Fonografie Muziek

SYMFONIE, DE ONTWIKKELING VAN

DE ONTWIKKELINGSGANG VAN DE SYMFONIE

 Is de symfonie dood? Sommige twintigste eeuwse componisten hebben beweerd dat de symfonie – met zijn wortels in de zeventiende eeuw – zijn tijd heeft gehad. Een achterhaalde vorm, een ingesnoerd genre, een zichzelf overleefd hebbende uitingsvorm. Ze gingen in andere, nieuwe vormen componeren. Maar nog steeds is het vooral de symfonie waarnaar het concertpubliek vooral wil luisteren en de soort muziek die orkesten wat graag op het podium brengen. In de cd wereld behoren opnamen met symfonieën ook nog steeds tot de meest gewilde producten. En toen was er ineens dat werk uit de jaren zeventig dat in 1993 een hype werd en de best verkochte klassieke muziek: de 3e Symfonie van de onbekende Poolse componist Henryk Gorecki. De verkopen overtroffen die van pop zangers en opera’s.Complete opnamen van de symfonieën ban Beethoven, Brahms en Shostakovitch worden nog steeds op stapel gezet, de Mahler-boom is nog steeds niet over.Symfonieën vormen de harde kern van het orkestrepertoire, de mensen willen ze graag horen. Bovendien worden ze nog steeds geschreven. De in stijl zeer uiteenlopende werken van Alfred Schnittke, Giya Kancheli, Arvo Pärt, Robert Simpson, Henri Dutilleux, Witold Lutoslawski en Peter Maxwell Davies illustreren dat. Ze tonen ook aan dat de symfonie als vorm geenszins de muzikale creativiteit smoort.Deze componisten hebben ontdekt dat de symfonie alles wat groots is in de westerse muziekbeleving bevat en dat de vorm hecht in onze cultuur is verankerd. Voor Mahler was de symfonie een afspiegeling van de hele wereld die hij in muziek van een soms oorverdovende intensiteit destilleerde. Voor Shostakovitch was de symfonie een ideaal vehikel voor een breed gamma aan emoties van fijnzinnige ironie tot politiek zwaar beladen uitingen. In den beginne….De symfonie is zo’n drie eeuwen oud, maar de oorsprong ligt nog verder weg. De symfonie als favoriete orkestvorm uit de klassieke periode – verwierf op gelukkige wijze de meeste van zijn kenmerkende eigenschappen tijdens het tijdvak van de hoogbarok. We kunnen zelfs al sporen terugvinden bij Bach en Händel, hoewel de belangrijkste aanwijzingen te vinden zijn in de opera na 1600.De term “symfonie” werd gedurende de hele zeventiende eeuw gebruikt om instrumentale items aan te duiden, met name in de opera. Dus begint Monteverdi’s Orfeo net als allerlei opera’s van Cavalli en Händel met een sinfonia. Operacomponisten hadden een orkestinleiding nodig om de aandacht van het publiek te wekken, dus ontwikkelden ze hun orkestmuziek tot een geavanceerde status aan het begin van de opera: de ouverture of sinfonia. Meestal werden daarin al de belangrijkste thema’s uit het verdere werk getoond. In Italië kwam de driedelige vorm in zwang, snel-langzaam-snel. Het publiek vond die korte stukken prachtig. Vaak duurden ze niet langer dan vijf minuten. Componisten schreven graag in deze vorm, dus is het niet verrassend dat die muziek dra ook buiten het operatheater werd gespeeld. De symfonie was geboren, natuurlijk met enige hulp van bijvoorbeeld Vivaldi’s ripieno concert waarin geen solist of groep solisten voorkomt.Voor de opera bedoelde sinfonia’s zijn nauwelijks te onderscheiden van “echte” symfonieën, maar wanneer we een datum moeten toekennen aan de eerste symfonieën kunnen we gevoeglijk zeggen dat in het midden van de achttiende eeuw alle belangrijkste kenmerken aanwezig waren. Die bestonden uit drie of meer delen, een orkest dat uit strijkers (vierstemmig) zowel als blazers bestaat, het gebruik van de binaire vorm, die al snel evolueerde tot de sonatevorm en contrast in tempo en dynamiek. 

