SCHUBERTS LIEDEREN VIA DIVERSE PRISMA’S
Weinig andere componisten zijn zeker op cd en dvd de laatste decennia meer onderhevig aan sprongmutaties dan Schubert. Het is daarom misschien interessant hier wat zomaar voor de geest komende voorbeelden te geven. Er is bij dieper nadenken, studeren en zoeken vast nog meer.
Op kamermuziekgebied is daar bijvoorbeeld de – overigens prachtige – bewerking door Victor Kissine van het Strijkkwartet nr. 15 in G D. 887 in de uitvoering door Kremerata Baltica met Gidon Kremer (ECM 1883 476-19939) uit 2003.
Maar verrassender zijn de ondernemingen op vocaal gebied, in Schuberts liederenschat. Waarschijnlijk is het ooit begonnen met de cyclus Die Winterreise die tijdenlang het uitsluitende domein van baritons als Fischer-Dieskau (EMI 567.927-2, 562.784-2, DG 447.421-2, 415.187-2, Philips 464.739-2) was in verschillende levensfasen en met verschillende begeleiders, maar verder ook van bijvoorbeeld Holzmair (Philips 446.407-2), Goerne (eerst in 1996 op Hyperion CDJ 33030, daarna in 2004 Decca 467.092-2) en Bär (EMI 749.334-2) en van de echte basbariton Hotter (EMI 566.985-2). In tweede instantie kwamen daar tenoren als Schreier (Philips 475.900-2), Bostridge (EMI 557.790-2) en voor wie niet allergisch is voor zijn stem Pears (Decca 466.382-2) als beste, belangrijkste interpreten bij.
Maar veel eerder al, in 1941 begaf sopraan Lotte Lehmann zich in dit domein, in 1976 gevolgd door Lois Marshal. Pas daarna werden sinds 1988 de sluizen van weemoed ook opgezet voor alten als Brigitte Fassbänder en Nathalie Stutzmann; onlangs waagde zich sopraan Christine Schäfer aan deze opgave. Van dit laatste drietal overtuigt Fassbänder het sterkst.
Stutzmann heeft een heel bijzondere altstem en laat vaak bewonderenswaardige dingen horen, maar hier overtuigt ze niet met haar merkwaardige, niet bijster aantrekkelijke, want moeizaam aandoende stijlbesef, haar overdreven portamenti, haar voorkeur voor vrij trage tempi en het te vaak van onder de toon inzetten. Echte ontroering weet ze in tegenstelling tot de echt imposante Fassbänder en Ludwig haast geen moment te wekken. Bovendien was Reimann voor haar een subtieler begeleider dan de best toegewijde Södergren. Hoe dan ook: bij de alten geniet Fassbänder met afstand de voorkeur.
De terecht op ander terrein zeer bewonderde Schäfer stelt hier wat teleur met een opdringerige, jachtige, bij vlagen haast agressieve vertolking waarmee ze aan het expressieve oppervlak van deze liederen blijft. Helaas begeleidt Schneider ook nogal grof en is de klankbalans wat ongunstig uitgevallen, in dit geval ten gunste van de begeleiding. De andere, hieronder genoemde oudere sopraanvertolkingen zijn onbekend helaas.
Bij het opwaarts transponeren van liedbegeleidingen dreigt bovendien het verschijnsel dat de eminente begeleider Gerald Moore ooit prachtig illustreerde. Van Brahms’ ‘Der Schmied’ op. 19/4 wordt als het origineel voor lage stem wordt omgezet in eentje voor sopraan van een hoefsmid tot eentje van een zilversmid.
De non-cyclus Schwanengesang die niet zozeer aan de mannenstem is gebonden, kennen we behalve van de prominente heren Fischer-Dieskau (EMI 566.146-2) en Schreier (Decca 425.612-2, 476.7103) aan dameskant vooral van de hier schitterende, soms zelfs overtreffende Brigitte Fassbänder.
Soms gaan de ingrepen verder. Dan worden de arrangementen voorzien van een heel orkest of een kleiner instrumentaal ensemble. Abbado bijvoorbeeld greep terug op orkestraties van Berlioz, Brahms, Offenbach (!), Liszt, Reger, Webern en Britten.
