DVD Recensies

MOZART: LE NOZZE DI FIGARO, ABBADO, BOHM 2x, GARDINER, HAITINK, HARNONCOURT, OLMI, OSTMAN, PRITCHARD

Mozart: Le nozze di Figaro. Lucio Gallo (Figaro), Marie McLaughlin (Susanna), Ruggero Raimondi (graaf Almaviva), Cheryl Studer (gravin), Gabriele Sima (Cherubino), Margarita Lilowa (Marzellina), Rudolf Mazzola (Don Basilio), Hans Zednik (Don Curzio), Franz Kasemann (Antonio), Istvan Gáti (Bartolo) en Yvette Tannenbergerova (Barbarina) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Claudio Abbado. Regie: Jonathan Miller. Sony SHV  46406 (2 laserdiscs). 1992

Mozart: Le nozze di Figaro. Walter Berry (Figaro), Reri Grist (Susanna), Ingvar Wixell (graaf Almaviva), Claire Watson (gravin), Edith Mathis (Cherubino), Margaret Bence (Marzellina), Zoltan Kélémen (Bartolo), Alfred Pfeifle (Don Curzio), Klaus Hirte (Antonio), Donna Aselford (Barbarina) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. TDK DV-CLOPNDF (180’, 4:3 zw/w, geluid 1.0, regio 0). 1966

Mozart: Le nozze di Figaro. Hermann Prey (Figaro), Mirella Freni (Susanna), Dietrich Fischer-Dieskau (graaf Almaviva), Kiri te Kanawa (gravin), Maria Ewing (Cherubino), Heather Begg (Marzelline), Paolo Montarsolo (Bartolo), John van Kesteren (Don Basilio), Willy Caron (Don Curzio), Heinz Kraemmer (Antonio) en Janet Perry (Barbarina) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. Regie: Jean-Pierre Ponelle. DG 072-403-3 (vhs). 1976

Mozart: Le nozze di Figaro. Bryn Terfel (Figaro), Alison Hagley (Susanna), Rodney Gilfry (Conté Almaviva), Hillevi Martinpelto (gravin), Pamela Helen Stephen (Cherubino), Susan McCulloch (Marzellina), Carlos Feller (Bartolo), Francis Egerton (Basilio, Don Curzio), Julian Clarkson (Antonio) en Constanze Backes (Barbarina) met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 073-018-9 (169’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1993

Mozart: Le nozze di Figaro. Gerald Finley (Figaro), Alison Hagley (Susanna), Renée Fleming (gravin), Andreas Schmidt (graaf Almaviva), Manfred Rörl (Bartolo), Wendy Hillhouse (Marcellina), Marie-Ange Todorovitch (Cherubino), Robert Tear (Don Basilio), Donald Adams (Antonio), John Graham-Hall (Don Curzio) en Susan Gritton (Barberina) met het Ensemble van de Glyndebourne Opera o.l.v. Bernard Haitink. Regie: Stephen Medcalf. NVC Arts 0630-14013-2 (189’, 4:3, geluid 2.0, 5.1, regio 2-6). 1994

Mozart: Le nozze di Figaro. Rodney Gilfry (graaf Almaviva), Eva Mei (gravin), Isabel Rey (Susanna), Carlos Chausson (Figaro), Liliana Nikiteanu (Cherubino), Elisabeth von Magnus (Marzellina), Robert Holl (Bartolo), Volker Vogel (Don Basilio), Martin Zysset (Don Curzio), Werner Gröschel (Antonio) en Lisa Larsson (Barbarina) met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Regie: Jürgen Flimm. TDK DV-OPNDF (197’, 16:9, geluid 2.0, 5.1 en DTS 5.1, regio 2). 1996

Mozart: Le nozze di Figaro. Giovanni Furlanetto (Figaro), Elzbieta Szmytka (Susanna), Ludovic Tezier (graaf Almaviva), Janice Watson (gravin), Francesca Provvisionato (Cherubino), Tiziana Tramonti (Marzelline), Sergio Bertocchi (Don Basilio),  Gerard Théruel (Antonio), Marcello Lippi (Bartolo), Juan Anton (Don Curzio) en Ruth Hoffmann (Barbarina) met het Ensemble van de opera Lyon o.l.v. Paolo Olmi. ArtHaus 100.410 (190’, 16:9,  geluid 2.0, regio 2 en 5). 1995

