DVD Recensies

VERDI: LA TRAVIATA, DOMINGO, HAITINK, LEVINE, MUTI, PATANE, RIZZI, SOLTI

Verdi: La traviata. Stefania Bonfadello (Violetta), Scott Piper (Alfredio), Renato Bruson (Giorgio) e.a. met het Arturo Toscanini koor en –orkest o.l.v. Plácido Domingo. TDK DV-OPLTR. (205’, 16:9, geluid 2.0, 5.1 en DTS 5.1, regio 0). 2001

Verdi: La traviata. Marie McLaughlin (Violetta), Walter MacNeil (Alfredo), Brent Ellis (Giorgio), Jane Turner (Annina) met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Bernard Haitink. ArtHaus 100.112 (38’, 16:9, geluid 2.0, regio 2 en 5). 1988

Verdi; La traviata. Teresa Stratas (Violetta), Plácido Domingo (Alfredo), Cornell McNeill (Giorgio) e.a. met het Ensemble van de Metroplitan opera, New York o.l.v. James Levine. DG 073-120-3 (vhs). 1982

Verdi: La traviata. Tiziana Fabbricini (Violetta), Nicoletta Curiel (Annina), Roberto Alagna (Alfredo), Paolo Conti (Giorgio) e.a. met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Riccardo Muti. Sony 48353 (vhs). 1992

Verdi: La traviata. Anna Moffo (Violetta), Franco Bonisolli (Alfredo), Gino Becchi (Giorgio) met het Ensemble van de Opera in Rome o.l.v. Giuseppe Patanè. Video Artists Int. VAIDVD 4223 (113’, 4:3, geluid 1.0, regio 0). 1968

Verdi: La traviata. Edita Gruberova (Violetta), Neil Shicoff (Alfredo), Giorgio Zancanaro Giorgio) met het ensemble van La Fenice, Venetië o.l.v. Carlo Rizzi. NVC 4509-92409-2 (130’, 4:3, geluid 2.0, regio 2-6). 1992

Verdi: La traviata. Angela Gheorghiu (Violetta), Frank Lopardo (Alfredo), Leo Nucci (Giorgio) e.a. met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Georg Solti. Decca 071-431-9 (135’, 4:3, geluid 2.0, 5.1, regio 0). 1994

 

La traviata  (de gevallen vrouw) is gebaseerd op het toneelstuk La dame aux camélias van Alexandre Dumas jr. Het gaat over een aan tbc lijdende ‘society gastvrouw’ Violetta wier liefde voor de upper-class Alfredo het ongenoegen wekt van diens klassenbewuste vader Germont. Na de kostuum melodrama’s van Rigoletto en Il trovatore is La traviata een veel intiemer werk dat in een niet zover verleden speelt. Het gaat om slechts drie hoofdrollen tegen een high-society achtergrond.

Dat La traviata momenteel Verdi’s populairste opera schijnt te zijn, wordt weerspiegeld door het verrassende video aanbod van tenminste zeven opnamen. Dat was vroeger wel anders en zeker de première was een flop door het inzetten van een veel te krachtige Violetta en het verplaatsen van de handeling van de 19e naar de 18e eeuw.

De hoofdrol van Violetta is een van de veeleisendste in het hele operarepertoire en er is nauwelijks een bekende sopraan die zich in de loop van haar carrière niet aan een van haar treffende aria’s (‘E’ strano! Ah, fors’ è lui’, ‘Follie… Sempre libera’, ‘Ah! Dite alla giovine’ en ‘Addio del passato’) waagde: Victoria de los Angeles, Maria Caniglia, Angela Gheoghiu, Inessa Galante, Nuccia Focile, Cheryl Studer, Mirella Freni,Valerie Masterson, Maria Callas, Renata Scotto, Eleanor Steber, Kiri te Kanawa, Anna Moffo, Beverly Sills, Joan Sutherland om er maar een stel te noemen.

Het vermoedelijk oudste volledige beelddocument dateert vermoedelijk uit 1968. Het gaat om de verfilming van het werk door Mario Lanfranchi die hier veel verbeelding toont. Technisch bezwaren tegen deze productie gelden voor de slechte dubbing en de nogal povere kwaliteit van de soundtrack. Lanfranchi verplaatst de handeling uit het operagebouw in passende decors en zijn camerawerk heeft ingenieuze aspecten door het werk deels in de openbare ruimte, maar deels ook in close-ups te laten afspelen. Het resultaat is heel wat geloofwaardiger dan wat Franco Zeffirelli er met veel bombarie in zijn verfilming uit 1982 van maakte.