Op de ‘Romance’ uit Rosamunde na schreef Schubert geen orkestlied. Pas in de romantiek en daarna ontstonden deze georkestreerde liederen. Ze zijn het werk van componisten als Berlioz, Brahms, Liszt, Offenbach, Reger, Webern en Britten. Voor een parallel in de schilderkunst zou men kunnen denken aan beroemde schilders die de etsen van Rembrandt of de tekeningen van Leonardo inkleurden.
Het is interessant te luisteren, met de originelen te vergelijken wie het best slaagde de sfeer van het negentiental dat Von Otter, Quasthoff en Abbado uitzochten te verhogen, te intensiveren, waarbij het extra interessant is ‘Erlkönig’ tweemaal tegen te komen nadat dit lied door Berlioz en Reger is behandeld. Het zal nauwelijks verbazen dat Berlioz verbeeldingsvoller, beeldender te werk ging. Brahms verleende iets heel eigens aan ‘Memnon’, Reger tekende met groot vakmanschap maar minder fantasie voor zeven liederen. ‘Gretchen am Spinnrade’ bijvoorbeeld slaagde maar matig, zo plichtmatig klinkt het. Het boeiendst is eigenlijk de inbreng van Webern die in 1903 voor prachtige, karakteristieke invullingen zorgde van ‘Tränenregen’, ‘Der Wegweiser’, ‘Du bist die Ruh’ en ‘Ihr Bild’. Anne Sofie von Otter neemt de eerste tien liederen voor haar rekening, Thomas Quasthoff de laatste negen. Allebei doen ze dat met veel inlevingsvermogen. De begeleiding is om door een ringetje te halen.
Componist/dirigent Hans Zender maakte voor de Winterreise en een aantal separate liederen eigen, kleinschaliger, maar geavanceerder klinkende bewerkingen – zelf spreekt hij van ‘gecomponeerde interpretatie’ – met wat de Winterreise aangaat hulp van accordeon, het nodige slagwerk, gitaar en een wind- plus een regenmachine. Voor wie van mening is dat Schuberts composities onaantastbaar zijn, zullen zijn ingrepen onaanvaardbaar klinken. Maar zijn serieuze pogingen kunnen ook worden beluisterd als een aantrekkelijke, alternatieve poging om met de nodige distantie deze muziek, die zo overduidelijk getuigenis aflegt van wat zich in het tragische korte, maar o zo creatieve leven van de componist afspeelde te exploreren. Persoonlijk lijkt Zender daarbij geheel afwezig; hij stelt zich niet hinderlijk tussen het gecomponeerde en de luisteraar op.
Geen wonder dat cellisten dol zijn op Schubert. Hij schreef prachtige dingen (denk aan het Strijkkwintet!), maar eigenlijk te weinig voor het instrument en de Arpeggione sonate is dan feitelijk nog niet eens echt voor de cello. Maar het achttal liederen in onbekende arrangementen doet het meer dan voortreffelijk op Gastinels cello en de pianobegeleiding van Désert is heel levendig.
Een geval apart is de presentatie van Die Winterreise als werk voor verteller, altviool en piano waarvoor acteur Härtling, altiste Zimmermann en pianist Höll tekenden met weer een heel ander prismatisch beeld van het toch al veelzijdige werk.
Een geval apart vormen de ‘hertalingen’ in het Nederlands van popartist Jan Rot, die voor DG ook Bachs Matthäus Passion onder handen nam. Aantrekkelijker dan Jan Engelman die indertijd voor ‘Blute nur’ met ‘Bloed maar door’ kwam. Rots teksten getuigen van flair en verbeeldingskracht. Het is interessant het resultaat met Koningsberger te beluisteren, maar het laat nauwelijks een waardevolle, blijvende indruk na. Interessant voor een paar keer, doch niet tegen de talloze herhalingen waarvoor de cd is bedoeld. Met Die schöne Müllerin als uitgangspunt verscheen najaar 2006 een tweede hertaling van Rot onder de titel Zomerreis.
Op een aanzienlijk hoger plan staan de echte vertalingen die Lau Kanen bundelde in het in 2009 door uitgaverij Papieren Tijger uitgegeven boek Schubert in het Nederlands (ISBN 978.90-6728-233-8).
