Fonografie Muziek

VLIJMEN, JAN VAN

JAN VAN VLIJMEN, DE VEELZIJDIGE  

Bij het overlijden van Jan van Vlijmen (1935-2004) komen haast vanzelfsprekend eerst wat persoonlijke herinneringen aan hem op. Vaag leerde ik hem kennen in zin laatste jaar (1965) als directeur van de Amersfoortse Muziekschool waar mijn kinderen les hadden. Aanzienlijk intensiever was het contact toen ik werd uitgenodigd om mee te denken en te praten over een lesprogramma van de op te richten afdeling Muziekregistratie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar Van Vlijmen – na eerst sinds 1972 adjunct te zijn geweest van Kees van Baaren  bij wie hij piano en compositie had gestudeerd – van 1971 tot 1986 directeur was. Die opleiding begon daadwerkelijk in 1981 op bijvakbasis en werd het jaar daarop verheven tot volwaardig hoofdvak. In goede herinnering staan mijn eerste lessen ‘Audiotechniek’ en ‘Luisterpracticum’ op mijn verjaardag in september 1981.

Voor mij ontpopte Jan van Vlijmen zich als een heel aimabel, invoelend iemand met veel idealen en fraaie toekomstvisies, die snel tot degelijke besluitvorming kon komen. Zelf formuleerde hij dat met de uitspraak dat hij “een overgangstype was van de vaderlijke conservatoriumdirecteur naar de noeste manager”. Tijdens zijn bewind werd het primitieve gebouw aan de Beestenmarkt vaarwel gezegd en een mooi nieuw pand aan de Juliana van Stolberglaan betrokken. Een gebouw met tal van meer, nuttige voorzieningen, los van de beter geïsoleerde leskamers en studio’s, zoals de Arnold Schönberg concertzaal, de Kees van Baaren theaterzaal, de elektronische studio, de dansstudio. Tot die initiatieven behoorde ook de integratie van een middelbare schoolopleiding en het van de Universiteit Utrecht overgenomen Instituut voor Sonologie en het verbeteren van de opleidingen ‘oude muziek’ en ‘operaklas’. Het geheel getekend door een streven naar concentratie van voorhanden talent

Belangrijk was ook de opzet van jaarlijkse programma’s rond een ‘composer in residence’ met als een de hoogtepunten de komst van KarlHeinz Stockhausen in 1984.

Met al die nuttige eigenschappen kreeg hij het moeilijker toen hij in 1985 als opvolger van Hans de Roo intendant werd van de Nederlandse Opera en later als directeur van het Holland Festival. Jobs, waarin je het nooit echt goed kunt doen, wat je ook probeert. Toen heb ik hem wel lichtelijk gekweld meegemaakt tijdens persconferenties want zijn ambitieuze plannen voor kwaliteitsverbetering, gepaard gaand met grotere kwaliteit onder het motto meer geld en minder routine (zich uitend in die prachtige voorstelling van Rossini’s Il barbiere di Siviglia in de regie van Dario Fo en de zeer omstreden Tristan und Isolde van Wagner in de regie van Jürgen Gosch. Oplopende tekorten en conflicten maakten een eind aan die rollen als intendant en directeur.

En voortdurend was sprake van een dubbelleven, een lastige coëxistentie van de pedagoog, manager, organisator enerzijds en de creatieve componist anderzijds. Aanvankelijk componeerde hij vooral gedurende de schoolvakanties, later, nadat hij zich in 1997 in Normandië had teruggetrokken kon hij zich geheel aan dat werk wijden.

Sinds zijn Eerste blaaskwintet uit 1959 heeft Van Vlijmen zich met zijn preoccupatie voor vormproblemen en getalsturingen nooit helemaal los willen of kunnen maken van de wat overdadige Bergiaanse expressiviteit. Soms leidde dat tot enige tweeslachtigheid, zoals in Costruzione per due pianoforti  (1961). De invloed van Stockhausen blijkt duidelijk uit zijn ‘ruimtelijk gedachte’ stukken, zoals de Gruppi (1962), Serenade 2 (1964) en Omaggio a Gesualdo, een verkapt vioolconcert (1971).

Als tamelijk berucht golden zijn met andere prominente componisten gevoerde actie tegen de programmering van het Concertgebouworkest (1966 en toegespitster 1969) en zijn medewerking aan de gezamenlijke opera van hem met Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Misja Mengelberg en Peter Schat Reconstructie (Holland Festival 1969). Met zijn Interpolations (1968) veroorzaakte hij een rel in Rotterdam.

Minder geslaagd was zijn samenwerking met Reinbert de Leeuw aan de opera Axel (1977), maar dankbare herinnering bewaar ik wel aan zijn erg complexe vierluik Quaterni (1979/84) door het Concertgebouworkest in 1985. Een derde, korte opera, Un malheureux vetu de noir uit 1990 en de cantate Inferno (1991/3) hadden wat meer succes, mogelijk omdat ze minder streng van opzet en wat melancholisch van aard zijn en het wachten is nu op de première van Thyeste volgend jaar in de Brusselse Muntschouwburg. Gelukkig kon hij ook nog net een pianotrio voltooien.

Voor lezers van onze website is waarschijnlijk interessanter wat er aan muziekconserven te koop is van Van Vlijmens oeuvre dat uit ongeveer vijfenveertig composities bestaat. Mogelijk dat nog eens goed in omroeparchieven wordt gespeurd en dat voorhanden materiaal logisch wordt gebundeld. Voorlopig moeten we het echter doen met veel los materiaal, zoals dat door Donemus en Steim is uitgegeven, te weten:

Reconstructie. Steim 001

Gruppi. Donemus DAVS 6404

Monumentum. Donemus CV 144  

Omaggio a Gesualdo. Donemus DAVS 7473/3

Pianoconcert. NMClassics 92070

Quaterni; Quintetto. Donemus CV 1981/3

Serenata I. Donemus DAVS 6902

Serenata II. Donemus DAVS 6603

Sonata per pianoforte e tre gruppi strumentali; Ommaggio a Gesualdo; Inferno. Donemus CV 59  

Sonate. Donemus DAVS 7172/4

Strijkkwintet. NMClassics 92078  

Trimurti. Donemus CV 8302

Verder is ook de Van Gogh opera op CV verschenen, en verdwenen.

                                                                                                                                 J. de K.