Fonografie Muziek

VIRTUOOS, OPKOMST VAN DE

OPKOMST VAN DE VIRTUOOS

 

Nadat hij eens werd geprezen om zijn virtuositeit schijnt Bach te hebben gezegd: “Daar is niets opmerkelijks aan. Alles wat je te doen hebt is op het juiste moment de juiste toets aanslaan en het instrument spelt vanzelf”. Bach wordt algemeen beschouwd als de grootste organist aller tijden, maar volgens het soort norm dat de luisteraar heeft gesteld, was hij geen virtuoos.

Om te beginnen was hij organist wat betekent dat hij de meeste tijd in kerken sleet waarin alles wat op muzikaal gebied gebeurde ter ere van God is en  ieder element van show ontbreekt. Toch kwam in de Barokperiode dat element al op de proppen. Scarlatti en Händel gingen een onderlinge wedstrijd op het klavecimbel aan toen hun paden elkaar in Italië kruisten en Bach zelf deinsde er niet voor terug om zijn vaardigheden te demonstreren, vaak ten nadele van andere uitvoerenden.

Een van de beroemdste incidenten betreft de prominente Franse organist Louis Marchand die tijdens een bezoek aan Dresden in 1717 de uitdaging aannam voor een improvisatieduel met Bach. Het verhaal verscheen in Bachs ‘necrologie’ uit 1754 en suggereert dat Marchand die zijn rivaal hoorde studeren de avond voor de wedstrijd zo onder de indruk raakte, zijn excuses aanbood, snel zijn biezen pakte en naar Parijs terugreisde.

Vijftig jaar na Bachs dood lagen de prioriteiten anders. De piano was het dominante toetsinstrument en het muziekpubliek verliet de kerken om voortaan in seculiere zalen te gaan luisteren. De eertijdse musicus in dienst van God, werd nu zelf een God.

In de eerste jaren van zijn loopbaan werd Beethoven algemeen en in gelijke mate bewonderd als pianist en als uitermate bekwame en vaardige showfiguur. Op een keer toen hij met moeite in een lange zit had geluisterd naar een langdradig kwintet voor piano en blazers van een van zijn rivalen, Daniel Steibelt, stevende hij op de piano af, pakte de bladmuziek van de cellist, zette die op zijn kop en speelde vervolgens tot grote verbazing van het publiek op basis van de eerste acht noten als thema improviserend twintig heel gecompliceerde variaties. Een dergelijk blijk van exhibitionisme zou Bach zich nooit hebben veroorloofd.

Maar de romantische smaak van het langzamerhand verlichte en betalende Europese concertpubliek wilde waar voor zijn geld en de inhoud van het musiceren begon hier en daar te wijken voor de vorm. Om de gunst van het publiek te winnen, moest een musicus vaak op de toppen van zijn technisch kunnen presteren.

Met de komst van Paganini en wat later van Liszt werden de compositie, de vertolking en de presentatie van muziek als het ware opnieuw uitgevonden. In hun vervagend snelle handen werd het karakter van de serieuze muziek opnieuw vormgegeven als vermaak. Zij zorgden voor een briljante, ja vaak spectaculaire vertoning en presenteerden die als een grote deugd.

Daarvoor gebruikten ze eigen werken die het mogelijk maakten om hun eigen kunnen te demonstreren. Ze keerden de polariteit van de waardering om en maakten de methode van de uitvoering haast belangrijker dan de compositie zelf.

Hun verheffing tot de status van God werd zorgvuldig voorbereid en gemanipuleerd. Zo werden wel vrouwen ingehuurd die tijdens een optreden moesten flauwvallen. De publiciteitsmachine werd op gang gebracht en deed het voorkomen of het publiek geweldige circusacts te zien en te horen zou krijgen; tournees dienden om de roem en dus de aandacht verder te verspreiden.

Ondanks (of juist dankzij) Paganini’s demonische verschijning werden Liszt en hij de eerste sekssymbolen uit de klassieke muziek; beiden deden er alles aan om die indruk te versterken. Zeker Paganini deed er alles aan om het hele begrip van muziekappreciatie op een andere leest te schoeien. Schumann noteerde daarover: “Hier is een keerpunt in de virtuositeit bereikt”.

Ruim anderhalve eeuw na Paganini is diens invloed nog voelbaar. De vertolker en zijn vaardigheden domineren nog steeds de cultuur van de serieuze muziek; het technisch kunnen wordt vaak hoger aangeslagen dan oorspronkelijke creativiteit. Er zijn maar weinig instrumentalisten die zelf nog componeren, maar met zo’n overdaad aan talent kunnen we ons nog goed voorstellen wat Heine bedoelde toen hij na in 1829 een optreden van Paganini had bijgewoond oordeelde: “Deze vampier met zijn viool die het geld uit onze zakken zuigt ….. het zijn gedachten die onmiddellijk oplossen op het moment wanneer de geweldige meester de viool onder zijn kin plaatst en begint te spelen”.