VIOLIN, THE ART OF
The art of violin. Documentaire van Bruno Monsaingeon met bijdragen van Mischa Elman, George Enescu, Christian Ferras, Zino Francescatti, Ivry Gitlis, Boris Goldstein, Arthur Grumiaux, Ida Händel, Hillary Hahn, Josef Hassid, Jascha Heifetz, Leonid Kogan, Laurent Korcia, Fritz Kreisler, Alexander Markov, Yehudi Menuhin, Nathan Milstein, Ginette Neveu, David Oistrakh, Itzhak Perlman, Michael Rabin, Ruggero Ricci, Isaac Stern, Henryk Szeryng, Joseph Szigeti, Jacques Thibaud en Eugène Ysaye. NVC 8573-85801-2 (113’, 4:3, geluid mono, regio 2-6). 2000 In de beste eigenschappen van de videoproducties van Bruno Monsaingeon is sprake van een gelukkig huwelijk tussen de technische expertise van de geboren documentairemaker en een groot muzikaal instinct. Daarvan is van meet af aan duidelijk sprake in de film The art of violin. Al na een minuut of wat vertelt Itzhak Perlman dat violisten van de ‘oude school’ zo totaal verschillend van elkaar klonken. Nauwelijks heeft hij dat vastgesteld of Monsaingeon zorgt voor de bewijsvoering. Hij last filmfragmenten aan elkaar van Mendelssohns vioolconcert, uitgevoerd door verschillende groten: David Oistrakh (1958), Isaac Stern (1957), Christian Ferras (1963), Fritz Kreisler (1927, in feite een stukje zwijgende film waaraan de soundtrack van een opname uit 1935 is toegevoegd), Nathan Milstein (1966), tweemaal Yehudi Menuhin (1979 en 1947), Arthur Grumiaux (1961), Jascha Heifetz (1959) en – haast het boeiendst van al – Mischa Elman (1962). En inderdaad: ze klinken verschillend, heel erg verschillend zelfs!Maar wat is het technische mechanisme dat deze interpretatieve verschillen in klank omzet? De toelichtingen in interviewvorm zijn wat dat betreft heel verhelderend, zeker de doelgroep waarop de documentalist zich richt in aanmerking nemend. De belangrijkste commentatoren zijn Perlman, Gitlis, Händel, Menuhin en Hahn en allen tonen inzicht, welsprekendheid en een duidelijk enthousiasme.In wezen gaat het om twee films. De eerste, The devil’s instrument, bevat de interessantste archiefopnamen, de tweede Transcending the violin gaat meer over specifieke instrumenten en de beroepsopvattingen in het algemeen. Menuhin onderstreept nog eens hoe onbezielde virtuositeit leidt tot een soort zelfvernietigingproces en het is daarom pest passend dat de film eindigt met Bachs Chaconne die hij zelf speelde tijdens het Gstaad festival in 1972. Menuhin op zijn best. Eerder in de documentaire horen we hem ook in een fraaie uitvoering van ‘Erbarme dich’ uit Bachs Matthäus Passion, zoals die in 1947 werd opgenomen in Hollywood.Voorafgaand aan Menuhins Bach ervaren we de indringende blikken en de muzikale intensiteit van Ginette Neveu wanneer ze de laatste bladzijden van Chaussons Poème in ons geheugen grift. We zien hoe Szigeti Schuberts De bij aflevert, van passend commentaar voorzien door Händel, Perlman en Gitles. We nemen kennis van Elmans preoccupatie met klank omwille van de klank en de negatieve kritiek daarop, hoewel zijn claim dat de jonge generatie violisten veel te danken heeft aan de oude best hout snijdt.Een kort gedeelte is gewijd aan wonderkinderen: de 12-jarige Ruggero Ricci die verbluffend mooi het 5e vioolconcert van Vieuxtemps speelt, de al lang vergeten Boris Goldstein met Kreisler, prachtig van