Puccini: Tosca. Raina Kabaivanska (Tosca), Placido Domingo (Cavaradossi), Sherrill Milnes (Scarpia), Giancarlo Luccardi (Angelotti) e.a. met de Ambrosian singers en het Philharmonia orkest o.l.v. Bruno Bartoletti. Regie: Gianfranco de Bosio. Decca 071-402-3 (vhs).
Puccini: Tosca. Maria Guleghina (Tosca), Salvatore Licitra (Cavaradossi), Leo Nucci (Scarpia) e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Muti. Regie: Luca Ronconi. TDK DV-OPTOS (121’, 16:9, geluid 2.0, 5.1 en DTS 5.1, regio 0). 2000
Puccini: Tosca. Eva Marton (Tosca), Giacomo Aragall (Cavaradossi), Ingvar Wixell (Scarpia), Alfredo Giacomotti (Angelotti) e.a. met het Ensemble van de Arena te Verona o.l.v. Daniel Oren. Regie: Sylvano Bussotti. NVC Arts 4509-99219-3 (vhs). 1984
Puccini: Tosca. Angela Gheorghiu (Tosca), Roberto Alagna (Cavaradossi), Ruggero Raimondi (Scarpia), Maurizio Muraro (Angelotti), David Cangelosi Spoletta), Enrico Fissore (koster), Sorin Coliban (Sciarone), Gwynne Howell bewaker) en het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Antonio Pappano. BBC Opus Arte OA 0883D (120’ + 21’, 16:9, geluid 2.0 en DTS 5.1, regio 2 en 4). 2002
Puccini: Tosca. Renata Tebaldi (Tosca), Eugene Tobin (Cavaradossi), George London (Scarpia) e.a. met het Ensemble van de Staatsopera Stuttgart o.l.v. Franco Patanè. Regie: ?. Video Artists Int. VAIDVD 4217 (126’, 4:3 zw/w., geluid mono, regio 0). 1961
Puccini: Tosca. Hildegard Behrens (Tosca), Placido Domingo (Cavaradosi), Samuel Ramey (Scarpia), Bryn Terfel (Angelotti) e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. Giuseppe Sinopoli. Regie: Franco Zeffirelli. DG 072-426-3 (vhs). 1991
Gebaseerd op een melodramatisch toneelstuk van Sardou waarin Sarah Bernardt triomfen had gevierd, genoot Tosca in sommige kringen een slechte reputatie. Het gaat inderdaad om een pittig mengsel van seks en geweld.
De beauty Tosca is verliefd op de schilder Mario Cavaradossi, doch ze veronderstelt dat hij een relatie onderhoudt met een plaatselijke adellijke dame. Intussen wordt Tosca achtervolgd door de wellustige politiechef baron Scarpia (mogelijk de verachtelijkste persoon uit de hele operawereld) die van haat vervuld is jegens revolutionairen. Een van hen, Angelotti, wordt door Cavaradossi beschermd. Daarom wordt Cavaradossi door Scarpia gearresteerd en (achter het toneel) gekweld. Nadat ze Scarpia met een tafelmes heeft vermoord en ze getuige is van de executie van Cavaradossi stort Tosca zich van de transen van het Castel Sant’Angelo, een van Rome’s bekendse monumenten.
Puccini werkte lang aan deze opera en dat is te merken. De harmonieën zijn nog rijker dan in La Bohème en Puccini’s leitmotieven – kenmerkend al in Bohème – zijn hier nog met meer zorg toegepast, waardoor iedereen al snel bijvoorbeeld de herkenningsmelodie van de baron ontdekt. De opera kent wel een dozijn fraaie herkenningspunten, zoals de beide aria’s van Cavaradossi, het duet tussen Tosca en hem uit de 1e akte, Scarpia’s ‘Credo’, het slotduet ‘O dolci mani’ en bekendst van al natuurlijk de aria ‘Vissi d’arte’ van Tosca uit de 2e akte, waarin ze haar droeve lot beklaagt. Deze ‘uitgerekte orgie van wellust en misdaad’ vormt een welkom contrast met de zoetsappige melancholie van La Bohème.
