DVD Recensies

GLUCK: ORFEO ED EURIDICE

 

Gluck: Orfeo ed Euridice. Anita Rachvelisvili, Maite Alberola, Auxiliadora Toledano en Aline Vincent met Música Calana kamerkoor en het orkest BadArt o.l.v. Gordan Nicolic. C Major 710308 (1u 50’). 2011

 

Op dvd kenden we alleen nog maar traditionele, oude opnamen van Glucks meesterwerk: die van Leppard/Greenberg uit 1982 (Warner 5050467-3922-2-0) en die uit 1991 van Haenchen/Kupfer met JOchen Kowalski als Orfeus en handelend in het heden (Arthaus 100-417).

Alleen al daarom is het goed dat er eens een nieuwe visie tegenover wordt gezet. Het gaat hier om een best bijzondere, vernieuwende presentatie die vorige zomer tijdens het Spaanse festival Castell de Peralada werd voorgesteld met geheel nieuwe mensen als de Georgische Mezzo Anita Rachvelisvili die voordien triomfen als Carmen vierde aan de Scala in Milaan, de Deutsche Oper in Berlijn en de Met in New York in de titelrol. De Spaanse sopranen Maite Alberola (Euridice) en Auxiliadora Toledano (Amor) staan haar heel gelijkwaardig terzijde en dan is er nog een fraai ingevulde dansrol van Aline Vincent.

Regisseur Carlus Padrissa gaat vrij ver in zijn visie. Hij verlevendigt het statische drama op allerlei manieren. Hier komt niet de Griekse Oudheid tot een soort herleving, maar is eerder sprake van een Gesamtkunstwerk waarin de toneel-, de elektronische effecte- en de beeldwereld zijn verenigd en zelfs het orkest een toneelmatige rol vervult. 

Het kale toneel wordt gevuld met de in strakke grauwe, van verticale strepen die over de gezichten doorlopen voorziene kleding. Wanneer de ter weerszijden geplaatste leden zitten, verdwijnen hun benen in toneelgaten, maar ze bewegen ook veel en het is een wonder dat het samenspel daar niet onder te lijden heeft.

Een pilaar, later een catwalk zijn zo ongeveer de enige toneelattributen. Niet zelden zweven de zangers (beveiligd door goed zichtbare draden). De actie wordt verlevendigd door projectie van bijvoorbeeld gebouwen op het achterdoek, maar vooral door voortjagende projectiebeelden – veel wolkenluchten, aangepast aan de dramatische momenten – en meer nog door soms bliksemachtige lichtflitsen en suggestieve lichte lijnen. Fascinerend, maar soms ook veel nodeloze onrust veroorzakend. Er zijn ook prachtige vondsten, bijvoorbeeld van het achter een scherm geplaatste koor waarvan alleen de gezichten door een luikje zichtbaar zijn, soms ook met wapperende armen daarboven en een langgerekte projectie daarvoor. Zo wordt de opera ook een echt kijkspel, maar dus wel lichtelijk vermoeiend door de overdaad. 

Zo kun je – om het even of je er gelukkig mee bent of niet – nieuwe expressievormen binnen het muziektheater ontwikkelen.

Overtuigen doet het zeker. Niet alleen zingt Anita Rachvelisvili de titelrol met passend intense passie, ze acteert ook heel goed en hoe ze de dode Euridice tijdens het ‘Che farò’ behandlt, is ontroerend. Een onderhuidse kracht straalt de Euridice van Maite Alberola uit en als Amor zingt Auxiliadora Toledano heel mooi helder.

De nieuwe verfrissende vorm overtuigt best, niet in het minst omdat de uitvoering op zo’n hoog muzikaal niveau staat. De beeldregie heeft zich daar keurig op ingesteld.