Massaproductie

De vroegste symfonieën zijn van componisten als Wagenseil, Sammartini, Vanhal en Bachs zonen Johann Christian en Carl Philipp Emanuel. Het hof in Mannheim leverde die eerste tijd als nevenproduct ook een lange reeks symfonieën van componisten als Johann Stamitz, Franz Xaver Richter en later Carl Stamitz. De orkesten in Mannheim speelden een vitale rol bij de ontwikkeling van de symfonie. Een Duitse schrijver berichtte in enthousiaste termen over het orkest uit Mannheim: “Zijn forte is als donder, zijn crescendo een cataract, zijn diminuendo een kristalheldere beek op afstand, zijn piano een lente ademtocht”. Zonder het orkest uit Mannheim zouden de vroege symfonieën van Haydn waarschijnlijk heel wat primitiever zijn geweest.In 1810 waren al 13.000 symfonieën geschreven door componisten uit ongeveer elke stad, aan ieder hof, kasteel of in armelijke zolderkamers. Overal waar orkestrale muziek naar waarde werd geschat en kon worden uitgevoerd. De symfonieën waar we tegenwoordig naar luisteren vormen minder dan één procent van die gigantische productie. Slechts de huidige populaire muziek industrie is even vruchtbaar. 

Vader van de symfonie

Geen enkele componist heeft ooit meer gedaan om een vorm of stijl te bevorderen dan Joseph Haydn. Zelfs nu nog is de pure verbeelding van die man verbluffend. In zijn 108 symfonieën exploreerde hij vrijwel alle denkbare harmonische, motivische en formele mogelijkheden die hem ter beschikking stonden; hij legde de basis waarop de latere componisten konden verder bouwen.Vanaf een vroeg stadium dragen zijn symfonieën alle kenmerken van de symfonie die ons nu vertrouwd zijn. Er zijn vier delen, meestal gearrangeerd in de volgorde snel-langzaam-snel-snel (soms zijn de middendelen verwisseld); het derde deel is doorgaans een menuet. Haydns 6e Symfonie, Le matin, is daarvan een goed voorbeeld; in het werk wordt ook goed gebruik gemaakt van de virtuositeit van de individuele musici in Esterházy. In no. 22, Der Philosoph en in no. 34 wordt een andere traditie gevolgd die uit de kerksonate stamt. Het werk verloopt in de volgorde langzaam-snel-langzaam-snel. Waar deze ordening spoedig uitstierf, wekte Beethoven sommige aspecten daarvan in zijn late kwartetten tot nieuw leven, terwijl Mahler en Shostakovitch tenslotte de kring weer sloten door in verschillende symfonieën het langzame deel vooraan te plaatsen.In zijn langzame delen gebruikte Haydn vaak de driedelige liedvorm, maar ook wel de variatievorm of zelfs de sonatevorm. Het menuet, een statige dans, met een geschakeerd trio middenin, werd algemeen gebruikt als derde deel (later schreef hij delen onder de titel ‘scherzo’, wat oorspronkelijk scherts, grap betekende. In zijn finales hanteerde Haydn een bij voorkeur heel levendig tempo, niet zelden geïnspireerd door dansmuziek. De rondovorm domineerde, maar het kon ook een hornpipe of opnieuw een sonatevorm zijn. Heel populair zijn bijvoorbeeld zijn Symfonie no. 45 Abschied waarin in de finale de musici successievelijk het podium verlaten uit protest tegen hun onderbetaling, no. 94 Met de paukenslag, waarin in het langzame, vrij zachte deel een luide paukenslag voorkomt om zoals het verhaal gaat het ingedommelde Londense publiek te wekken en Symfonie no. 101 De klok met ook in het tweede deel een tikkende grootvaderklok 

Beethoven – schoonheid of gekkenhuis?

