Mozart: Don Giovanni. Thomas Allen (Don Giovanni), Carolyn James (Donna Anna), Carol Vannness (Donna Elvira), Kjell Magnus Sandve (Don Ottavio), Ferruccio Furlanetto (Leporello), Andrea Rost (Zerlina), Reinhard Dorn (Masetto), Matthias Hölle (Commendatore) met het Keuls operakoor en het Gürzenich orkest, Keulen o.l.v. James Conlon. ArtHaus 100.020 (173’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1991
Mozart: Don Giovanni. Cesare Siepi (Don Giovanni), Elisabeth Grümmer (Donna Anna), Lisa della Casa (Donna Elvira) , Erna Berger (Zerlina), Anton Dermota (Don Ottavio), Otto Edelmann (Leporello), Walter Berry (Masetto) en Rafael Arie (Commendatore) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Wilhelm Furtwängler. Regie: Herbert Graf. DG 073-019-9 (177’, 4:3, geluid 1.0, regio 0). 1954
Mozart: Don Giovanni. Samuel Ramey (Don Giovanni), Anna Tomowa-Sintow (Donna Anna), Julia Varady (Donna Elvira), Kathleen Battle (Zerlina), Gösta Winbergh (Don Ottavio), Ferrucio Furlanetto (Leporello), Alexander Malta Masetto) en Paata Burchuladze (commendatore) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Regie: Michael Hampe. Sony SVD 46383 (193’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1987
Mozart: Don Giovanni. Gilles Cachemaille (Don Giovanni), Hilevi Martinpelto (Donna Anna), Adrianne Pieczonka (Donna Elvira), Juliane Banse (Zerlina), John Mark Ainsley (Don Ottavio), Steven Page (Leporello), Roberto Scaltriti (Masetto) en Gudjon Oskarsson (commendatore) met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Yakov Kreizberg. Regie: Deborah Warner. Warner NVC Arts 0630-14015-2 (176, 4:3, geluid 2.0, regio 2-6). 1995
Mozart: Don Giovanni. Ruggero Raimondi (Don Giovanni), Edda Moser (Donna Anna), Kiri te Kanawa (Donna Elvira), Teresa Berganza (Zerlina), Kurt Riedel (DonOttavio), José van Dam (Leporello), Malcolm King (Masetto) en John Macurdy (commendatore) met het Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. Lorin Maazel. Artificial Eye ART 014 (vhs). 1991
Mozart: Don Giovanni. Dalibor Jedlička (commendatore), Jířina Marková (Donna Elvira), Ludek Vele (Leporello), Vladimir Doležal (Don Ottavio), Zdenĕk Harvánek (Masetto), Andrei Bestchasny (Don Giovanni), Nadezdha Petrenko (Donna Anna) en Alice Randová (Zerlina) met het Ensemble van het Praags Nationaal Theater o.l.v. Charles Mackerras. Cascavelle 2001, Amado 2001 (152’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1991
Mozart: Don Giovanni. Thomas Allen (Don Giovanni), Edita Gruberova (Donna Anna), Ann Murray (Donna Elvira), Susanne Mentzer (Zerlina), Francesco Araiza (Don Ottavio), Claudio Desderi (Leporello), Natale de Carolis (Masetto) en Sergei Kopčák (commendatore) met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Riccardo Muti. Regie: Giorgio Strehler. Opus Arte OALS 3001D (179’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1987
De intrige van Mozarts Don Giovanni behelst de bekende moraliteit van de flirtpartijen van Don Juan die tenslotte tot zijn verdoemenis leiden, maar Mozart maakt van dit waarschuwingsspel een reeks karakterstudies. De Don zelf is een monster, maar hij is een onweerstaanbaar monster: de verleidelijke schoonheid van zijn beroemde serenade die hij zingt voor de gedienstige van een van zijn duizend bedrogen liefdes, de bovenmenselijke energie van de ‘champagne aria’ en de dubbelzinnige passies die hij inspireert bij de vrouwen die hij op zijn pad vindt, wekken alle de verdenking dat Mozart – zoals Blake over Milton opmerkte – was “of the devil’s party without knowing it.”
