Verdi. Rigoletto. Ingvar Wixell (Rigoletto), Edita Gruberova (Gilda), Luciano Pavarotti (Hertog van Mantua), Ferrucio Furlanetto (Sparafucile), Bernd Weikl (Marullo) e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 071-401-9 (116’, 4:3, geluid 2.0, 5.1, regio 0). 1983
Verdi. Rigoletto. Paolo Gavanelli (Rigoletto), Christine Schäfer (Gilda), Marcelo Alvarez (Hertog vam Mantua), Eric Halfvarson (Sparafucile), Graciela Araya (Maddalena) en het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Edward Downes. BBC Opus Arte OA 0829D (169’, 16:9, geluid 5.1, regio 0). 2001
Verdi: Rigoletto. Leo Nucci (Rigoletto), Inva Muler (Gilda), Aquiles Machado (Hertog van Mantua), Mario Luperi (Sparafucile), Sarah M’Punga (Maddalena), Giuseppe Riva Marulo) e.a. het het Ensemble van de Arena te Verona o.l.v. Marcello Viotti. TDK DV-OPRIG (134’, 16:9, geluid 2.0, 5.1 en DTS 5.1, regio 0). 2001
Rigoletto staat aan het begin van de rijpe operaperiode van Verdi en het is steeds een van zijn populairste werken gebleven. De tragische geschiedenis van de vervloekte bultenaar Rigoletto, de snode hertog van Mantua en Rigoletto’s dochter Gilda is gebaseerd op Victor Hugo’s Le roi s’amuse, maar tengevolge van de Venetiaanse censuur moest de handeling van het Franse hof worden verlegd naar het 16e eeuwse hertogelijk hof in Mantua. Voor het premièrepubliek was dat dichter bij huis, maar er was nauwelijks sprake van een rokkenjagende vorst omdat Venetië in die tijd werd geregeerd door monarchistische Oostenrijkers.
Rigoletto is een zeer toegankelijk werk dat zich vlot via een stel memorabele aria’s, koren en confrontaties coherent ontwikkelt. Het is ook een heel duister werk: Gilda offert haar leven op voor de flirtende hertog, wiens rol wordt vertolkt door een tenor, die doorgaans juist de in zijn recht staande figuur uitbeeldt. De schurk krijgt zelfs de mooiste melodie uit de hele opera: ‘La donna è mobile’.
Vernieuwing, experiment contra traditie op het hoogste niveau geldt voor deze opnamen. Voor ‘normaal gebruik’ zal Chailly’s pittige Deccaversie het beste voldoen en ook goed tegen herhaling bestand zijn. Maar wie eens een avontuur wil wagen, moet zeker de Londense uitgaaf eens bekijken. David McVicar veroorzaakte lichte opschudding in Covent Garden met zijn blijken van openlijke losbandigheid meteen aan het begin van het werk, inclusief seks in alle gedaanten. Het vormt een gedurfd en sensationeel begin van de opera waarin de hertog van Mantua wordt uitgebeeld als een overspelige en meedogenloze heerser over zijn ongedisciplineerde domein. Centraal staat een boeiend portret van Rigoletto door Paolo Gavanelli. Naar verhouding is de Gilda van de fraai zingende Schäfer wat bleek en koeltjes uitgevallen, maar geleidelijk wordt haar voordracht emotioneler en in de laatste akte is ze best ontroerend.
Meer in detail: In het grote veld Rigoletto opnamen heeft de Weense realisatie uit 1983 van Chailly altijd vrij weinig aandacht gekregen; merkwaardig genoeg is er ook geen cd equivalent van. Toch is deze uitgave niet te versmaden dankzij de markante regie van Jean-Pierre Ponelle, de nog goed in vorm zijnde Luciano Pavarotti als hertog, de echt medelijden wekkende Ingvar Wixell als Rigoletto en de fraaie coloraturen kwinkelerende, maar ook verder emotioneel en dramatisch overtuigende Edita Gruberova als Gilda. Ferruccio Furlanetto is een schurkachtige Sparafucile, Victoria Vergara een gevoelige Maddalena. De aankleding is stijlvol in renaissance stijl en het geheel geeft een treffend beeld van wat men op een goede, geïnspireerde avond in de Weense Staatsopera te zien en te horen krijgt.
In Covent Garden ging het werk in 2001 in de productie van David McVicar die meteen in de beginscène al losbandig uitpakt met seks in allerlei varianten tot sadomasochisme aan toe. Ook verderop wordt de hertog van Mantua – prachtig met alle egoïstische, dreigend-verleidelijke macho eigenschappen gezongen door Marcelo Alvarez – uitgebeeld als een overspelige en felle heerser van zijn ongedisciplineerde hof. Gegeven dat beeld van het hof, is Rigoletto’s bijna obsederende liefde voor zijn dochter des te treffender. Michael Vale’s enkelvoudige uitdragerij achtige decor weerspiegelt onder verschillende belichting fraai die beide werelden en die van de afschuwelijke Sparafucike, wiens hok er in de slotakte al even overtuigend vochtig en goor uitziet. Dit is de achtergrond van een opvoering die getuigt van een grondige voorbereiding en veel toewijding.
Paolo Gavanelli is een der beste, gevoeligste en kleurrijkste Rigoletto’s sinds Tito Gobbi, ook al zingt hij niet voortdurend loepzuiver, maar de psychologische uitbeelding kan haast niet beter van deze gnoom. Christine Schäfer als meisjesachtige Gilda begint wat koeltjes en afstandelijk, mist ook wat italianatà, maar ontdooit geleidelijk en is in de laatste akte vest ontroerend. Eric Halfvarson is een sinistere Sparafucile, Graciela Araya een sensuele Maddalena. Voor een Engelsman toont Downes een frappant gevoel voor dit Italiaanse drama dat hij temperamentvol en rijk genuanceerd over het voetlicht brengt. De beeldregie van Sue Judd is fraai, jammer dat de geluidskwaliteit niet optimaal is: de stemmen klinken te ver weg en een groter volume helpt daar niet ideaal tegen. Als bonus is er een interview met McVicar die verklaart het werk te beschouwen als een geconcentreerd gebrul van pijn en wijst erop dat het werk ontstond ten tijde van Marx en het communistisch manifest en de BBC documentaire ‘Verdi through the looking glass’ met beelden uit Bussetto, tenslotte ietwat vergelijkbaar met Mozarts Salzburg.
De registratie van een opvoering op 27 juli 2001 in de Arena van Verona valt nogal tegen. Het toneelbeeld en de regie zijn erg globaal en routineus, dirigent Viotti lijkt niet erg geïnspireerd en laat de gangbare coupures toe. Natuurlijk is Nucci een ervaren Rigoletto, maar ook hij weet zijn rol niet echt met nieuw leven te vullen. Aquiles Machado zingt een hertog die louter een stentorstem lijkt te bezitten en acteert houterig. De enige ster is de Georgische Inva Muler die voor een ontroerende Gilda zorgt. Ook de kleinere rollen bezitten nauwelijks distinctie en de videoregie van Valentino Buriol is vlakjes. Een versie om snel te vergeten. De BBC productie eindigt alles bijeengenomen op de eerste- de Decca dito op de tweede plaats.