Monteverdi: Il ritorno d’Ulisse in patria. Krešimir Špicer, Marijana Mijanović, Cyril Auvity, Zachary Stains, Eric Raffard, Rebecca Occenden, Bertrand Bontoux e.a. met Les arts florissants o.l.v. William Christie. Regie: Adrian Noble. Virgin 490.612-9 (174’, 16:9, geluid 2.0, 5.1, regio 0). 2002
Monteverdi: Il ritorno d’Ulisse in patria. Dietrich Henschel, Vesselina Kasarova, Jonas Kaufmann, Boguslaw Bidzinski, Anton Scharinger en het La Scintilla orkest, Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Regie: Klaus-Michael Grüber. ArtHaus 100.352 (155’, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2002
Het verhaal van Ulysses die na twintig jaar afwezigheid terugkeert naar Troje en tijdens zijn odyssee zijn verbannen zoon en zijn trouwe, door huwelijkskandidaten achtervolgde Penelope aantreft mag voor iedere kenner van Homerus bekend worden geacht. Ook bij Monteverdi treffen we alle voor de handeling noodzakelijke figuren - goden en gewone stervelingen – aan Ulysses heeft Neptunus als vijand, maar Minerva als bondgenote die hem een vermomming geeft zodat hij niet wordt herkend.
In wezen is dit (en niet de populairder Orfeo) de mooiste van Monteverdi’s drie overgeleverde opera’s. Het werk ontstond dertig jaar later dan Orfeo en beleefde in 1640 zijn eerste opvoering in het San Cassiano theater. Het libretto van Giacomo Badoaro is uiteraard gebaseerd op Homeros Odyssee
Het werk vertelt van Penelope’s trouw en standvastigheid gedurende de 20-jarige afwezigheid van Ulysses tijdens de Trojaanse oorlogen en het weerstaan van de overlast die haar thuis in Ithaca wordt aangedaan door andere pretendent minnaars, tenslotte gevolgd door de blijde hereniging met haar man.
Monteverdi omkleedt het verhaal met een muziek die nog welsprekender is dan in zijn andere opera’s, met name in Penelope’s lange monoloog aan het begin van het werk en in de scènes waarin Ulysses in vermomming thuis terugkeert om zijn onwelkome rivalen te verslaan. Penelope heeft daar een wedstrijd georganiseerd: wie Ulysses’ boog kan bemachtigen, mag haar huwen. Allen falen, behalve de als bedelaar vermomde Ulysses die vervolgens zijn mededingers doodt. Penelope vreest een list en (h)erkent haar man pas nadat deze nauwkeurig de gebreide sprei op hun huwelijksbed heeft beschreven.
Ulisse is de meest verwaarloosde opera van Monteverdi, misschien omdat het zo hoofs toegaat in dit werk, dat niettemin zeer gevarieerd is. Het recitativo vormt nog steeds het belangrijkste expressiemiddel, maar aria’s intensiveren het drama, in het bijzonder Penelope’s ‘Illustratevi, o cieli’ uit de 3e akte.
Beide dvd-v opnamen ontstonden in hetzelfde seizoen 2002. Eerst iets over de Franse vertolking.
Regisseur Adrian Noble, decor- en kostuumontwerper Anthony Ward en de ervaren videoproducent Humphrey Burton hebben de handeling in een uiterst sober, zelfs vrij kaal decor met een paar planten terzijde geplaatst waardoor men niet van de essentie van het werk wordt afgeleid en de emoties der medespelenden intens uitkomen. Aan het begin van het werk, in de proloog kwellen Fortuna, Il tempo en Amore de naakte manlijke gestalte van L’umana fragilità: een gewaagde vondst, zeker wanneer wordt bedacht dat het hier om een vrouwenfiguur zou gaan.