Na eliminatie van de drie louter in vhs formaat verkrijgbaar geweeste opnamen van dit werk is de verrassende oudste dvd-v opname die waaraan Renata Tebaldi in 1961 in Stuttgart meewerkte. Alles nog in zwart/wit beelden en heel conventioneel in decors van Max Frische. Interessant vooral om de inbreng van de ten onrechte door Callas verguisde Renata Tebaldi die hier ongelooflijk zuiver, beheerst en treffend zingt in de titelrol. Terecht applaudisseert het publiek zowat een minuut voor haar na ‘Vissi d’arte’. Jammer dat haar wat stijve acteren geen gelijke tred hield met haar prachtige zang. Eugene Tobin is een betrouwbare Cavaradossi, beschikkend over een mooie tenor die hij in het begin uit volle borst inzet, maar gelukkig geleidelijk expressiever gebruikt zonder zijn stem te forceren. George London is een niet erg overtuigend zingende maar wel goed acterende, stormachtige Scarpia. De zuiverheid laat te wensen over en soms lijkt hij te vervallen in een soort Sprechgesang. Dirigent Patanè is soms wat al te nadrukkelijk bezig, maar zorgt verder voor een conventionele aanpak.
In La Scala, bij Muti en de zijnen was later heel wat meer aan de hand. De dirigent is de feitelijke held van de opvoering met een elektriserende, spannende aanpak, heel dramatisch. Maria Guleghina is een formidabele Tosca, heel geloofwaardig in haar jaloezie en beschikkend over een royaal stempalet met net wat scherpte bovenin. Op haar best is ze in de grote scène met Scarpia uit de 2e akte in de aanloop naar ‘Vissi d’arte’. De grote, slanke Leo Nucci is een overtuigende Scarpia al vertoont zijn stem ruwe plekken. Als Cavaradossi maakt Salvator Licitra een nogal logge, weinig romantische indruk, mar hij groeit in zijn rol en blinkt uit in de 3e akte met ‘E lucevan le stelle’ en het duet met Tosca. De regie van Luca Ronconi onderstreept de dramatische contrasten en de kostuums van Vera Marzot geven aan dat het werk een halve eeuw te laat is gesitueerd. Erg belangrijk is dat niet hier.
De procedure van filmregisseur Jacquot is ongebruikelijk en had makkelijk tot een mislukking kunnen leiden. Hij maakte er een mengsel van documentaire en fictie van met flitsen in zwart/wit van de opnamesessies voor de cd versie (EMI 557.173-2) in EMI’s Abbey Road studio in combinatie met echte filmbeelden van de zangers die in kostuum ‘playbacken’. Een procedure die in de praktijk aardig blijkt te werken en waarbij het achteraf misschien een voordeel was dat Jacquot in het interview toegeeft de opera van tevoren niet te hebben gekend, sterker nog dat hij niets met Italiaanse opera had.
Het resultaat is een uitgesproken cinematografische Tosca, bekroond door Gheorghiu en het dramatische flair dat Pappano ten toon spreidt. Het geheel is heel pakkend en een getuigt van een bijzondere, in dit geval heel overtuigende nieuwe benadering van het fenomeen hoe opera ook in beeld kan worden gebracht.
Het resultaat is zeker de moeite waard. Net als bij Muti is het ook hier haast de dirigent die de meeste bewondering wekt, zozeer houdt hij zowel de grote lijnen als de kleine details in de gaten. Gelukkig is ook de orkestklank in alle geledingen fraai opgenomen; de tempi zijn ideaal gekozen, de climaxen worden pakkend voorbereid en opgebouwd. Gheorghiu’s Tosca past in dit beeld: ze is stormachtig, nerveus gespannen, heel expressief en waar nodig ook heel puur: echt een complete, intelligente Tosca. Een voorbeeld is de manier waarop ze na Cavaradossi de Magdalena met blauwe ogen ziet schilderen in de Magdalenakerk bij haar vertrek boos opmerkt, dat hij ze zwart moet maken. Een mengeling dus van jaloezie, pathos, maar ook vol onzekerheid. Nadat ze Scarpia heeft gedood klinkt ze eerder angstig en verbaasd dan triomfantelijk. Dat haar ‘Vissi d’arte’ om door een ringetje te halen is, spreekt haast vanzelf. Alagna is minder subtiel, maar verder ook heel goed als Cavaradossi; hij is wat vulgair waar hij in de 2e akte zijn ‘Vittoria’ kreten te lang aanhoudt, maar verder geen gebrek aan glamour, een paar scherpe momenten en een niet ideaal mezza voce daargelaten. Heel boeiend is wat Ruggero Raimondi van Scarpia maakt. Hij moet nu voorzichtiger met zijn stemmiddelen omspringen, maar doet dat ook knap. Het gaat hem meer om finesses dan om kracht en hij acteert prachtig. Deze Tosca moet het vooral van Gheorghiu, Pappano en de vrij optimale technische kwaliteiten hebben en lijkt momenteel de eerste keus. Een paar minpuntjes zijn er ook: de niet steeds optimale klankbalans en de wat onnatuurlijk achteraf gemonteerde geluiden van dichtslaande deuren en voetstappen. Als extra’s worden interviews met Gheorghiu, Pappano en filmregisseur Jacquot aangeboden.