DVD Recensies

BERLIOZ: BENVENUTO CELLINI, GERGIEV

Berlioz: Benvenuto Cellini op. 23. Burkhardt Fritz, Maija Kovalevska, Laurent Naouri, Brindley Sherratt, Mikhail Petrenko, Kate Aldrich e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Valery Gergiev. Naxos 2.110271 (2u. 44’35”). 2007

 

Dit is een opvoering waarnaar men met een mengeling van verbluftheid, bewondering en afkeer kan kijken en luisteren, zo controversieel is hij. Wat we te zien krijgen is een hutspot van retro-futurisme à la de oude film Metropolis van Fritz Lang, een fantasie à la Batman’s Gotham City aangelengd met citaten uit Pranesi’s Carceri, een tableau vivant cartoon, gegoten in een vorm van een soort filmmontage, compleet met robots, een helikopter, een haai en een gevleugeld vehikel voor paus Clemens VII als popster uit het zestiende eeuwse Rome. Een geweldig spektakel met veel vuur en rook dat de ontwerpers van deze show veel tijd en moeite moet hebben gekost en dat wonder boven wonder in goede banen is geleid en dus een goede afloop heeft.

Dat geweldige spektakel, waarin een serieuze opera tot een soort musical is gemaakt, is te danken (of te wijten) aan regisseur Philipp Stölzl die liever nooit op barokopera’s moet worden losgelaten, zoekend naar ‘nieuwe, kleurige authenticiteit’. Hij maakte naam met Madonna’s coverversie van America Pie en de titelsong van de James Bond film The world is not enough voordat hij zich op deze operaregie stortte.

Met zijn credo: “De in cultuur geïnteresseerde perceptie van de mensen van mijn generatie is sterk gerelateerd aan film en show” is het niet zo gek dat we een volledige wapenrusting van beeldprojectie en speciale effecten te verwerken krijgen, dit alles aangekondigd op een bioscoop scherm en met leuke details als de flitsende decibelmeter op de buik van Ascanio (geweldig gezongen door Kate Aldrich overigens, maar waarom in hemelsnaam als typisch mechanisch bewegende robot). Prachtig en ook heel geloofwaardig is haar aria ‘Mais qu’ai-je donc?’ als zingend hoofd, ontkoppeld van het robotlijf. Daar staan meer echt mooie, zelfs imposante momenten naast zoals de scène waarin tenslotte het beeldhouwwerk wordt gegoten alsof dit zich in de hel afspeelt. Om het stuk te laten beginnen op Vastenavond tijdens een dan gehouden optocht is hierbij ook een handige vondst. 

Maar verder, op de keeper beschouwd, is het wat Wagner over Meyerbeer zei: ‘effect zonder oorzaak’. Waarom ziet het post-futuristische vroege Rome eruit als een modern New York? Waarom lijkt de paus het evenbeeld van Willy Wonka uit Charlie and the chocolate factory? Wat moeten die vreemd als aangeklede geraamtes uitgedoste manlijke mannelijke dansers, vliegende auto’s, duistere circusartiesten, de helikopter voor de titelheld en een terugkerend vaag treintje op de achtergrond?

Gelukkig is muzikaal alles goed in orde. 

De bezetting bestaat uit een gemengde West- en Oost- Europese groep zangers die over het geheel in zeer acceptabel Frans zingen. Heldentenor Burkhard Fritz is een temperamentvolle, niet volmaakt Frans zingende Cellini met groot vocaal uithoudingsvermogen en de 26-jarige Letse sopraan Maija Kovalevska die zich na een wat aarzelend begin ontpopt als een speelse en charmante Teresa (een best moeilijke rol); Visueel en auditief is het met haar een puur genoegen en het is logisch dat Cellini er  met haar vandoor wil gaan, ware niet dat hij verwikkeld is in een romantische touwtrekkerij met rivaal Fieramosca over diezelfde Teresa, de dochter van  pauselijke schatbewaarder Giacomo Balducci die eigenlijk voor hem, Fieramusca – die het complot doorziet en een list in de vermomming van een Capucijner monnik probeert, is voorbestemd. 

Een opvallend goede rol is ook voor Mikhail Petrenko als paus weggelegd. Met zijn typisch heel donkere Russische stem zorgt hij voor autoriteit. Alle lof ook voor het virtuoze, plooibare koor dat schijnbaar moeiteloos de complexe ritmen en syncopen afwikkelt.

Gergiev, beslist heel serieus te midden van alle drukte op het toneel, weet het orkest en daarmee de zangers (juist ook die van het koor) op te zwepen tot een bijna delirium.

Je kunt je na zo’n spektakel afvragen: hoe serieus moeten we deze opera over de gekwelde kunstenaar die moeizaam aan een pauselijke opdracht werkt en op allerlei manieren wordt afgeleid en tegengewerkt nemen? Wie twijfelt kan zich mogelijk toch overtuigen van de ware kwaliteiten van het stuk door de cd uitgaven van Colin Davis of John Nelson (zie CD Recensies) eens te beluisteren.