Verdi: Un ballo in maschera. Plácido Domingo (t., Riccardo/Gustaaf III), Katia Ricciarelli (s., Amelia), Piero Cappuccilli (b., kapitein Anckarström/Riccardo), Reri Grist (s., Oscar), Elisabeth Bainbridge (ms., mad’elle Arvidson/ Ulrica), Gwynne Howell, bs. en Paul Huson (bs, samenzweerders) met het ensemble van de Covent Garden Opera o.l.v. Claudio Abbado, Opus Arte OA 1236D (dvd, 2u. 18’). 1975
Opera’s met een interessante handeling hebben altijd meerwaarde. De moord op koning Gustaaf III van Zweden tijdens een gemaskerd bal is door verschillende componisten verwerkt tot een opera, met Daniel Auber (Gustave III ou le bal masqué uit 1833) en Saverio Mercadante (Il reggente uit 1843) als bekendste voorbeelden voordat Verdi zich in 1859 mee ging bezighouden.
Er moest echter nog steeds met de censuur rekening worden gehouden en de moord op een monarch op het toneel kon eigenlijk niet door de beugel.
Net zoals Mercadante de handeling had verplaatst naar het zestiende eeuwse Schotland, werd Gustavo III van Verdi veranderd in Riccardo di Warwick, de Engelse gouverneur van Boston.
Voor de rest volgt het voor Auber geschreven libretto van Eugène Scribe redelijk nauwgezet. Riccaro houdt van Amelia, de vrouw van zijn secretaris Renato. Zijn interesse wordt beantwoord, hoewel Amelia haar man nooit ontrouw is. Riccardo zelf wordt verscheurd door liefde en zijn plicht als heerser en vriend.
Renato, die inmiddels van de affaire op de hoogte is, besluit om een zojuist ontdekte samenzwering niet te ontmaskeren, maar te steunen. Hijzelf is het die Gustavo ombrengt. Terwijl hij zijn laatste adem uitblaast, vergeeft Riccardo alle betrokkenen.
Net zoals het libretto was gebaseerd op de tekst van Scribe, volgt de muziek het patroon van de Franse grand opera. Het orkestpalet is verfijnder dan destijds in Italië gebruikelijk was en er is een overvloed aan strofische aria’s.
De opvoering wekt nogal gemengde gevoelens. Wat Abbado laat zien en horen is als eigenlijk altijd zeer de moeite en van een fris, hoog peil. Domingo met een permanente lach in zijn stem toont veel verve als Riccardo en klinkt vrij ideaal. Ook alle waardering voor de gepassioneerde Renato van Piero Cappuccilli. In ‘Eri tu’ is hij op zijn best.
Katia Ricciarelli valt aan het begin van haar loopbaan erg mee als Amelia, alleen aan het eind van haar grote aria aan het slot van de tweede akte staat ze even onder te grote druk, maar ze weet te ontroeren in ‘Morro, ma prima in grazia’ en ‘Consentimi, o Signore’ waar ze prachtig zingt.
Elizebeth Bainbridge kan ermee door als Ulrica en Reri Grist is een kostelijke, spirituele Oscar. Tot zover is alles keurig in orde. Maar de wat interactieve regie van Otto Schenk en de decors van Jürgen Rose zijn super traditioneel en de productie oogt wat oud en primitief met een vrij korrelig, nogal donker beeld en (niet uitschakelbare) Engelse ondertiteling onderin in het beeld.
Probeer deze dvd uitgave zeker want hij bergt heel veel goeds in zich. Maar vergelijk hem zo mogelijk met die van Levine uit de Met (DG 073-445-8) en Solti uit Salzburg (ArtHaus 109.104).
Ongeveer zes jaar na Londen leidde Abbado met Domingo en Ricciarelli en een verder gewijzigde bezetting deze opera nog eens in de Milanese Scala (DG 415.685-2). Andere heel mooie cd uitgaven zijn van Riccaro Muti (EMI 566.510-2) en Gavazzeni (EMI mono 567.918-2).