toon, maar interpretatief nogal stijfjes. Dan het tragische geval van Michael Rabin die in 1972 overleed aan een overdosis drugs, maar die sterk imponeert met Kreislers Tambourin chinois. Een Electrocord geluidsopname van Enescu’s 3e vioolsonate werd gebruikt om de filmbeelden van die uitvoering door Enescu zelf en Dinu Lipatti te illustreren. Zino Francescatti wordt door Gitlis geprezen om zijn Latijnse warmte en speelt om dat aan te tonen Bazzini’s La ronde des lutins met het aplomb van een Heifetz.Verder passeren een brok zwijgende film van Ysaye en fraaie geluidsfilm fragmenten van Thibaud, Kogan en Szeryng. En dan zijn er ook verrassingen: Perlmans houding ten opzichte van Szeryng die min of meer door Hahn wordt gedeeld. Een tamelijk negatieve houding. Szeryng wordt bewonderd om zijn toon, maar gehekeld vanwege een gebrek aan persoonlijkheid. Szeryng: “Hij klinkt als ieder ander’ en ‘Wanneer ik naar een violist luister en niet weet wie het is, denk ik automatisch dat het wel Szeryng zal zijn”. Dat oordeel zal wel wenkbrauwen doen fronsen, want een mooiere opname van bijvoorbeeld Schumanns vioolconcert door Szeryng is moeilijk te vinden.Nathan Milstein is – koeltjes als altijd – te horen en te zien in Bach en Paganini. Een Engelse interviewer vraagt hem waarom zoveel Joodse uitvoerende musici zo opvallend goed zijn. Milstein antwoordt dat hij ook heel wat niet zo goede Joodse musici kent. Hij stelt dat niet ras en afkomst, maar talent en opleiding maatgevend zijn. Zo is het ook. Gitlis heeft het over de mythe van Heifetz’ kilheid terwijl hij vraagt met dichte ogen naar hem te luisteren, waarna Perlman de prachtige toon tijdens concerten van Heifetz vergelijkt met de kale, agressieve klank van zijn veel te ‘close’, te direct gemaakte opnamen. We zien brokjes van een ‘geënsceneerd’ recital van Heifetz dat lang in privé-bezit was en waarin jongelui hard in de ronde lopen met de uitroep: “Hey guys, Heifetz is giving a free concert!” Hij speelt daar trouwens prachtig, met name Wieniavski’s geweldige Polonaise in D.Monsaingeons violistische Drievuldigheid bestaat uit Heifetz, Menuhin en Oistrakh met Stern als goede vierde. Perlman vergelijkt op passende wijze ‘Heifetz de god’ met Menuhin ‘de engel op aarde’. We zien verder Oistrakh en Menuhin die elkaar omhelzen na samen het dubbelconcert van Bach te hebben gespeeld in Boekarest. Oistrakh speelt ook het vioolconcert van Glazoenov, een keer met de componist als dirigent, een tweede met Kondrashin. Bovendien zijn we getuige hoe hij de grootse cadens uit het 1e vioolconcert van Shostakovitch aanpakt – heel rustig beginnend en dan met langzaam toenemende intensiteit.Het moge duidelijk zijn dat hier sprake is van een geweldige documentaire. Het gaat daarbij niet louter om de getoonde, vaak unieke fragmenten die natuurlijk onderling grote kwalitatieve verschillen tonen, maar juist ook om de geleverde commentaren die gelukkig niet van humor en relativering ontdaan zijn. Des te spijtiger achteraf dan Monsaingeon geen filmfragmenten van bijvoorbeeld Bronislaw Huberman of Adolf Busch kon vinden. Niet alleen liefhebbers van vioolmuziek en violisten zullen met de dvd even in de zevende hemel verblijven, ook niet-specialisten zullen er veel plezier aan beleven en een nieuwe kijk op de violistenwereld krijgen.