Haydn vestigde de cosmopolitische symfonie, die op zijn best en mooist te horen is via zijn late Parijse en Londense symfonieën. Werken die universeel populair werden en bleven. Beethoven nam de vorm voor eigen expressieve doeleinden over, verbreedde het harmonisch bereik en rekte de tijdschaal op. Zijn laatste symfonie, de 9e met solisten en koor, duurt ongeveer zeventig minuten, ongeveer het dubbele van de gemiddelde Haydnsymfonie.Beethoven leed onder het eerste duidelijke blijk van een kloof tussen componist en publiek. Waar Haydn veel populaire successen had geoogst – heel wat van zijn melodieën werden op draaiorgels gespeeld – vervreemdden Beethovens kolossale ambitieuze “klankdrama’s” veel mensen van hem; zij beschouwden het als uitingen uit een gekkenhuis. Dat probleem is sindsdien in grote lijnen gebleven. Menig componist was te voorlijk voor de muziekliefhebber, hoewel een handvol componisten – Shostakovitch voorop – in een bewust toegankelijk idioom heeft geschreven. De 9e even hors concours gelaten, zijn de Symfonieën no. 3 Eroica met de treurmars, no. 5 beginnend met het kloppende Noodlotsmotief, no. 6 Pastorale met zijn vogelgeluiden in het tweede en onweer in het derde deel en no. 7 als Apotheose van de dans het bekendst. 

De romantische hoogtepunten

Waar Beethoven korte motieven met een krachtig ritmisch profiel schreef, waren de romantici vooral gefascineerd door uitgerekte melodieën. Dat stond hun symfonische aspiraties in de weg, want ze merkten dat er minder te ontwikkelen was. Wat kun je nog doen met een lange melodie als je die eenmaal hebt gespeeld? Je moet op zijn minst in een andere versnelling schakelen om de muziek weer in beweging te brengen. Toch zijn Schuberts symfonieën op een bepaalde manier bijzonder. Ze kunnen in twee groepen worden verdeeld, de jeugdsymfonieën no. 1-6 en de rijpe no. 8 en 9. De sonatevorm werd in epische richting gebogen, lyrische intermezzi spelen een grote rol, de omgang met herhalingen wordt gecompliceerd. Ook had Schubert geen aandeel in de gevolgen van de door Beethoven veroorzaakte maatschappelijke gevolgen van de aanspraak op autonomieMaar Schumann was op briljante wijze vernieuwend in zijn symfonieën door bijvoorbeeld de gangbare onderbrekingen tussen de delen achterwege te laten en materiaal door het hele werk heen te hergebruiken, zoals in zijn Vierde Symfonie. Mendelssohn daarentegen gaf de symfonie een wending door er een dichterlijk stemmingsbeeld van te maken en de geest van Schotland in zijn Derde- en die van Italië in zijn Vierde symfonie met veel gevoel en vakmanschap uit te beelden.Groot symfonisch meesterschap treffen we weer wel aan bij Brahms, wiens vier symfonieën tot de besten behoren. Frappant genoeg liet hij zich minder door Beethoven dan door Schubert leiden. Schubert had hem geleerd hoe hij melodieuze voldoening kon vinden. Iets wat beiden dierbaar was. Maar tegelijkertijd introduceerde hij dramatische elementen om conflict en ontwikkeling te scheppen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de finale van de Symfonie no. 1; de knappe Passacaglia finale uit no. 4 is ook bijzonder.Orkestrale virtuositeit, een rijke melodische inhoud, groots drama en pakkende climaxen vormen de duurzame kenmerken aan het eind van de negentiende eeuw. Bruckner, ook in zijn 10 symfonieën (de telling begint bij 0) graag vanuit het orgel denkend, leerde veel van de door hem bewonderde Wagner en de door hem geliefde Schubert. Het resultaat is een grote uitbreiding van de symfonie met een geheimzinnig begin, massieve climaxen en een overweldigende aandrang om elk werk te eindigen met een blik op de eeuwigheid. Het gaat om ware klankkathedralen. In de Symfonie no. 8 wordt dat bereikt door de hoofdmotieven uit het werk te bundelen in een verpletterende slotclimax. Pakkend is ook het scherzo uit Symfonie no. 4In zijn zes symfonieën verbond Tschaikovsky slavisch espressivo met Middeneuropese muziekvormen om persoonlijke neurosen uit te drukken. Aan het eind van de negentiende eeuw begon Mahler aan zijn negen voltooide en één onvoltooide symfonie. Het populairst is Symfonie no. 4 dankzij een mengeling van klassieke eenvoud, een vol romantisch adagio en de engel uit de hemel die in de finale zingt. In de Symfonie no. 5 komt het Adagietto voor strijkorkest en harp voor dat bekend werd dankzij de film Death in Venice. 

