Fonografie Muziek

WITTGENSTEIN ALS INITIATOR VAN PIANOWERKEN VOOR DE LINKERHAND

Paul Wittgenstein als initiator van pianowerken voor de linkerhand

 

De Oostenrijkse pianist Paul Wittgenstein (1887 - 1961), broer van de filosoof Ludwig was een zoon van de Weense industrieel Karl Wittgenstein en groeide op in een muzikaal milieu waarin Clara Schumann, Brahms, Mahler en Richard Strauss wel over de vloer kwamen.

Zelf studeerde hij piano bij Malvine Bree en Theodor Leschetizky en theorie bij Josef Labor.

Hij debuteerde als pianist in 1913, maar moest meteen aan het begin van W.O. I in militaire dienst en belandde aan het Russische front waar hij in 1914 een schotwond opliep die het noodzakelijk maakte dat Russische artsen zijn rechterarm amputeerden terwijl hij krijgsgevangen was. Het duurde een jaar voordat hij werd uitgewisseld en gerepatrieerd. 

Intussen had hij wel het stellige plan opgevat dat hij zijn carrière niet wilde opgeven en na de oorlog, die hij in Italië uitdiende, zich wilde ontwikkelen als éénarmige pianist. Moedig studeerde hij zeven uur per dag en ontwikkelde een nieuwe techniek waarover hij later de studie met oefeningen School for the left hand publiceerde. Zo kon hij zijn loopbaan veertig jaar voortzetten. Omdat voor hem passend materiaal heel schaars was, verstrekte hij, puttend uit familiekapitaal, aan een stel componisten van naam opdrachten om concertante werken voor hem te schrijven. Dat leidde tot  

 

Hindemith: Klaviermuziek met orkest op. 29 (1923)

Leon Fleisher met het Symfonie orkest van het Curtis Institute o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1141-2.

 

Korngold Pianoconcert in Cis op. 17 (1923)

Howard Shelley met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9508.

 

Schmidt: Concertante variaties op een thema van Beethoven (1923)

Markus Becker met de NDR Radiophilharmonie o.l.v. Eiji Oue. CPO 777.338-2.

 

Bortkiewicz: Pianoconcert nr. 2 op. 28 (1924)

Stefan Doniga met het Janáček filharmonisch orkest o.l.v. David Porcelijn. Piano classics PCL 10146 

 

Strauss, R.: Parergon zur Symphonia domestica op. 73 (1925) 

Gary Graffman met het eens filharmonisch orkest o.l.v. André Previn. DG 449.188-2.

 

Strauss, R.: Panathenerzählung, symphonische Etüden in Form einer Passacaglia op. 74 (1927)

Anna Gourari met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Karl Anton Rickenbacher. Koch 3-6571-2.

 

Ravel: Pianoconcert voor de linkerhand (1930)

Pierre-Laurent Aimard met het Cleveland orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 477.8770.

 

Prokofiev: Pianoconcert nr. 4 in Bes op. 53 (1931)

Boris Berman met het Concertgebouworkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8791.

 

Britten: Diversions op. 21 (1940) 

Julius Katchen met het Londens symfonie orkest o.l.v. Benjamin Britten. Heritage HTGCD 244.

 

Ravels Concerto pour la main gauche is daarvan het bekendste, maar niet alle opdrachtwerken erden in dank ontvangen (doch wel betaald). Ravel waardeerde echter niet dat de pianist wijzigingen in zijn werk aanbracht en raakte met hem in conflict. Wittgenstein speelde ook niet al die composities. Zo beweerde hij niets te begrijpen van het vierde concert van Prokofiev en weigerde hij om het werk van Hindemith uit te voeren. Weer andere componisten als Alexandre Tansman en Karl Weigl reageerden nauwelijks op zijn verzoek. Soms ook claimde hij het alleenrecht om deze werken tijdens zijn leven te mogen uitvoeren. 

De Wittgensteins waren Christenen, maar omdat ze een Joodse grootvader hadden, moesten we op grond van de Nazi rassenwetten in 1936 naar de V.S. emigreren waar hij les gaf aan het Ralph Wolf conservatorium en het Manhattan college in in 1961 op 73-jarige leeftijd overleed.

Er is wel een opname van Wittgenstein zelf bewaard gebleven.Daarop speelt hij op 28 februari 1937 het linkerhand concert van Ravel met het Concertgebouworkest onder Bruno Walter (Q Disc 97017) uit 2003.

John Barchilon baseerde zijn novelle The crown prince op Wittgensteins leven.