De bezetting van deze uitvoering die teruggaat tot opvoeringen tijdens het Festival van Aix-en-Provence is een duidelijk jonge, met veel hier onbekenden. Krešimir Špicer mag er juist omdat hij nog jong is in de titelrol dan ongeveer even oud uitzien als zijn zoon, vooral de manier waarop hij acteert en in iets mindere mate de manier waarop hij zingt (sommige hoge noten klinken wat geknepen) dien dat snel vergeten. Heel treffend en ontroerend is bijvoorbeeld zijn herhaalde kreet ‘Telemaco’ in het herkenningstafereel. De Penelope van Marijana Mijanović is zonder meer geweldig als Penelope, aanvankelijk bevreesd en eenzaam, later verontwaardigd en tenslotte ingehouden extatisch als ze met de woorden ‘Hor si ti riconosco’ met haar echtgenoot wordt herenigd.
Bij de kleinere rollen zorgen Katalin Károlyi (Melanto) en Zachary Stains (Eurimaco) voor emotionele lading, verleent Joseph Cornwell voor een heel persoonlijke invulling van de rol van Eumete en is Robert Burt een boeiende kleverige Iro.
De in dit soort repertoire door de wol geverfde William Christie gebruikt een uitgave van Alan Curtis en leidt zijn ensemble met veel stijlbesef en vaste hand. Al met al een volkomen geslaagde onderneming.
Dan de Zwitserse aanpak van Harnoncourt die zich daar door de jaren heen veel aan Monteverdi waagde. De bijzondere samenwerking tussen de opera in Zürich en Harnoncourt gedurende de jaren zeventig en tachtig vorige eeuw waren cruciale mijlpalen om historische werken op het toneel te vitaliseren, uit de dorre muziekwetenschapwereld te bevrijden en geschikt te maken voor een eigentijds publiek. In 1977 oogstte Ulysses al groot succes, mee dankzij de verbeeldingsvolle regie van Jean-Pierre Ponnelle en de gulle orkestrale inbreng van Harnoncourt. Bij deze video-opname uit 2002 ter viering van de vijfentwintigjarige samenwerking tussen Harnoncourt en Ponelle gaat het om een heropvoering na jaren die nog mooier is dan de cd opname uit 1971 (Teldec 2292-42496-2, 3 cd’s) laat blijken.
Ditmaal echter was de regie in handen van Klaus-Michael Grüber die de handeling plaatste in een simpele, vrij kale, witte open ruimte met mozaïekvloer. Daar kan men gelukkig mee zijn, of niet. Wezenlijker is dat er ongelooflijk mooi en expressief wordt gezongen, vooral natuurlijk door Kasarova en Henschel als beide protagonisten. Maar ook de rest van de bezetting lijkt daardoor aangestoken, getuige bijvoorbeeld de heerlijke discussie tussen de onbarmhartige Neptunus en de vredelievende Jupiter uit het vierde tafereel van de eerste acte: luim en ernst staan hier fraai tegenover elkaar.
Monteverdi leverde slechts de essentie van het werk aan en de nadere invulling werd aan de vertolkers overgelaten. Hier is daarvoor een heel passende oplossing gevonden. De vocale inbreng is nog vrijer, welsprekender, vooral dankzij beide belangrijkste protagonisten: Vesselina Kasarova als Penelope en Dietrich Henschel als Ulysses. Mooier kan haast niet. Ook de andere zangers overtuigen erg goed. Neem de bijzondere discussie tussen de grimmige Neptunus en de vredige Jupiter in het vierde tafereel uit de 1e akte, waar ernst en luim fraai tegenover elkaar worden geplaatst. Andere uitblinkers zijn Rudolf Schaschings komische Iro, Isabel Rey’s Minerva en Malin Hartelius’ Melanto. Martina Janková completeert het trio van uitstekende vrouwenrollen met haar ‘Procurero la pace’ tegen het eind.
Puristen kunnen bezwaar maken tegen het opvallend grote orkestapparaat, maar dat komt tegemoet aan het verlangen naar meer kleur en emotie. Monteverdi lijkt meer iemand van het pastel dan van de ets. De enige smet op de opname zijn vlagen van slechte dubbing in de 2e akte. Verder alle waardering. Mooi, zoals beide producties aan elkaar zijn gewaagd.