De twintigste eeuw

Na Mahlers reusachtige werken – de Symfonie no. 8 voor solisten, koren en groot orkest heet terecht de Sinfonie der Tausend – mag het de kritische waarnemer hebben geschenen of de symfonie een gulzig verslindend en verzadigd monster is geworden, dat beter in de steek kan worden gelaten. Wat zagen zij dat verkeerd! Sibelius toonde aan hoe een terugkeer naar bepaalde klassieke ideeën en tijdspannes binnen een eigentijds idioom de vorm kunnen revitaliseren. In zijn markante Symfonie no. 5 maakt hij gebruik van een heel verbeeldingsvolle motiefstructuur en van bijzondere harmonische vormen om een werk te produceren dat in zijn formele perfectie even bevredigend is als welke symfonie na Beethoven dan ook.Stravinsky ontdeed de symfonie verder van zijn romantische opschik en genoot als compensatie van de puurheid die hij beschouwde als het achttiende eeuwse ideaal. Weberns enige symfonie is een opmerkelijk streng werk met gebruikmaking van seriële technieken. Het is lichtjaren verwijderd van de retoriek uit de negentiende eeuw. Zowel Stravinsky als Webern contrasteren op hun beurt enorm met Shostakovitch wiens aanpassing van de symfonie om een politiek programma en een persoonlijk lot uit de beelden een modern zicht biedt op de romantische symfonie. Uitersten bij Shostakovitch zijn de Symfonie no. 5 met zijn brandende intensiteit en rijke orkestratie en no. 9 met zijn luchtige Prokofievachtige toets. Zijn Symfonie no. 7, Leningrad, heeft veel te danken aan Tschaikovsky en Mahler. 

De symfonie nu 

Nog steeds worden symfonieën geschreven. In eigen land o.a. door Schat en De Leeuw. Dat ze niet altijd symfonie worden genoemd roept in herinnering dat ook de eerste symfonieën net zo makkelijk ‘concert’ of ‘ouverture’ hadden kunnen worden genoemd. Bartók componeerde nooit een symfonie, maar zijn Concert voor orkest is door en door symfonisch, met een eerste deel in sonatevorm en een finale in rondovorm.Het immense succes van Gorecki’s Symfonie no. 3 met de bijzondere inbreng van een sopraan suggereert dat terwijl we flexibel moeten zijn als het erom gaat de bepalen wat precies een symfonie is – zoals dat bij Beethoven en Mahler al het geval was toen ze zangers in de symfonie introduceerden – als ideaal van een groot orkestwerk dat een groot bereik aan menselijke emoties en muzikale toestanden omvat en die ook nu als uiting nog springlevend is. Sommige componisten van na de Tweede Wereldoorlog zouden liever vitriool drinken dan een symfonie te schrijven. Maar componisten als Boulez en Stockhausen domineren de muziekwereld niet meer zo krachtig als in de jaren 1950 en 1960 het geval was. Het mag ongelooflijk lijken dat er zo talloos veel symfonieën zijn geschreven en dat ik in het net aangebroken millennium nog heel wat zullen volgen. 