Mozart: Le nozze di Figaro. Per-Arne Wahlgren (Figaro), Sylvia Lindenstrand (Susanna), Georgine Resick (Cherubino), Mikael Samuelson (graaf Almaviva), Ann Christine Biel (gravin), Karin Mang-Habashi (Marzelline), Eril Saedén (Basilio), Torbjörn Lilliequist (Don Curzio), Bo Leinmark (Antonio), Birgitta Larsson (Barberina) en Karl-Robert Lindgren met het Ensemble van het Drottiningholm theater o.l.v. Arnold Östman. Regie: Thomas Olofsson. Philips 070-421-1 (2 laserdiscs). 1981

Mozart: Le nozze di Figaro. Knut Skram (Figaro), Ileana Cotrubas (Susanna), Benjamin Luxon (graaf Almaviva), Kiri te Kanawa (gravin), Frederica von Stade (Cherubino), Nucci Condò (Bartolo), Marius Rintzler (Don Curzio) e.a. met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. John Pritchard. Regie: Peter Hall. ArtHaus 101.089 (185’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1973

 

Le nozze di Figaro beleefde zijn eerste uitvoering in Wenen op 1 mei 1786. Overeenkomstig de populariteit van de Italiaanse in plaats van de Duitse opera verkoos Mozart het om een tekst van zijn min of meer vaste en beste librettist Lorenzo da Ponte op muziek te zetten. Op zijn beurt baseerde Da Ponte zijn libretto op het kort tevoren aan de censuur ten offer gevallen toneelstuk La folle journée, ou le mariage de Figaro waarin een wulpse graaf de verloofde van zijn knecht probeert te verleiden, maar  een bondgenootschap van zijn bedienden en zijn eigen al lang onder zijn misstappen lijdende echtgenote is hem te slim af.

De handeling zit barstens vol met intriges en misverstanden en Mozart reageerde daarop met de schepping van een buitengewoon geestig en spiritueel brok muziek waarmee hij zelfs de onbeduidenste rollen precies karakteriseerde. Maar de bekoring van deze opera schuilt niet zozeer in de panache waarmee hij de logistiek van de farce afwikkelt, maar in het aantonen van de diepere beweegredenen en de emoties die hij onthult in enige van de mooiste aria’s en beste ensembles die hij ooit schreef.

Er is geen andere zo duidelijke demonstratie van Mozarts economische middelen dan het begin van de tweede akte. Tot daar aan toe was alles humoristisch, maar binnen een enkele, twee minuten durende aria van de gravin, verandert Mozart het karakter van de opera totaal.

Er is geen gebrek aan beeldmateriaal van het werk, maar om te beginnen moeten we helaas een paar niet naar dvd-v formaat verdoekte opnamen elimineren. Daaronder de in principe wel op vhs band of laserdisc in omloop zijnde opnamen van Abbado, Böhm en Östmann. Jammer vooral van de weliswaar wat routineus-vlotte productie van de Weense Staatsopera onder Abbado in de stijlvolle opzet van Jonathan Miller, die in 1992 in het knusse Theater an der Wien werd gegeven en waar ik aan repetities en uitvoering dierbare herinneringen bewaar. Maar ook de aankleding van Drottningholm bij Östmann en de gedegen aanpak van Böhm zijn zozeer de moeite waard dat het jammer is ze niet meer ter beschikking te hebben.

Wie genoegen neemt met zwart/witte beelden en bescheiden monogeluid zal veel genoegen beleven aan de Salzburgse opvoering onder Böhm uit 1966. De gedegen Günther Rennert had de regie in handen in het kleine Festspielhaus en hij hield het knus in het huishouden van graaf Almaviva, al ogen de interieurs niet erg Spaans (ook het park niet). Bij de bezetting is sprake van het destijds optimale: een goed ingespeeld team dat de ware Mozartstijl huldigt. Berry vol zelfvertrouwen en zwier in de titelrol, Wixell als zijn doortrapte tegenspeler, Grist is spitse, wereldwijze Susanna, de te jong gestorven Watson als gracieuze en waardige gravin en Mathis als kostelijke Cherubino. En Böhm? Die leidt de orkestrale krachten in goede banen en zorgt voor een fleurig resultaat.