De handeling in deze opera pendelt tussen hoogwaardige farce en diepe tragedie, culminerend in een buitengewone banketscène waarin Mozart weigert om berouw te tonen en door de geest van de man die hij in het eerste tafereel had gedood naar de hel wordt gesleept. Ruim tweehonderd jaar later is dat nog steeds een van de meest angstaanjagende taferelen in de opera.
De oudste beeldopname, een echt historisch document, is de verfilming door Paul Czinner van een door de leden van de Weense Staatsopera onder Furtwängler gegeven uitvoering tijdens het Salzburg festival 1954. Herbert Graf voerde geheel in de stijl van die dagen de regie en maakte goed gebruik van de enorme ruimte in de Felsenreitschule. Het gaat hier niet om de reportage van een opvoering, maar om een speciale (vaak ’s nachts!) gemaakte en gemonteerde verfilming. Het is nu een waar monument uit die tijd en niet voor herhaling vatbaar: enorme, grote decors, stijlvolle kostuums, weinig ingrepen van de regie waardoor men eigenlijk weinig betrokken raakt bij het doen en laten van Don Giovanni. Ook Furtwänglers opvatting – traag, vettig, romantisch – ‘kan’ tegenwoordig niet meer. En toch…..! Overigens is ‘live’ opname van een van diezelfde opvoeringen in Salzburg (EMI 763.860-2, 3 cd’s) beter en vlotter in dit opzicht.
De bezetting was een sterke met Siepi’s joviale, elegante, voorkomende, allerminst demonische Don, Della Casa’s prachtig stijlvol gezongen en geacteerde Elvira, Grümmer als niet minder indrukwekkende Donna Anna, Dermota als gladde Ottavio (helaas is zijn aria ‘Dalla sua pace’ gecoupeerd). Alleen Edelmann is te Duits qua voordracht en acteren om een geloofwaardige Leporello te zijn en, Berger zingt fraai maar oogt te oud als Zerlina, Berry die wel haar zoon lijkt, is een charmante maar nog onervaren Masetto en Ernster een middelmatige Commendatore.
Het camerawerk is aan de rudimentaire kant, maar de zwart/wit beeldkwaliteit is voortreffelijk en de geluidskwaliteit goed, behalve waar Della Casa’s stem in climaxen aan enige vervorming lijdt. Als voor herhaling vatbare opname van deze opera schiet deze opname tekort, maar het gaat wel om een belangrijk document op het gebied van prille operaverfilming.
Voor de Milanese opvoering uit 1987 streefde regisseur Strehler klaarblijkelijk naar het bij voorkeur zichtbaar maken van de vertolkers als silhouet tegen een helder blauwe lucht terwijl het toneel vrij duister bleef. Een wat eenzijdige benadering, maar verder is de aanpak traditioneel vlot. Muti is niet iemand die men primair als Mozartvertolker kan beschouwen. Hij gaat vlot en dramatisch, maar ook nogal romantisch te werk en laat een vettige strijkersklank horen. Bij de solisten is het goed Allen weer als Don te beleven, haast beter acterend als bij Conlon, maar wat minder goed bij stem hier. Ook Desderi als Leporello is wel eens overtuigender geweest. Araiza als Ottavio blinkt wel uit. Teleurstellend daarentegen is Gruberova als Donna Anna; Murray overtuigt ietsje meer, maar ook niet geheel als Donna Elvira en alleen erg goed is Mentzer als Zerlina. Tengevolge van de zwakke plekjes haalt deze uitgave de finale niet.
Over de onbekende opname van Mackerras valt niets naders te zeggen. Ook de alleen op vhs band of in Nederland niet leverbare versie van Maazel blijft hier verder buiten beschouwing en lijkt ook niet echt voorbestemd om tot de favorieten te behoren. Ook de Sony dvd-v van Karajan haalt de eindstreep niet. Het gaat om de verfilming van een van Karajans laatste Salzburgse voorrstellingen, die eerder op laserdisk was uitgebracht. Lofwaardig is het optreden van Varady als Elvira en iets mindere mate van Tomova-Sintov als de andere donna, (Anna) en vooral ook van Furlanetto (Leporello). Winbergh is een heel goede Ottavio, maar Ramey is een bleekschetige, weinig charismatische Don Giovanni en Battle een in alle opzichten zwakke Zerlina. Karajan was nooit een echt stijlvol Mozartvertolker en hier ageert hij wat stijfjes, te weinig vitaal. De decors van Pagano vullen het Grosse Festspielhaus heel mooi, maar Hampe overtuigde met zijn regie beter bij Conlon in Keulen al is Giovanni’s hellevaart een hoogtepunt in de verder qua beeld en geluid mooie productie.
