Strauss: Elektra. Eva Johansson (s), Marjana Lipovsek (ms), Melanie Diener (s), Rudolf Schasning (t), Alfred Muff (b), Reinhard Mayr (bs), Cassandra Mc Connell (s), Christine Zoller (s), Morgan Moody (bs), Margaret Chalker (s) met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Christoph von Dohnanyi. TDK DVWW-OPELEK (dvd, 1u 42’). 2005
Elektra was in 1909 de eerste opera van Richard Strauss op tekst van Hofmannsthal die de componist voorzag van een libretto naar zijn eigen toneelstuk. De urgentie van Elektra’s haat jegens haar moeder Klytemnestra, de liefde voor haar broer Orestes en haar afkeer van haar zuster Chrysothemis inspireerden de componist als zelden.
Elektra’s primitieve wens naar de dood van haar moeder (als wraak op Klytemnestra nadat die haar vader Agamemnon had gedood) wordt heel kil en berekend uitgediept hoewel alle figuren in wezen grotesk zijn. Voor Klytemnestra schreef Strauss de enige keer atonaal en zij is ook de verachtelijkste figuur uit de hele opera.
Orestes wordt vrij zwak uitgebeeld, maar zijn bijdrage is ook niet erg relevant tot in de climax. Deze nog steeds verbazende eenakter is heel romantisch, maar wel dissonant zodat de tientallen melodieën niet onmiddellijk duidelijk zijn, maar zich wel onderhuids in het gehoor vastzetten. Het contrapunt is inderdaad zwaar, de orkestratie virtuoos, het gebruik van polytonaliteit overdadig. Maar dat alles is voor de sopraan in de hoofdrol een uitkomt.
Hoogtepunten zijn de monologen van Elektra en Chrystosemis, de herkenningsscène van Elektra en Orestes en het slotduet van beide zusters wanneer Elektra een hysterische, fatale dans uitvoert.
Voor zover je kunt spreken van een fijne opvoering bij zo’n gruwelwerk, is dat hier het geval. De regie van Martin Kušej plaatst de handeling in een oneven, met heuveltjes doorstrooide binnenhof. Er is veel heen en weer ronddartelen van de kleinere rollen; de meisjes zijn gekleed als Franse diensters om Aegistus te behagen, er is zelfs een travestiet bij. Dat alles terwijl de echte handeling zich in het paleis afspeelt; de ‘tussenspelen’ van Strauss worden uitgebeeld met een groot acteursgezelschap in diverse staten van extase, soms gedeeltelijk ontkleed, met bijlen uitgerust. Ze hadden strenger geregisseerd mogen worden, maar het is effectvol als het onterechte nieuws van Orestes’ dood doordringt en Klytemnestra aan het lachen maakt. Tot slot voeren de meisjes een rare dans in Las Vegas stijl uit, die eigenlijk best passend is in het totaalklimaat. Wezenlijk is dat de regie duidelijk tekstgericht is en dat de dialogen alle kans krijgen om indruk te maken.
Belangrijker zijn natuurlijk de vocale prestaties. Eva Johansson is in de titelrol een robbedoes met capuchon; ze moet al haar vocale krachten inzetten, maar Dohnanyi begeleidt haar zorgvuldig en de geluidstechniek biedt haar voldoende mogelijkheden om steeds gehoord te worden. De Chrysothemus van Melanie Diener, een uitstekend zingende actrice, heeft iets van een ordinaire schreeuwlelijk en ook iets van Brecht.
Marjana Lipovsek weet de complexe identiteit van Klytemnestra goed duidelijk te maken, zonder in melodramatische overdrijving te vervallen. Als Orestes beschikt de eerst onder een pruik weggedoken Alfred Muff zijn blijken van kalme wraak en ook Rudolf Schasching is een geloofwaardige, wellustige Aegisthus, die mooi wordt misleid wanneer Elektra zijn libido in het spel brengt.
De dirigent doet eigenlijk precies wat van hem wordt verwacht en genereert met zijn ensemble meer dan voldoende spanning mede door de tempi en de dynamiek te variëren en het moderne karakter van de muziek te onderstrepen.
Zo ontstond een fraai, intelligent, menselijk alternatief voor de oudere dvd opnamen van het team Abbado/Kupfer (ArtHaus 100.048) en de oudere, wat achterhaalde Böhm/Friedrich (DG 073-4095) uitgave.