Offenbach: La belle Hélène. Felicity Lott (Helena), Yann Beuron (Paris), Michel Sénéchal (Menelas), Laurent Naouri (Agamemnon), François le Roux (Calchas) e.a. met Les musiciens du Louvre en koor o.l.v. Marc Minkowski. TDK DV-OPLBH (153’, 16:9, geluid 2.0, DTS 5.0, regio 2). 2000
Offenbach: La belle Hélène. Vesselina Kasarova (Helena), Steve Davislim (Achilles), Deon van der Walt (Paris), Oliver Widmer (Agamemnon), Ruben Amoretti (Ajax 1), Cheyne Davidson (Ajax 2) e.a. met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. ArtHaus 100.086 (124’, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 1997
Deze satire over het mythologisch verhaal over Helena von Troje en de verwoestingen die ze met haar schoonheid aanricht heeft de tand des tijds voortreffelijk weerstaan en zelfs heel wat over-the-top opvoeringen. Het werk was tegelijkertijd een satire op het hof van Napoleon III maar dat aspect is tegenwoordig minder duidelijk. De partituur, een van de beste van de componist, stuwt het werk handig voort en zit vol goede melodieën, veerkrachtige ritmen en blijken van subtiele humor.
Minkowski, die zich normaal over muziek uit eerdere stijlperioden ontfermt, toont zich een van de idiomatischer Offenbach vertolkers na René Leibowitz. Deze opname toont ook meteen aan hoe hij vaart zet achter de door Laurent Pelly geregisseerde opvoering. De alarmerend pieterige beginmaten ontsnappen aan een bij de rand van het bed staande tv waarvoor een gefrustreerde huisvrouw aan het suffen is. Wanneer de muziek echt begint, worden haar dromen werkelijkheid vol betoverde glossy beelden – over royalty, fantastische reizen, zonovergoten Griekse stranden – zonder dat ze daarvoor ooit de slaapkamer hoeft te verlaten. Het is alles uitgesproken surrealistisch, satirisch en sexy. Maar ook heel grappig gelukkig. Felicty Lott voert een puike bezetting zonder ook maar een zwakke schakel aan en het resultaat is uitstekend, heel vrolijk stemmend.
Over een heel andere, maar ook heel fraaie boeg gooiden regisseur Helmut Lohner en dirigent Nikolaus Harnoncourt het voor de Zwitserse ‘live’ realisatie uit 1997. Hier krijgt het satirische aspect meer nadruk, zonder ooit in een pure farce of stoeipartij te ontaarden. Daarvoor is de aanpak te gedisciplineerd. Jean-Charles de Castellbajac ontwierp fantastische, veelkleurige kostuums die veel aan het kijkgenot bijdragen. Men veroorlooft zich wat vrijheden met het oorspronkelijke scenario, maar aan de gezongen en gesproken teksten is weinig veranderd. Het orkest is klein gehouden en Harnoncourt maakt hoorbaar dat hij uit de authenticiteitshoek komt (strijkers met nauwelijks vibrato). Dat komt de helderheid ten goede.
De polyglotte bezetting heeft er kennelijk veel plezier in. Vesselina Kasarova lijkt op papier niet Frans genoeg voor de titelrol, maar ze zingt die prachtig op een ietwat lome, erotische manier, ze praalt suggestief met haar vocale en fysieke middelen en weet de sfeer van het werk voortreffelijk te karakteriseren. Ook de Paris van de gevoelig en lieflijk zingende tenor Deon van der Walt is op en top Fransgekleurd en de rest van de bezetting vormt een goed team vocale komedianten. Temidden der kleinere komische rollen steelt de geweldige mezzo Liliana Nikiteanu de show met haar brutale Oreste Alle worden keurig mede beheerst door Harnoncourts vlotte, blijmoedige directie. Hij gaat zorgvuldig om met de muzikale waarden en zijn orkest is compact genoeg om alle instrumentale details goed te laten uitkomen. De strijkers gebruiken weinig vibrato, de ritmen zijn zoals altijd bij deze dirigent straf en gespannen, de tempi afgemeten maar nooit te traag. De video productie was bij Hartmut Schottler in heel goede handen en beeld plus geluid zijn van zeer goede kwaliteit.
Twee voortreffelijke, elkaar mooi aanvullende visies waartussen het lastig kiezen is.