Stravinsky: De vuurvogel. Koninklijk Deens ballet o.l.v. Poul Jørgensen; Pulcinella door leden van het Scapino ballet met muziek van het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. ArtHaus 100.130 (96’, 4:3, Regio 2 en 5, geluid 2.0). 1988, 1982
Merkwaardig eigenlijk dat er van een populair werk als De vuurvogel verder nauwelijks of geen verfilmde balletversies bestaan, terwijl er voor Pulcinella wel een alternatief is van het Rambert ballet en het BBC symfonie orkest onder Brian Wright (Teldec 9031-74249-3, vhs). Hoe dat ook zij, de Deense voorstelling van het Koninklijk Ballet daar met zijn voortreffelijke reputatie mag er wezen.
Die Deense opname van De vuurvogel is te danken aan opvoeringen uit 1982 ter herdenking van het eeuwfeest van Stravinsky’s geboorte. Het Deense ballet geniet een uitstekende reputatie en Mette Hønningen is geweldig in de titelrol, maar ook het corps de ballet onderscheidt zich positief. Kwestieuzer is de choreografie van Glen Tetley die op zich best inventief is, maar ook wat arm aan sfeer. Bovendien is het onlogisch dat de vuurvogel aan het begin al op het toneel is, zodat haar feitelijke opkomst onzin wordt. Poul Jørgensen zorgt wel voor een heel idiomatische orkestbegeleiding.
Glen Tetley tekende voor de stijlvolle choreografie en de solisten Mette Hønnigen, Torben Jeppesen en Lars Damsgaard kwijten zich uitstekend van hun taak; het orkest creëert onder Poul Jørgensen de juiste danssfeer en decors van de hier ook niet onbekende John McFarlane zijn een lust voor het oog.
Curieuzer is de inbreng van het Scapino ballet in Pulcinella. Astrid Wortelboer nam in 1988 voor de NOS uitzending de productie in handen. Hier gaat het om een opvoering met dansers als Johan Meijer, Erika Trabi, Robin Woolmer, Marion Vijn, Jennifer Haynes, alles in de speelse regie van Nils Christe die zelf ooit als danser bij het Nederlands Danstheater werkte. Voor de geluidskant werd gebruik gemaakt van Abbado’s Londense opname (DG 439.433-2) met als vocale solisten Teresa Berganza, Ryland Davies en John Shirley-Quirk. Maar de synchronisatie klopt en de dans is levendig en onderhoudend. Belangrijker is dat het commedia dell’arte karakter van het werk zo goed wordt getroffen. Nils Christe voerde de levendige regie. Het geheel heeft hooguit in de verte nog te maken met Diaghilev, Massine en de tijd begin jaren twintig vorige eeuw, maar de vereiste afwisseling tussen heel energieke en zuiver elegante passages komt hier met een zeer competent jeugdig ensemble zeker niet minder goed uit.
Hans Hulscher voerde bekwaam de beeldregie en voor de muziek werd eenvoudig gebruik gemaakt van een mooie complete opname: die van Claudio Abbado met het Londens symfonie orkest en als solisten Teresa Berganza, Ryland Davies en John Shirley-Quirk (DG 439.433-2 uit 1978).