Mozart: Così fan tutte. Dorothea Röschmann (FIORDILigi), Katharina Kammerlohner (Dorabella), Daniela Bruera (Despina), Werner Güra (Ferrando), Hanno Müuller-Brachmann (Guglielmo) en Roman Trekel (Don Alfonso) met het Ensemble van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Daniel Barenboim. Regie: Doris Dörrie. TDK DV-OPCFT (2 dvd’s, 172’, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2002
Mozart: Così fan tutte. Amanda Roocroft (Fiordiligi), Rosa Mannion (Dorabella), Eirian James (Despina), Rainer Trost (Ferrando), Rodney Gilfry (Guglielmo), Claudio Nicolai (Don Alfonso) met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 073-026-9 (2 dvd-v’s, 193’, 16:9, geluid 5.1, regio 0). 1992
Mozart: Così fan tutte. Cecilia Bartoli (Fiordiligi), Agnes Baltsa (Despinla), Liliana Nikiteanu (Dorabella), Roberto Sacca (Ferrando), Oliver Widmer (Guglielmo) en Carlos Chausson (Don Alfonso) met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. ArtHaus 100.012 (2 dvd-v’s, 275’ + 22’, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2000
Mozart: Così fan tutte. Daniella Dessì (Fiordiligi), Delores Ziegler (Dorabella), Adelina Scarabelli (Despina), Jozef Kundlák (Ferrando), Alessandro Corbelli (Guglielmo) en Claudio Desderi (Don Alfonso) met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Riccardo Muti. Regie: MIchael Hampe. Opus Arte OALS 3006D (187’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1988
In 1992 koos Gardiner in het Parijse Châtelet theater voor de eigen regievoering in zijn reeks semiscènische opvoeringen liet hij de videoverwerking (in cd vorm bekend als Archiv 437.829-2) over aan Peter Mumford. Gardiner wilde zelf mede de regie voeren en een hand in de aankleding hebben omdat hij vond dat de meeste regisseurs en decorbouwers te weinig rekening hielden met wat Da Ponte en Mozart voor ogen stond. Het beeld erbij is hier inderdaad pure winst, want het mousserende karakter van het stuk zowel als de onderhuidse eigenschappen komen nu nog beter uit de verf.
Carlo Tommasi zorgde voor een stijlvol maar sober decor dat onopgesmukt het libretto recht doet en een 18e eeuws beeld geeft op Napels met de Vesuvius op de achtergrond.
Gardiners zangers, alle jong en dus van de juiste leeftijd, gaan geheel mee in die opvatting. Roocroft is een onverschrokken, expressief overtuigende Fiordiligi, Rosa Mannion, ook sopraan zoals oorspronkelijk bedoeld zorgt voor een levendige en vurige Dorabella; Rainer Trost is een kwetsbare, jeugdige Ferrando en weet uitstekend raad met zijn lastige partij en zorgt voor groot contrast met de macho uitbeelding van Guglielmo door Rodney Gilfry. De vier stemmen mengen fraai. Dan zijn daar een ondeugende, door de wol geverfde Despina van Eirian James en een filosofische Don Alfonso van Claudio Nicolai.
Toegegeven, er zijn vocaal nog betere dameskoppels (Schwarzkopf/Otto, Schwarzkopf/Ludwig, Flemming/Von Otter, Della Casa/Ludwig, Gens/Fink, Te Kanawa/Stratas bijvoorbeeld op cd), maar ze kunnen er wat hun zangprestaties betreft goed mee door en overtuigen in elk geval ook fraai qua leeftijd. Vrijwel onovertroffen daarentegen is Rainer Trost als Ferrando. Met name in de aria ‘Una aura amorosa’. Ook Rodney Gilfry als Guglielmo is niet te versmaden trouwens; hij ageert bij wijze van nuttig contrast als echte macho. Eirian James is een sprankelend huiskatje als Despina, Claudio Nicolai een wijze, enigszins afstandelijke Don Alfonso. Alle zangers zijn vrijwel perfect in het gebeuren geïntegreerd.
