Vivaldi: De vier jaargetijden. Julia Fischer met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Kenneth Sillito. BBC/Opus Arte AO 818D (105’, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2001
Vivaldi: De vier jaargetijden (fragmenten). Nigel Kennedy met het Berlijns filharmonisch orkest. EMI Vivaldi DVD1 (17’10”, 4:3, geluid 2.0, regio 0). 2002
Vivaldi: De vier jaargetijden. Janine Jansen met ensemble. Decca 982.682-8 (47’10” + 2’08”, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2005
Met Vivaldi’s opus magnum als onderwerp is de gemeenschappelijke noemer hier de inbreng van de solisten: alle vier heel begaafd en jong of tenminste met een jeugdig imago.
Nigel Kennedy, die eerder in de periode 1986 tot 1989 al zorgde voor een heel (ge)wilde, extreme uitvoering van het werk met het Engels kamerorkest op cd (EMI 749.557-2), valt het eerste af. Zijn bijdrage is slechts een 17’ durend promotieplaatje dat begint in Vivaldi’s Venetië en dat slechts een paar fragmenten bevat met de solist – die tussendoor best zinnig commentaar levert – steeds in close-up voor een kaarsenwoud. De begeleiders zijn niet in beeld, de promotaal (voor de Amerikaanse markt?) is walglijk. Kennedy ageert wat gematigder dan voorheen. In de snelle delen is hij motorisch, maar niet ademloos snel, in de langzame intiem romantisch. Hij articuleert en detailleert fraai en het orkest begeleidt sympathiek.
Een paar decennia eerder stond datzelfde orkest, toen nog onder Karajan, de nog jonge Anne Sophie Mutter terzijde tijdens een soort openingsconcert van de kamermuziekzaal van de Philharmonie. Het audio equivalent is beschikbaar als EMI 747.043-2. Zelfs in gereduceerde vorm klinkt het orkest nog te groot en ongedifferentieerd en Karajan als continuospeler is meer zicht- dan hoorbaar. Tempi zijn gematigd en alleen Mutters energieke inbreng is een positieve factor. Niets voor authentiek belusten.
Die komen ook bij de resterende opnamen niet aan hun trekken, maar deze verraden tenminste invloeden van het authenticiteitstreven. Beide solistes waren ten tijde van de opname nog jong, maar tonen grote rijpheid en veel stijlbesef. Fischer, die voor elk der vier werken haar kleding aanpast (de begeleiders spelen in informeel crème) biedt een verfrissende kijk op de traditie, speelt met veel fantasie, heel puur en perfect intonerend. Haar lievelingsfragment, het langzame deel uit ‘Winter’ is heel lyrisch, maar onsentimenteel: een volmaakte combinatie van zuiverheid en gloed. Als extra’s zijn daar een interviewtje met de soliste, beelden van de futuristische glazen koepel van de National botanic garden in Wales die de wisselende seizoenen illustreren. De opname is op een lichtelijk scherpe viooltoon na van heel goede kwaliteit.
Janine Jansen die steeds herinneringen wekt aan de jonge Gidon Kremer gaat zoals we haar kennen heel geëngageerd, zwierig en onbevangen te werk in haar gesponsorde opname, waarvan de audioparallel al als Decca 475.618-8 verscheen. Naar de huidige barokmode houdt ze het klein met een begeleiding van elk één eerste en tweede viool, altviool, cello en contrabas plus aan continuokant theorbe en klavecimbel of orgel.
De toegevoegde waarde ten opzichte van de cd uitgave is natuurlijk het beeld met de altijd fraai ogende soliste, die een charmant interviewtje heeft met Roland Kieft; ook worden 25 snel passerende en foto’s en beelden getoond van de opnamesessie in de Yakult zaal van de Amsterdamse Beurs van Berlage, terwijl de verfilmde uitvoering – met ook Jansen per seizoen in een wisselende robe – in een museumzaal met oude meesters plaatsvindt. Op hier en daar wat overdrijvingen – accenten, portamenti, tempowisselingen – na klinkt het resultaat heel monter en fris, allesbehalve geroutineerd.
Vooreerst zijn het de beide, elkaar mooi aanvullende jeugdige solistes die de meeste indruk maken