om bestwil van Rostropovitch die ziekte voorwendde om een belangrijke concertafspraak te vermijden. Menuhin moest hem te hulp komen door bij Brezjnev te interveniëren. Menuhin zelf was bij de Sovjet autoriteiten niet erg getapt, hoewel hij na de oorlog onbetaald concerttournees in Rusland hield.De film bevat prachtige momenten. Bijvoorbeeld een parade van Sovjet violisten: vader en zoon Oistrakh, Leonid Kogan en anderen, die unisono een Prélude van Rachmaninof spelen tegen een achtergrond van verschrikkelijke harpen. Of de jonge, nog magere ‘Dodik’ in korte mopjes van Debussy’s La plus que lente tot Paganini en Tschaikovsky (de Canzonetta uit het Vioolconcert, tijdens de oorlog in het Kremlin gefilmd). We zijn getuige van een interview met stadgenoten uit Odessa, die zich aan de familie en hun huis herinneren. Er heerst onenigheid over het feit of Oistrakhs datsja een cadeau van Stalin of van de Belgische koningin-moeder Elisabeth was. Richter voegt zich bij de violist in een al te kort fragment uit Beethovens 1e Vioolsonate en er zijn brokjes uit beide Vioolconcerten van Shostakovitch. We horen Shostakovitch en Oistrakh via de telefoon discussiëren over het tweede Vioolconcert en we maken een leuk gedeelte mee van een repetitie in 1967 in Praag met de toen jonge violist Václav Hudecek.Monsaignon verstaat de kunst van het verrassend en briljant monteren. Bijvoorbeeld daar waar hij twee uitvoeringen van het Vioolconcert van Sibelius naast elkaar plaatst, de ene met Oistrakh, de andere met Kremer als solist. Tal van omschrijvingen van Oistrakhs vioolspel blijven hangen. Een van de mooiste is van Menuhin: ‘Dramatiseren met discretie’. Oistrakh gaf zich over aan een vrijwel constant studeren. Toch geeft hij de indruk van een beschaafd, intelligent, bedachtzaam en uiterst begaafd musicus, beschikkend over veel heel menselijke kwaliteiten.Het levensverhaal van Koning David, zoals hij in Rusland wel werd genoemd, is meer dan de geschiedenis van een groot musicus blijkt nu. Het is ook het verhaal over hoe een meedogenloos regime muziek en musici exploiteerde ter meerdere eigen glorie. Waar iemand als Richter een olifantshuid aankweekte en Rostropovitch de wijk nam, bleef de mogelijk veel gevoeliger fatalistisch thuis. Volgens onder andere zijn zoon, ‘Prins Igor’ heeft het systeem hem tenslotte mentaal en fysiek gebroken en ging hij onder aan overwerk. Fragmenten uit brieven laten zien, dat de buitenlandse honoraria rechtstreeks aan de plaatselijke ambassades werden betaald terwijl de violist zelf nauwelijks geld genoeg had om eten te kopen. Rostropovitch merkt treffend op, dat ‘muziek zijn enige venster met zonlicht’ was. Wie deze documentaire heeft gezien, luistert met heel andere oren naar Oistrakh.