Des te spijtiger dat zijn latere, in samenwerking met Ponnelle ontstane versie maar steeds niet op dvd-v uitkomt. Gelukkig blijven een paar interessante andere versies over. Uit Lyon verwacht men na de periode Gardiner en Nagano eigenlijk geen geweldige producties meer. Niettemin verrast die van Vincent en Olmi heel positief. Grote namen ontbreken in de ArtHaus versie die in 1995 in Lyon ontstond. Ook hier is sprake van een jeugdige, nogal lichtvoetige tendens in vlotte tempi dankzij Olmi’s voortvarende aanpak. Jean-Pierre Vincent plaatst de handeling in een jong gezin met dominant Spaanse invloed zoals uit de decors blijkt.

Jeugdigheid is troef. De Suzanna van Szmytka is een mengeling van strijdvaardigheid, treiterig gedrag, energie en slimheid en haar lichte toon past wel behalve waar haar stem wat aangeslagen en schreeuwerig klinkt, met name in de recitatieven. Maar in haar reacties op en duetten met de Figaro van Giovanni Furlanetto is sprake van veel sprankeling. Die Figaro is trouwens charmanter, relativerender en minder boers dan we gewend zijn. Francesca Provvisonato heeft een haast te lichte, te weinig romige stem als pruilende Cherubino, maar zet wel een slungelige, gemelijke adolescent neer die op een gevaarlijke manier aantrekkelijk is voor de gravin, een kwetsbare jonge Janice Watson die fraai, zij het wat bleekjes zingt. Ludovic Tezier is een dynamische jonge graaf enerzijds nogal arrogant, anderzijds een onzekere dandy. De tiener Rebecca Hoffmann is te meisjesachtig als Barbarina, maar Gérard Théruel is een mooi sullige Antonio, Sergio Bertocci een zalvende Basilio, compleet met aria en Jorge Anton zorgt voor een overtuigende Don Curzio. De Marcellina en Bartolo kunnen ermee door. Olmi dirigeert met zwier en op een paar momenten van een ongelukkige balans na is de geluidskwaliteit goed. Dat geldt ook voor de 16:9 (en niet 4:3 zoals in de documentatie staat) beeldkwaliteit.

Jürgen Flimm zorgde in Zürich voor een markante, maar gelukkig niet al te interventionistische productie waarin hij de nadruk legt op de psychologie van de dramatis personae. De motivatie en de beslissingen die zij nemen gedurende de folle journée staan centraal in de goed geïntegreerde en steeds boeiende vertoning. Maar nu zoveel aandacht is geschonken aan ieder detail van de karakteruitbeelding worden de recitatieven vaak wat traag, op het gemaniëreerde af, waardoor de handeling nodeloos wordt opgehouden. De decors van Erich Wonder zijn wisselend, alsof men met de blik van nu zicht krijgt op het ancien régime. De 1e akte speelt in een ongebruikte balzaal, de 2e in een intieme slaapkamer (waar Cherubino onlogisch door een dakraam vlucht), de derde op een vervallen patio compleet met moderne dekstoelen en parasols en de 4e akte begint daar ook voordat de handeling met een bewegend achterdoek wordt verplaatst naar een Spaans landschap. Het is alles mooi bedacht, heel intelligent opgelost, maar het leidt soms af van de essentie van het werk. De kostuums van Florence von Gerkan zijn ook een compromis tussen oud en nieuw.

De merendeels jeugdige zangers vormen een hecht en homogeen team, aangevoerd door Eva Mei’s waardige, maar ook nogal brutale gravin. Eenmaal voorbij een wat nerveus ‘Porgy amor’ zingt ze met toenemend zelfvertrouwen en klankschoonheid. Naast haar is de Susanna van de jonge Spaanse Isabel Rey heel aantrekkelijk, opgewekt, pienter en tamelijk sexy. Ook zij schittert pas echt in ‘Deh vieni’. Rodney Gilfry is een kernachtige, cynische graaf, Carlos Chausson een vlotte, levendige Figaro. Liliana Nikiteanu, vast speelster in Zürich, zet een haast voorspelbaar brutale Cherubino op de planken: mollig en gretig. Haar beide aria’s zijn prachtig van toon en sfeer. Robert Holl is een amusante, gelukkig geen moment overdrijvende Bartolo, Elisabeth von Magnus een spirituele Marcellina.

