IN DE OPERA STERVEN PRIMA DONNA'S ZELDEN STAANDE
Met veel plezier proeven we hun coloraturen drie aktes lang op ons trommelvel. Dan is het zover..... Wanneer achter aan het gehemelte de huig trilt, de royale boezem zwelt en de reserves van de longblaasjes worden aangesproken, wanneer in het strottehoofd de genot verbreidende spieren zwellen en de stemspleet zich opent, slaat in de opera het uur van de waarheid. Men heeft - net als bij het stieregevecht - lang genoeg gewacht om tenslotte deze daad van vernietiging te beleven.
Zeker, zo fraai als Richard Wagners Isolde doen maar weinigen dat: achter Tristans lijk gloeit ze na als een kaars, paart ze zich met de aanrollende chromatische orkestbranding: "In dem wogenden Schwall, in dem tönenden Schall, in des Welt-Atems wehendem All ertrinken, versinken, unbewusst, höchste Lust!"
Geen wonder dat ooit in Bayreuth, toen Astrid Varnay deze liefdesdood onder hoogspanning realiseerde vanuit het parket een steunende stem werd vernomen: "No! Don't stop! Don't stop!" Een Engelsman had goed begrepen, dat de door de liefdesdrank geïnfecteerde Ierse Maid hier haar laatste en grootste orgasme beleefde en daaraan te gronde ging.
Dat is overigens geen uitzondering, zo'n orgiastische overgang naar de sluimeretage. Ook Salome geniet daarvan, en hoe! Tussen As groot en Cis groot en begerig het bloed van de onthoofde Jochanaan likkend, verliest ze coram publico zogezegd haar maagdelijkheid en tevens haar jonge leven. De aangeduide executie is dan nog een kwestie van vorm, waarover meteen ook al het gordijn valt.
Ook hier "Unbewusst, höchste Lust"? Of perverse zelfvernietiging? Of de overgang naar pure waanzin, net als bij die andere kandidate voor de dood bij Richard Strauss, Elektra? Deze medeplichtige aan een ontzettende dubbele moord moet in een koortsachtige dans uitbarsten, totdat ze "in höchster Ekstase entseelt zu Boden stürzt". Wat tenslotte geen wonder is bij de Saturday-Night koorts, die hier door zo ongeveer de zwaarste orkestbezetting uit de hele operaliteratuur wordt ontwikkeld.
Toch kan het bij het sterven van geestelijk gestoorden veel welgemanierder toegaan, wat onder andere Gaetano Donizetti in zijn "Lucia di Lammermoor" aantoont. Voor hem zijn een fluit en coloraturen, die hun echo in de hemel vinden genoeg om zijn prima-donna tijdens een uiterst bekoorlijke en absoluut dodelijke aanval van waanzin over het voetlicht te tillen.
Ook wanneer in Giacomo Puccini's "La Bohème" de arme Mimi uitgeteerd haar miserabele meisjesdood sterft en een Mirella Freni daarvoor oneindig tere sterftonen vindt, kan het publiek ademloos stil luisteren. Dat Puccini ook mee kan met een hoogdramatisch verscheiden, heeft hij met zijn "Tosca" aangetoond. Geen wonder, dat het werk zo populair bleef. Daar stort de heldin zichzelf namelijk nadat ze de booswicht met een fruitmesje om het leven heeft gebracht van de transen van de Engelenburcht, terwijl haar laatste kreet "Colla mia! O Scarpia, avanti a Dio!" over de daken van Rome schalt.
Dat daarbij van alles kan misgaan, leverde een stel aardige anekdotes op. Meestal wordt de neerstortende zangeres beneden opgevangen door een dikke matras, maar niet zelden maken zangeressen een noodlanding en verstuiken enkels of lopen andere kneuzingen op. Een enkele keer werkt zo'n matras ook als trampoline en verschijnen ze in een merkwaardige houding nogmaals boven de kasteelmuur.
Een dergelijke duikvlucht komt ook voor in Catalani's "La Wally". Daar volgt de prima-donna haar geliefde, die door een lawine van een hoge alm in de diepte verdwijnt met een sprong in de huiveringwekkende spelonk. Dat schijnt ooit een veelgeprezen prestatie te zijn geweest van Renata Tebaldi aan de Milanese Scala.