Aan vitaliteit en raffinement ontbreekt het in het orkestaandeel met (quasi) authentiek instrumentarium niet, daarvoor zorgt de als steeds geëngageerde Gardiner wel. Het zichtbare en hoorbare resultaat laat vrijwel geen wens onvervuld. Gardiner weet met het orkest voortreffelijk de emotionele opschudding weer te geven die door Don Alfonso’s plan om de trouw van de lieflijke verloofden op de proef te stellen. De orkestinbreng is tamelijk grootschalig, maar getuigt ook van verfijning en gevoel. Mannion acteert ook zichtbaar fraai wanneer ze ‘valt’ voor haar zogenaamde Albanese minnaar. Peter Mumford zorgde voor een passend videobeeld. Zodat zonder meer van een heel geslaagd beeld sprake is.
Bij wijze van groot contrast situeerde de Münchense filmmaakster Doris Dörrie de Berlijnse opvoering in 2002 in de ‘sweet sixties’ in een soort broeikas met de beide zusjes in Mary Quant jurkjes en Despina in een met Indiase patronen verwante dracht. Naar een tijd waarin huwelijkse trouw en moraal ook hevig ter discussie stonden, waarschijnlijk net als in de tijd van Da Ponte. In tegenstelling tot wat Peter Sellars ooit uithaalde met de vervreemding tot Despina’s dinner of hoe in Glyndebourne de handeling werd verplaatst naar een oceaanstomer, werkt Dörries concept best.
Het meubilair en de verdere aankleding herinneren ook aan de jaren zestig. Barenboim, zelden groots als Mozartvertolker, zorgt voor een gemütlich mild maar levendig muzikaal kader waarin het wat aan scherpte en esprit ontbreekt, maar dat relatieve tekort wordt met veel élan ingevuld door het zangersteam. Voorop Werner Güra als Ferrando en Dorothea Röschmann als felle Fiordiligi (prachtig in ‘Come scoglio’). Maar ook Roman Trekel als ware slechterik en Daniela Bruera als kamerkatje Despina onderscheiden zich positief, eerstgenoemde toont wat nare, blafferige trekjes. Deze versie is een echt mooi contrast met en alternatief voor die van Gardiner.
Een geval apart is natuurlijk de Così die in 2000 in Zürich op het toneel werd gezet met als grootste attractie de Fiordiligi van Cecilia Bartoli. Logisch dat ze erg de aandacht trekt maar ze verdient het ook best want ze maakt èn vocaal èn acterend wat van deze rol. Niet dat haar zusje Dorabella (Liliana Nikiteanu) daarbij in het niet verzinkt, maar het koppel is toch wat onevenwichtig. Agnes Baltsa, merkbaar eigenlijk te oud als Despina, zet toch een geloofwaardig kamerkatje neer, als de verloofden overtuigen ook Roberto Sacca (Ferrando) en Oliver Widmer (Guglielmo) en Carlos Chausson is een wijze, intrigerende Don Alfonso. Harnoncourt die in de jaren tachtig in Wenen een reeks nogal stroperige en te detailgerichte opvoeringen van deze opera in de Staatsoper leidde, is wat ontdooid hier en de regie van Jürgen Flimm is geestig en ad rem; Brian Large bracht het geheel fraai in videobeeld.
De Zwitserse ArtHaus productie lijkt vooral geschikt voor Bartolibewonderaars, maar als het om een homogene, compromisloze vertoning gaat, verdienen Gardiner, op korte afstand gevolgd door Barenboim de voorkeur.
De aanvankelijk op vhs tape uitgegeven Scala opname uit 1988 van Muti is inmiddels ook op dvd-v verdoekt. Muti is hier op zijn best als Mozartvertolker al zet hij soms de muziek even teveel onder druk, maar hij is tenminste subtieler dan gewoonlijk in dit repertoire. De beide zusjes met mooi contrasterende stemmen zijn in goede handen bij Dessì (Fiordiligi) en Ziegler (Dorabella), al is laatstgenoemde nogal een vocale zwaargewicht. Jammer dat de heel goede Kundlak (Ferrando) zijn tweede aria moet missen. Corbelli is goed voor een in alle opzichten innemende Guglielmo, de pittige Despina komt van Scarabelli en Desderi domineert waar nodig het toneel als Alfonso.
De uiteindelijke keus lijkt de gaan tussen de traditionele Muti en de authenticiteit nastrevende Gardiner.