Een ander bijzoner geval wordt gevormd door de indertijd door de VPRO tv uitgezonden, daarna op dvd verschenen compilatie van liederen van Schubert en Schumann door filmactrice Barbara Sukowa en het Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw die de Duitse soliste al sinds jaren kende via een samenwerking in een Holland Festival in Schönbergs Pierrot lunaire. Het heeft wel wat om haar met haar wat rauwe, dramatische stemkwaliteit en haar bijzondere expressie in dit met brokken kamermuziek doorspekte programma met drie groepen van telkens zeven liederen (waaronder bekende grootheden als ‘Gretchen am Spinnrade’, ‘Heidenröslein’ en ‘Erlkönig’) te zien en te horen. De Leeuw verzorgde waar nodig de instrumentatie en neemt verder ook de pianopartijen voor zijn rekening. Deze dvd zat ooit in een aanbieding van Klassieke Zaken, maar is nu via de VPRO webwinkel te bestellen.
Discografie
Liederen met orkestbegeleiding. ‘Die Forelle’ (orkestratie Britten), ‘Ellen’s Gesang’, ‘Memnon’, ‘An Schwager Kronos’, ‘Geheimes’ (orkestratie Brahms), ‘Gretchen am Spinnrade’, ‘Im Abendrot’, Nacht und Träume’, ‘Gruppe aus dem Tartarus’, ‘Prometheus’, ‘An die Musik’, ‘Erlkönig’ (orkestratie Reger), ‘An Sylvia’ (orkestratie onbekend), ‘Erlkönig’ (orkestratie Berlioz), ‘Die junge Nonne’ (orkestratie Liszt), ‘Tränenregen’, ‘Der Wegweiser’, ‘Du bist die Ruh’, ‘Ihr Bild’ (orkestratie Webern), ‘Ständchen’ (orkestratie Offenbach). Anne Sofie von Otter en Thomas Quasthoff met het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Claudio Abbado. DG 471.586-2 (72’44). 2002
Im wunderschönen Monat Mai. Liederen van Schubert en Schumann door Barbara Sukowa en het Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. VKZ 052-264 (dvd). 2004
‘Coronach’, ‘Gondelfahrer’ ‘Nachthelle’, Psalm 23. Carsten Süß met de Bamberger Sinfoniker en koor o.l.v. Jonathan Nott. Tudor TUDOR 7131 (77’). 2004
‘An die Musik’, ‘Auf dem Wasser zu singen’, ‘Die Forelle’ ‘Litanei auf das Fest Allerseelen’, ‘Der Müller und der Bach’, ‘Ständchen’, ‘Der Doppelgänger’ en ‘Täuschung’. Anne Gastinel en Claire Désert. Naïve V 5021 (63’). 2004
Schwanengesang D. 957. Brigitte Fassbänder en Aribert Reimann. DG 429.766-2, Decca 474.535-2 (67’43”). 1991
Die Winterreise D. 911, bewerking Hans Zender. Hans Peter Blochwitz met het Ensemble Modern o.l.v. Hans Zender. RCA 09026-68067-2 (90’35”). 1994
Die Winterreise D. 911. Naverteld voor spreekstem met altviool en piano. Peter Härtling, Tabea Zimmermann en Hartmut Höll. Capriccio 10382/3 (2 cd’s). 1991
Die Winterreise D. 911. Brigitte Fassbänder en Aribert Reimann. EMI 749.846-2, 574.988-2 (75’). 1987
Die Winterreise D. 911. Lotte Lehmann en Paul Ulanowski. Pearl GEM 0033. 1941
Die Winterreise D. 911. Christa Ludwig en James Levine. DG 423.366-2 (74’18”). 1986
Die Winterreise D. 911. Lois Marshall en Anton Kuerti. CBC PSCD 2011. 1976
Die Winterreise D. 911. Margaret Price en Thomas Dewey. Forlane UCD 15769. 1997
Die Winterreise D. 911. Christine Schäfer en Eric Schneider. Onyx 4010 (68’45”). 2003
Die Winterreise D. 911. Nathalie Stutzmann en Inger Södergren. Calliope CAL 9339 (77’) 2003.
De winterreis D. 911. Hertaald door Jan Rot. Maarten Koningsberger en Roger Braun. Tatlin/Briljant classics
De zomerreis (Die schöne Müllerin) D. 795, hertaald door Jan Rot. Marcel Beekman en Ernst Munneke. DG 442.8465. 2006