Helaas is de aanpak van Deborah Wagner als producer van een reeks opvoeringen in Glyndebourne (augustus 1995) van dien aard dat één keer aanschouwen van het resultaat al een hele opgave is. Misschien dat in sommige kringen haar uiterst manonvriendelijke om niet te zeggen manvijandige opvattingen aanslaan, maar hier is sprake van een zo antiproductief interventionisme dat de opera geweld wordt aangedaan (al ging Graham Vick in Glyndebourne zo mogelijk nog verder in 2000). Hier worden de grenzen van het geloofwaardige en aanvaardbare overschreden in een vlaag van deconstructivistische overdrijving die niets meer over laat van Da Ponte’s en Mozarts bedoelingen. Jammer van de zorg en de kwaliteit die dirigent Kreizberg en met name de zangers Page (Leporello), Martinpelto (Donna Anna) en Juliane Banse (Zerlina) bieden. Ook de decors zijn al even verschrikkelijk als de gimmicks van de regie. Het is alles veel te eccentrisch en van alle bekoring ontdaan.
Nee, dan de Keulse versie van Conlon en Hampe uit 1991, ook een ‘live’ opname en balsem voor de geest voor eenieder die de buik vol heeft van die moderne, vervreemdende ‘psychologische’ opvoeringen. Hier werd de traditie op intelligente wijze gehandhaafd en het resultaat is een genoegen. In Hampe’s realisatie, die wordt gekenmerkt door veel clair obscur en sombere tinten binnen karige, maar consistente decors ontwikkelt het drama zich vlot tot zijn onontkoombaar dramatische einde. Hampe plaatst de handeling en een spaarzaam, vrij duister gehouden milieu met consistente decors waarin de handeling zich vlot voltrekt. De enige teleurstelling is misschien dat hij de kijker een bedreigende, spectaculaire hellevaart van de Don bespaart.
Maar de Personenregie is voortreffelijk. Iemand als Allen in de titelrol hoefde hij waarschijnlijk ook nauwelijks te sturen, want die was een veelgevraagd, in menige opvoering gepokte en gemazelde Giovanni, hier opnieuw in topvorm met een mengeling van aantrekkelijke uitstraling, verleidelijke doelgerichtheid en wreedheid jegens zijn vrouwelijke slachtoffers. Zijn moorddadige bedoelingen jegens de Commendatore en in de tweede akte jegens Masetto plus zijn bedreigingen en straffen jegens Leporello kenmerken hem als een psychopaat in de dop. Allen zingt, reciteert en acteert met veel nuancen in alle aria’s en ensembles en ook Furlanetto is een prachtig alter ego als lepe Leporello in alle aspecten van die rol.
De rest van de bezetting haalt niet helemaal dit topniveau; het overtuigendst is nog de passend radeloze Zerlina van de jonge Andrea Rost, die in haar treffen met Giovanni precis de juiste onzekerheid en kwetsbaarheid uitstraalt. Ook Carol Vaness onderscheidt zich positief als Elvira Carolyn James is een goed typerende Anna en zingt met flair, maar haar stem wordt onaangenaam wanneer deze onder druk wordt gezet. De Ottavio van Sandve is niet meer dan redelijk, wat feitelijk ook geldt voor de Masetto van Dorn en de Commendatore van Hölle.
Conlon dirigeert op heel attente, onopgesmukte manier, rekening houdend met de handeling, zonder opsmuk, in volmaakt goede tempi en het orkest speelt heel verzorgd en haast gracieus. Op de beeld- en de geluidskwaliteit valt eigenlijk niets af te dingen. Kortom, de ArtHaus opname is de voorlopige winnaar in deze competitie.