Maar de mogelijk meest geprezen prestatie in het helaas op dit punt niet bijgewerkte "Guinness Book of Records" heeft waarschijnlijk Giulietta Simionato geleverd, toen ze destijds in de Arena van Verona als Carmen lijk werd.
Zij ontkwam namelijk aan haar Don José toen deze haar de verdiende dolk wilde geven, snelde de steile marmertrappen van de Arena op, werd daar precies op tijd voor zijn "Eh bien, damnée!" ingehaald en neergestoken. Daarop stortte ze zich neer op een manier zoals men het in een Westernfilm zelden beleeft en rolde levenloos weer de vele traptreden af. Dat de 22.000 toeschouwers in jubel uitbarstten en deze acrobatische prestatie met een ovationeel applaus honoreerden, zoals Simionato dat zelfs voor haar mooist gezongen aria nooit had gekregen, hoeft nauwelijks nader betoog.
Wie intussen wil weten, wie de meeste prima-donna-lijken op zijn naam heeft, moet attent worden gemaakt op Giuseppe Verdi. Alleen al in de meest opgevoerde opera's van hem valt het gordijn over negen vrouwelijke doden. In "Il Corsaro" en "Il trovatore" hebben de dames gif geslikt, in "I Masnadieri" krijgt ze een mes in de ribben. In "Macbeth" blaast de lady ook in waanzin als een boze geest haar laatste adem uit, in "La forza del destino" breekt haar gemaltraiteerde hart in de armen van haar geliefde voor het lijk van haar broer, in "La traviata" gaat het om een door hemels klinkende violen begeleide tering, in "Rigoletto" wordt ze uitgerekend in opdracht van haar vader per ongeluk het slachtoffer van een huurmoordenaar. In "Otello" wurgt de woedende jaloerse echtgenoot haar vanwege een verloren zakdoek en in "Aida" tenslotte ontstaat de exitus infelix tengevolge van gebrek aan zuurstof: samen met haar geliefde ingemetseld in een graftombe geeft ze in het duet "O terra, addio" de laatste tonen van haar onder Egypte's zon gevonniste leven van zich.
Een dergelijke manier om schoon schip te maken, past nu eenmaal fraai bij het zuidelijke temperament. De fantasie om bijzondere doodsoorzaken op te sporen en toe te passen kent daar vrijwel geen grenzen naar het schijnt. In dit verband moet ook Francesco Cilea worden gememoreerd, wiens Adriana Lecouvreur aan vergiftigde viooltjes ruikt voordat ze zingt: "Sciolta dal duolo, io volo, io volo, come una bianca columba stanca, al suo chiaror."
Een Richard Wagner, die anderzijds van bedrog via gepeperde incest tot broedermoord alle paragrafen van het strafrecht geweld aandoet, lijken al deze doodsoorzaken te banaal. Bij hem plegen alle dames volgens het merkwaardige principe van de "Liebeserlösung" afscheid te nemen van het leven. Daarbij zijn wel steeds duidelijke oorzaken te diagnostiseren, maar deze zijn altijd zwaar metafysisch belast en kunnen door elke regisseur willekeurig worden geduid. Vandaar dat tegenwoordig vrijwel geen Senta in "Der fliegende Holländer" zich meer van de rotsen in de woeste zee stort en dat geen Brünnhilde in "Götterdämmerung" meer het paard de sporen geeft voor de finale sprong in de laaiende vlammenzee. Dat alles kan ook symbolisch worden geduid, waarmee Elsa, Elisabeth en Kundry op mystiek-omstraalde manier sterven. Dat kan zonodig net als bij Isolde ook staande gebeuren.
Maar dan gaat het al haast niet meer om opera, maar om het Bühnenweihspiel à la "Parsifal". Het ontneemt het publiek nu juist van het lyrisch smeltende of door dramatische tonen begeleide concrete prima-donna-sterven, waarvoor het zich moeizaam in smoking kleedde.