Jammer, dat Harnoncourt wat stijfjes en pedant dirigeert hier, al is de pittige ritmiek bij hem in goede handen. Gek dat hij hier helemaal geen aandacht schenkt aan appoggiature en versieringen weglaat. Maar verder is alles qua beeld en geluid prima in orde.

Zoals Glyndebourne doet verwachten (maar tegenwoordig lang niet altijd meer biedt), is bij de Figaro daar uit 1994 sprake van grote distinctie. Haitink toont het juiste stijlgevoel voor dit werk en de Londenaren spelen prachtig voor hem. De vier hoofdrollen zijn uitstekend bezet. Gerald Finley is een optimaal getekende en fraai zingende Figaro; ook Renée Fleming (Gravin) en Alison Hagley (Susanna) zijn in alle opzichten juist getypeerd. De kleinere rollen zijn meer dan adequaat bezet, de regie van Medcalf is to the point en de decors zijn fraai. Kortom, het geheel is een heel homogene, goed geïntegreerde productie waarnaar het aangenaam kijken en luisteren is.

Voor zijn tournee uit 1993 met deze opera maakte Gardiner met hulp van Jean-Louis Thamin gebruik van minimalistische aankleding tegen een zwarte achtergrond met bomen en het slot als silhouet en een half scènische realisatie die hooguit telkens een schets bood van het betreffende milieu. De regisseur legde zo wel de nadruk op de noblesse en de seksuele spanningen in huize Almaviva. Alison Hagley was hier in vocaal zowel als dramatisch opzicht een van de best denkbare Suzanna’s. Ze ageert lenig en ad rem onder alle omstandigheden. Bryn Terfel is een kernachtige, slimme en vlot reagerende Figaro, Rodney Gilfry een dominante, door zijn libido gedreven graaf en Hillevi Martinpelto een ontroerende gravin.

De bezetting van de uitvoering door Gardiner is identiek op de cd’s (DG 439.871-2, 3 cd’s) en de video opname, alleen de opnamelocatie verschilt. Waar de geluidsopname in de Londense Queen Elisabeth hall, vond de beeldregistratie plaats in het Parijse Théâtre du Châtelet. De decors daar zijn simpel maar evocatief genoeg. Eenvoudige schermen illustreren ieder tafereel en worden steeds geplaatst voor een panoramisch achtergordijn met bomen en het buiten van Almaviva als zwart silhouet tegen een blauwe achtergrond. Verdere decorstukken zijn schaars en worden minimaal gebruikt, maar spelen wel een humoristische rol zonder van de hoofdzaken af te leiden.

Deze versie volgt het patroon van de bekende cd opname met Terfel heel superieur in de titelrol als een soort primus inter pares temidden van jonge, veelbelovende zangers. Net als op cd worden volgens de revisie van Moberly/Raeburn wat nummers uit de 3e akte verwisseld. Helaas zijn wel de aria’s van Basilio en Marcellina uit de 4e akte geschrapt. Maar voor het overige is dit een heel levendige, pakkende opvoering waarin het niet aan opwindende momenten ontbreekt. Geen kritiek verder op de kwalitatieve aspecten.

De in 1973 nog jonge Te Kanawa zong als gravin in Glyndebourne, omgeven door warm getinte decors van John Bury en bij de hand genomen door de sympathieke, stijlvolle regie van Peter Hall. Stem en uiterlijk overtuigen volkomen. Ook haar graaf, Luxon, beschikt over fluwelige stemmiddelen. Cotrubas is een alerte, koelbloedige Suzanna, Skram is een wat karakterloze Figaro, maar de Cherubino van de toen ook nog jonge Von Stade is dan weer een en al sprankeling.

Het is nu maar wat iemand het liefst heeft: een onopgesmukt jeugdige Figaro uit Lyon, een wat onderkoelde tweede versie uit Glyndebourne, een eigenzinnig op het toneel gebrachte opvoering uit Zürich of de wat ongedurige realisatie met authentiek instrumentarium van Gardiner.

Jammer dat Abbado’s Weense opvoering uit het Theater an der Wien (Sony 46406) alleen op tape en laserdisc verkrijgbaar is.