In de titelrol komt Anna Moffo prachtig tot leven als een fragiele, kwetsbare en warmbloedige Violetta. Afgezien van een wat aangeslagen hoogste register zingt ze met veel gevoel voor Verdiaanse melodiek en expressieve nuancen. Bonisolli zingt ook prachtig, maar acteert nogal houterig en veteraan Gino Becchi overtuigt volkomen als vader Germont. Giuseppe Patanè dirigeert stuwend, maar ook met het juiste gevoel.

 

In 1987 filmde Peter Hall in een lege zaal in Glyndebourne een opvoering waarbij hij ongehinderd door publiek vrijelijk met zijn camera’s kon opereren wat leidde tot heel mooie, ongewone beelden. Hij maakte van de nood een deugd in het nog kleine, niet verbouwde theater en schiep een lichtelijk claustrofobische sfeer waarin de tragedie van het drama in John Gunthers fraaie decors scherp uitkomt. Het stelt McLaughlin in staat haar dilemma’s en hachelijke situatie met een haast pijnlijk aandoende intensiteit te laten zien en horen, wat haar heel mooi lukt. MacNeil suggereert een al te verwende, tamelijk harteloze jongeman die nauwelijks in staat is om juist te reageren op de nieuwe gevoelens die Violetta in hem wekt. Voor het overige: een heel geslaagde uitgave.

 

Haitink dirigeerde lang geleden in Glyndebourne een memorabele voorstelling met Peter Hall als regisseur. Knap suggereert de camera een veel ruimer toneel dan in het oude Glyndebourne voorhanden was en de twee grote party taferelen aan begin en eind van de 2e akte zien er groots uit. Maar gelukkig komen ook de intiemer scènes, zoals het drama van de stervende Violetta er in close-up goed uit. Marie McLaughlin beschikt over een prachtige stem voor de hoofdrol, maar laat van haar diepere emoties vrij weinig blijken met haar gelaatsuitdrukking en de coloraturen aan het eind van de 1e akte komen niet gaaf tot stand, al is het fijn dat ze beide strofen van ‘Addio del passato’ zingt. Walter McNeil is een innemend lyrische Alfredo en Brent Ellis een kernachtige, zij het niet erg fijnzinnige vader Germont. Eigenlijk is het een handicap dat deze hele voorstelling zo’n nobel, maar afstandelijk Engels karakter heeft. Daar kan Haitinks frisse, levendige en stijlvolle aanpak weinig aan veranderen.

 

Kort voordat het intussen bijna heropende La Fenice theater in Venetië afbrandde werd daar in december 1992 nog een ontroerend mooie Traviata opgenomen met een goede bezetting. Het uitermate langzaam gespeelde voorspel doet het ergste vrezen, maar daarna brengt Carlo Rizzi het hele mechaniek vlot en sympathiek in beweging. De aankleding is erg traditioneel, met Neil Shicoff als een soort Victoriaanse bankklerk en nauwelijks een zwierige romantische figuur met een bril met metalen montuur. Maar verder is de kostumering stijlvol en zijn de decors passend. Shicoff is overigens in vocaal opzicht een uitstekende Alfredo en Edita Gruberova geeft volmaakt de ontwikkelingsgang van Violetta weer: vrolijk en uitgelaten als een coloraturen kwinkelerend vrij vogeltje in de 1e akte en zich vervolgens geleidelijk ontwikkelend tot de uitgeputte, tragische persoon uit de 4e akte die ze buitengewoon teer zingend eindigt. Net zoals Giorgio Zancanaro beide strofen van ‘Di provenza al mar’ uit de 2e akte zingt, doet Gruberova dit met beide strofen van ‘Addio del passato’ met keurige variatie, namelijk heel beheerst in gefluisterde halftinten. Een prachtige uitvoering ook al met al.

TDK legde blijkbaar een claim op het intieme Verditheater in Bussetto, waar ook zo succesvol Falstaff en Aida werden vastgelegd. Hier beperkte de intussen 78-jarige Zeffirelli zich tot een minder extravagante aankleding. Zijn hier vrij onbekende Italiaanse sopraan Stefania Bonfadelli heeft uiterlijk alles mee: ze oogt slank en alweer kwetsbaar, mar haar expressieve gelaatsuitdrukkingen tonen ook Violetta’s nerveuze gemoedsaandoeningen. In haar voordracht huldigt ze een schier volmaakte Verdistijl, zuiver van toon en met lange melodielijnen, ook al is haar kleurbereik (nog) wat beperkt. Belangrijker is dat ze het morbidezza (teerheid) fraai doseert.

