DVD Recensies

ROSSINI: LA CENERENTOLA, ABBADO, CAMPANELLA, CHAILLY, RENZETTI

Rossini: La Cenerentola. Frederica von Stade (Angelina), Francisco Araiza (Don Magnifico), Claudio Desderi Don Ramiro), Paolo Montarsolo Dandini), Margherita Guglielmi (Clorinda) met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Claudio Abbado. Productie: Jean-Pierre Ponelle. DG 072-402-3 (vhs).

Rossini: La Cenerentola. Cecilia Bartoli (Angelina), Enzo Dara (Don Magnifico), Raúl Giménez (Don Ramiro), Alessandro Corbelli (Dandini), Michele Pertusi (Alidoro) e.a. met het Ensemble van de Opera Houston o.l.v. Bruno Campanella. Productie: Fabio Sparvoli. Decca 071-444-9 (164’, 16:9, geluid 2.0, 5.1, regio 0) 1996

Rossini: La Cenerentola. Ann Murray (Angelina), Walter Berry (Don Magnifico), Francisco Araiza Don Ramiro), Gino Quilico Dandini), Wolfgang Schöne (Alidoro) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Riccardo Chailly. Productie: Michael Hampe. ArtHaus 100.214 (171’, 4:3, geluid 2.0, regio 2 en 5). 1988

Rossini: La Cenerentola. Kathleen Kuhlmann (Angelina), Laurence Dale (Don Ramiro), Alberto Rinaldi (Dandini), Claudio Desderi (Don magnifico), Marta Taddei (Clorinda) e.a. met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Donato Renzetti. Productie: John Cox. Castle CV 12053 (vhs), 1983

 

Stendhal omschreef Rossini’s muziek als “zelden subliem, maar nooit vervelend”, een omschrijving die precies past op La Cenerentola, een semi-komische zedenpreek over de waarden van de ware liefde en de schone schijn van de standenmaatschappij, dat alles geïnspireerd op Charles Perraults Assepoester.

Een mogelijke oorzaak van het betrekkelijke gebrek aan populariteit van het werk zou kunnen schuilen in de zwierige, veeleisende vocale stijl die nodig is om de titelrol naar behoren te vervullen. Deze vergt namelijk een combinatie van het stembereik van een alt met de wendbaarheid van een coloratuur. Gelukkig verschijnen af en toe stemmen met die gecombineerde mogelijkheden ten tonele. Dat is natuurlijk bij uitstek het geval met Cecilia Bartoli en in iets mindere mate met Teresa Berganza, Jennifer Larmore, Ann Murray en Frederica von Stade.

Wanneer we het over verfilmde opvoeringen hebben, is een waarschuwing vooraf wel nuttig: La Cenerentola is namelijk een opera die zich beter leent om te beluisteren dan om te bekijken. In termen van de tijdsproporties die aan de ensembles zijn gewijd, domineren deze sterk over die welke aan aria’s zijn gewijd. Maar ondanks al Rossini’s concentratie op het schrijven voor vele stemmen, schuilt de belangrijkste attractie van deze opera uiteraard in de hoofdrol, een van de vrouwelijkste rollen in de hele Italiaanse operawereld.

De louter op vhs beschikbare opnamen uit Milaan en Glyndebourne verdwijnen op kwalitatieve gronden meteen naar het tweede plan, jammer vooral van de mooie, goed geslaagde DG opname. Blijven over Decca en ArtHaus. Het zal niemand verbazen dat de aanwezigheid van Bartoli van doorslaggevende betekenis is. De rol van Assepoester lijkt haar – ondanks of juist dankzij haar schoonheid – op het lijf geschreven. De bezetting vertoont veel overeenkomst met de in het theater in Bologna tot stand gekomen cd productie (Decca 436.902-2, 2 cd’s). Alleen zingt Giménez nu de rol van Don Ramiro en is het ensemble van Bologna naar Houston gereisd, waar Bruno Campanella niet voor een minder mousserende aanpak zorgt dan Chailly in Italië. Ook de rest van de bezetting is zonder uitzondering voortreffelijk, de aankleding op het toneel is heel fraai, de regie levendig, beeld en geluid zijn van uitstekende kwaliteit en op de cameravoering is niets aan te merken.

Toch komen we Chailly ook nog tegen, dit keer aan de Weense Staatsopera, echter met een vastlegging van een opvoering tijdens het Salzburg festival in 1988. Ann Murray overlaadt zich met lof en waardering maar heeft in laatste instantie niet de italianàta, de uitstraling van een Bartoli. Maar de totale bezetting is hier ook heel homogeen en erg goed. Het kasteel van Don Magnifico maakt in de eerste akte aan de buitenkant een wat vervallen indruk, maar het interieur is prachtig. Ook hier fraai camerawerk en een heel goede allround technische kwaliteit. Een hoogtepunt zijn “Non più mesta” en de sprankelende finale. Koor en orkest zijn feitelijk beter dan op Decca en zo is er toch nog best wat voor dit alternatief te zeggen.