Mahler: Symfonie nr. 6 in a. Luzern festival orkest o.l.v. Claudio Abbado. EuroArts 2055649 (1 dvd, 89’). 2006
Of dit met één bijdrage per jaar van het festival ooit leidt tot een complete Mahlercyclus van het huisorkest uit het – ook akoestisch fraaie – nieuwe Kunsthaus (officieel Concertzaal van het Conventiecentrum aan het meer)? Misschien met uitzondering van de Achtste. De Tweede werd in augustus 2003 opgenomen (EuroArts DV-COMS2), van de Negende bestaat met Abbado een opname van het Mahler jeugdorkest uit Rome (EuroArts 2054009) en de Derde werd 19 augustus 2007 door Arte direct op tv uitgezonden met Lisa Larsson, de dames van het Weense Schönbergkoor en het festival orkest, dus die ligt ook klaar.
Het is altijd weer interessant om te kijken wie van de bekenden nu weer meespelen in het ensemble met als kern steeds leden van het Berlijns filharmonisch (concertmeester Kolja Blacher, aanvoerders tweede violen Raphael Christ en Hanns-Joachim Westphal, bij de alten Wolfram Christ voorop, hoornist Alessio Allegrini, eerste trompet Reinhold Friedrich) maar ook met een keur van andere, meest ook solistisch bekenden als Jacques Zoon (fluit), Sabine Meyer (klarinet), Milan Turkovic (fagot), Natalia Gutman (cello) en Alois Posch (contrabas). Bij de eerste violen was het ook leuk Iris Juda terug te zien. De leden van het Hagen kwartet deden in 2006 blijkbaar niet mee.
De beeldregie bij de opnamen tot nu toe valt te loven. Totaalbeelden en close-ups wisselen elkaar niet onrustig af, steeds is de essentie van wat in het orkest gebeurt en wat de dirigent doet te zien. Pluim voor de heren Beyer en Smaczny. Aardig de bemoedigend dankbare lachjes van Abbado na weer een geslaagd deel. Microfoons en andere storende parafernalia zijn niet in beeld zodat de kijker/luisteraar zich kan concentreren op de muziek.
In een haast elektrisch geladen concertatmosfeer graven Abbado en zijn orkest haast nog dieper dan gewoonlijk in de aard mens en noodlot van dit tragische werk. Tot aan de laatste klap op de grote trom die is alsof het deksel van een doodskist wordt dichtgeslagen komt de dramatische sfeer van het werk hier tot uiting. Gelukkig zorgt het tere langzame deel voor enige ontspanning, maar de quasi doodsstrijd van de lange, ruim een half uur durende finale klinkt nog lang door in het gemoed van de ontvankelijke luisteraar. Terloops attendeert Abbado die luisteraar ook nog op de banden met het verleden (Wagner) en de toekomst (Schönberg, Berg, Webern).
In grote bogen, met knappe ritmische beheersing wordt Mahlers wereld verkend en recht gedaan. Ook het scherzo vormt een hoogtepunt.
Op de beeld- en geluidskwaliteit valt nauwelijks iets aan te merken.