De inmiddels ook 65-jarige Bruson is heel geloofwaardig en welsprekend als vader Germont; Scott Piper klinkt als Alfredo Italiaans genoeg maar acteert wat stijfjes en Domingo, die het werk van binnen en van buiten kent leidt heel alert en begripvol het geheel. Op de beeld- en geluidskwaliteit valt niets aan te merken.

 

Tenslotte is er nog een in het kort na deze opname in de as gelegde La Fenice theater in Venetië gemaakte opname (Warner NVC Arts 4509-92409-2) waaraan onder leiding van Carlo Rizzi Edita Gruberova, Neil Shicoff, Giorgio Zancanaro, Mariana Pentcheva e.a. meewerken. Een ontroerend geheel uit 1992 in langzame tempi en met een sublieme Alfredo – kwetsbaar, naïef, oprecht - in de persoon van Shicoff. Gruberova is een wat te oud aandoende courtisane Violetta, maar ze zingt briljant en geweldig mooi (‘Sempre libera’ en ‘Addio del passato’!) natuurlijk en kent haar rol van binnen en buiten. Zancanaro is een prima vader Germont in de traditie van Bruson. Het beeld geeft een intieme inblik in de handeling en de tragedie wordt heel duidelijk gemaakt.

Moeilijke keus tenslotte tussen dit drietal met elk sterke en zwakke kanten. Men bepaalt het beste zijn voorkeur aan de hand van persoonlijke overwegingen.

 

De Decca opname (ook op cd: 448.119-2) markeerde het sensationele, met de nodige glamour omgeven debuut van de destijds 29-jarige Gheorghiu als Violetta. Terugblikkend was de hoge waardering terecht, want op wat blijken van stress na overtuigt ze goed. De tweede ster hier is Solti in zijn eerste Traviata met een rijk geschakeerde combinatie van vaak tegenstrijdige bestanddelen als passie, discipline, teerheid, gloed, helderheid en felle ritmiek. De andere vertolkers blijven wat achter, de nogal stijfjes-arrogant opererende, nasaal klinkende Lopardo als Alfredo, de ongelijkmatige en matte Nucci als Germont sr. Beeld- en geluidskwaliteit zijn echter voortreffelijk.

 

Op cd was de Londense Traviata onder Solti al een eerste keus (Decca 448.119-2, 2 cd’s), op dvd-v wint hij nog aan kracht. Het ging destijds in 1994 om het sensationele debuut van Angela Gheorghiu in de titelrol, een rol die ze zich destijds verrassend goed en heel overtuigend had eigen gemaakt. Wat zet ze haar mooi rijke sopraan hier subtiel, doorleefd en genuanceerd in. Passend jeugdig en onbekommerd, met stralende coloraturen in de 1e akte, maar toch ook al zelfopoffering suggererend. In de 2e akte toont ze over royale reserves te beschikken voor de uitbarsting in ‘Amami, Alfredo’ en ze weet in de tweede strofe van ‘Addio del passato’ uit de 3e akte de intensiteit van haar gevoelens nog te versterken.

Frank Lopardo is een innemend fraai lyrische en jeugdig klinkende Alfredo, Leo Nucci een contrastrijk stugge, maar ook goed overtuigende vader Germont. Bob Crowley zorgde voor een prachtig spektakel op het toneel van Covent Garden en het is door het Deccateam fraai in beeld gebracht.

Men kan allerlei bezwaren hebben tegen de fanatieke, soms neurotische Georg Solti, maar nu ook te zien hoe geconcentreerd hij het voorspel dirigeert en met iedere handbeweging en een geconcentreerde blik de muziek tot leven brengt, is bijzonder. Voortdurend houdt hij de spanning erin en het opera orkest speelt prachtig voor hem; met name de strijkers verdienen lof.

Bij wijze van conclusie: Solti lijkt nog steeds de eerste keus te zijn, gevolgd door Domingo, Rizzi en Haitink in deze volgorde. Muti en Levine, alleen op vhs tape en zelfs dan nauwelijks meer verkrijgbaar (met bij Levine ook weer die overdreven regie van Zeffirelli!) kunnen we gevoeglijk vergeten. Patanè biedt een historisch curiosum.