Britten: The turn of the screw. Mireille Delunsch, Hanna Schaer, Marie McLaughlin, Marlin Miller, Gregory Monk, Nazan Fikre met het Mahler kamerorkest o.l.v. Daniel Harding. Bel Air BAC 008 (dvd, 1u. 58’35”). 2001
In 1954 schreef Britten zijn kameropera The turn of the screw voor de English Opera Group die het werk in het theater La Fenice in première bracht. Dit werk is ongetwijfeld het beste van Brittens kameropera’s, pasklaar gemaakt voor zes zangers en dertien instrumentalisten waarvan de componist beslist de muzikale mogelijkheden kende.
Het libretto was geschreven door Myfanwy Piper (echtgenote van de schilder John Piper, die de décors voor heel wat opera’s van Britten ontwierp). Ze baseerde zich nauw op een verhaal van Henry James. Daarin gaat het over Miles en Flora, twee kinderen in een afgelegen landhuis waarin ze worden achtervolgd door de geest van Peter Quint, de man die ze waarschijnlijk seksueel heeft gebruikt. De preciese feiten van wat zich tussen Quint en de kinderen afspeelde is en blijft onduidelijk omdat de kinderen bijdragen uit de fantasie van hun gouvernante toevoegen.
Britten omschreef het gegeven als ‘het meest nabij voor me dan welk ander ook (hoewel ik niet durf te zeggen hoeveel dat over mijn eigen karakter zegt)’. Het werk werd snel geschreven en behoort tot zijn briljantste partituren. De constructie is heel hecht met een reeks variaties op een thema met gebruikmaking van alle twaalf noten van de chromatische toonladder. Waarschijnlijk mede omdat van de twee kinderen mocht worden verwacht dat ze deze in alle eenvoud konden zingen. Er zijn ook wat kinderrijmpjes in de partituur verwoven. Het kleurengamma dat Britten hier bereikt, is uitzonderlijk.
De onderhavige opname werd gemaakt tijdens het Aix-en-Provence festival 2001 en regisseur Luc Bondy, altijd goed voor een dwarse opvatting, situeerde de handeling niet in het oorspronkelijk bedoelde oude landhuis maar, veel met lichteffecten werkend, tegen heel sobere achtergronden die bestaan uit wisselende schermen. Ze scheppen ruimte.
Bij de zangers is het vooral Mireille Delunsch, die zich als gouvernante goed in het Engels weet uit te drukken, die zich van haast onwetende tot een waanzinnig geobsedeerde figuur ontwikkelt en als het ware de show steelt. Je gaat inderdaad aan haar geestesgesteldheid twijfelen. Opvallend is ook hoe ze haar charmes gebruikt om Miles zover te krijgen dat hij Quint vervloekt.
Marlin Miller vervult die nare rol ook uitstekend. Ook zorgen Gregory Monk (Miles), Nazan Fikre (Flora) en meer nog Mary McLaughlin (Miss Jessel) voor een vrijwel optimale realisatie, gesteund door de kundige, toegewijde Daniel Harding die eerder al een cd van deze opera (Virgin 545.521/2-2) verzorgde.