Schwarzkopf, Elisabeth: a self-portrait. Documentaire van Gérard Caillat met medewerking van verschillende kunstenaars. EMI 491.531-9 (57’, 4:3, geluid 1.0, regio 0). 1995 Het gaat hier om een voor de TV gemaakt documentaire programma uit 1995 waarvan de titel ‘zelfportret’ wat misleidend is omdat daarmee wordt gesuggereerd dat Schwarzkopf zelf het heft geheel in handen heeft en het verloop, inclusief de gekozen fragmenten bepaalde. Dat blijkt niet het geval te zijn. Aan het eind van het net geen uur durende programma zegt ze, dat ze verder liever gehoord dan gezien wil worden. De beeldfragmenten dateren uit de periode van de late jaren 1930 tot in de jaren 1980, zodat het heden alleen doorklinkt in de stem van de zangeres en een paar bescheiden blikken op de bloemen in haar tuin.Omdat Schwarzkopf haar laatste concert alweer zo’n kleine vijfentwintig jaar geleden gaf (we schrijven nu 2003) is het goed dat niet allen degenen die haar nog hebben meegemaakt, maar ook jongere geïnteresseerden een glimp kunnen opvangen van een best unieke zangeres die zich minder om het publiek bekommerde, maar die ernaar streefde om elk lied op het gegeven tijdstip optimaal te vertolken.Het eerste wat we te horen krijgen, is ‘Addio del passato’ uit La traviata, een fragment dat meteen de sfeer tekent: een mengeling van nostalgie en opgelegd professionalisme. Wat hier, net als in zoveel andere zangersportretten.,weer opvalt, is de moeilijkheid die filmmakers blijken te hebben om normale proporties te creëren. Ook hier weer lijkt de zangeres vaak meer dan levensgroot in beeld te verschijnen. Omdat ze slechts aan de verfilming van één complete opera – de beroemde Salzburgse Rosenkavalier – meewerkte zijn we aangewezen op losse fragmenten, te beginnen in de vroege TV tijd, toen ze optrad als gravin in Le nozze di Figaro, als Donna Elvira in Don Giovanni en als Marschallin in de Rosenkavalier. Het zijn deels blikken achter de schermen, bijvoorbeeld om de lipsynchronisatie gelijk te krijgen met de soundtrack en om de gelaatsexpressie in te tomen bij close-ups. Duidelijk is al snel dat Schwarzkopf geen TV ster is, maar een honderd procent theaterdier.Een hoogtepunt komt na ongeveer twintig minuten in de film; een zwart/wit fragment van een optreden uit rond 1960 waarin ze met Gerald Moore aan de piano een van haar volksliedjes toegiften over een meisje met drie minnaars zingt: dat is Schwarzkopf op haar best, zoals we haar het liefst in herinnering houden, charmant, beeldschoon, heel communicatief.Een regelmatig terugkerend thema wordt gevormd door de problemen van een zangersleven: “Je moet het doen wanneer je er de stem voor hebt, niet later”. Er zijn andere korte fragmenten met Schwarzkopf tijdens een repetitie met Aldo Ciccolini voor een recital in Versailles, een luchtige discussie met haar man, Walter Legge, een kostelijk moment met Willi Boskovsky die de obligate vioolpartij speelt in ‘Wien,Wien’. Tot slot begeleidt ze zichzelf in het nogal eens geparodieerde Zwitserse volksliedje Gsätzli. Maar het verrassendste moment is welhaast wanneer ze naast Peter Anders als Carmen optreedt in Werner Hochbaums film Drei Unteroffiziere.Het essay van John Steane in het begeleidende boekje is interessant, maar moeilijk leesbaar (kleine blauwe letters op een eveneens blauwe achtergrond) en het menu is waardeloos omdat geen enkel detail wordt gegeven over de muziek en wanneer die werd opgenomen. Elisabeth Schwarzkopf. A self-portrait. EMI 492.852-9 (57’, 4:3, geluid 1.0, regio 0).
De titel van deze TV documentaire uit 1995 suggereert dat de zangeres die op een gegeven moment beweert voortaan liever gehoord en niet gezien te worden zelf de inhoud van het zelfportret bepaalde. Logisch echter domineren de beeldfragmenten, te beginnen in de jaren dertig vorige eeuw en zelfs in de tuin van haar Zwitserse woning. Maar er komt veel interessant materiaal langs, onder andere van Schwarzkopf als Marschallin in Der Rosenkavalier, Elvira in Don Giovanni en de gravin in Nozze di Figaro. Veel is zichtbaar nagesynchroniseerd en uit alles blijkt dat de zangeres inderdaad van nature geen filmster was, maar een volbloed theaterdier. Natuurlijk komen ook veel liederen aan de orde, vaak in samenwerking met Gerald Moore, maar bijvoorbeeld ook met Aldo Ciccolini. Niet onbelangrijk is ook de inbreng van haar man, producer Walter Legge. Aan het eind van het helaas net geen uur durende programma kan iedereen zich een uitstekend beeld vormen van het unieke dat Schwarzkopf eigen was.