Mijlpalen in de tijd gezien

1607 Monteverdi’s Orfeo markeert de geboorte van de opera. Gedurende de rest van die eeuw ontwikkelt zich een instrumentale vorm die is bedoeld om de aandacht van het publiek te wekken zich. Dergelijke populaire ‘ouvertures’ groeien tenslotte uit tot symfonie.1748 Johann Stamitz gaat naar Mannheim en wordt leider van het verfijnde en gedistingeerde orkest daar.1761 Haydn wordt benoemd als muzikaal leider aan het hof van Esterházy.1785 Haydn schrijft zijn Parijse symfonieën en ontdekt nieuwe hoogtepunten van vernuftigheid, humor en intellect.1789 Mozart schrijft zijn laatste drie symfonieën met gebruikmaking van alle orkestrale krachten die destijds in gebruik waren. Hij peilt nieuwe diepten en is heel origineel.1800 Beethoven breidt de vorm uit, introduceert de trombone als orkestinstrument en vergroot het gebruik van hoorns en pauken.1824 Beethoven componeert zijn Symfonie no. 9, de eerste waaraan solisten en koor te pas komen.1830 Berlioz schrijft zijn vijfdelige Symphonie fantastique in een poging om het symfonische concept van Beethoven te verenigen met zijn eigen door de literatuur en wanhopige liefde geïnspireerde descriptieve muziek met gebruikmaking van idée fixe motieven.1833 Mendelssohns Symfonie no. 4, de Italiaanse zet net als zijn Schotse en Reformatie symfonie een trend voor de programmatische symfonie.1876 De Symfonie no. 1 van Brahms combineert een zware romantische expressie met een rigoureuze klassieke structuur.1883 Bruckner schrijft zijn Symfonie no. 7 en introduceert Wagnertuba’s.1893 Tschaikovsky schrijft zijn Symfonie no. 6, de Pathétique met zijn onorthodoxe, langzame en wanhopige finale en Dvorak componeert zijn Symfonie no. 9, Uit de nieuwe wereld en implementeert zowel Boheemse als Amerikaanse nationale trekken.1906 Ontstaansjaar van Mahlers Symfonie no 8: uitzonderlijk lang en grootschalig!1911 Elgars Symfonie no. 2 geeft het gevoel van een eind aan de romantiek en mogelijk aan de symfonie.1915 De Symfonie no. 5 van Sibelius revitaliseert de symfonie met zijn formele perfectie en zijn heroïsche stemming.1924 Sibelius’ eendelige Symfonie no. 7 betekent een structurele vernieuwing.1927 Shostakovitch gebruikt zijn Symfonie no. 2, Oktober, als politiek manifest.1928 Anton Webern schrijft een symfonie die tien minuten duurt, een uitzonderlijk werk waarin stilte ook een dominante rol speelt. Het werk van een serialistische avant-garde componist. De Tweede Weense School van Schönberg, Berg en Webern claimt dat de symfonie dood is en raakt meer geïnteresseerd in andere muzikale vormen.1941 Met zijn Symfonie no. 7, Leningrad, keert Shostakovitch terug naar het oorspronkelijke uitgangspunt van de heroïsche en programmatische symfonie.1969 De Symfonie no. 14 van Shostakovitch is bijzonder bitter en ironisch. Maar de componist vindt op succesvollere wijze dan wie ook in de symfonie een natuurlijk vehikel voor zijn uitdagende en oorspronkelijke gedachten.1973 De symfonie no. 3 van Tippett combineert referenties aan Beethovens 9e met jazz en blues.1976 Symfonie no. 3, Symfonie der klaagliederen, wordt pas in de jaren negentig ontdekt en bereikt dankzij enige opnamen van het werk een internationaal publiek waarvan Haydn en Beethoven slechts konden dromen. 

Een paar willekeurige voorbeelden

Haydn: Symfonie no. 34, 2e deel Allegro.Haydns ontwikkeling van de intieme kamersymfonie uit de jaren 1760 tot de internationale stijl van later is goed waarneembaar in no. 34 en 83. No. 34 werd geschreven rond 1764/5. Probeer het tweede deel, in sonatevorm geschreven. Het begint met een heel treffend idee van Haydn, een reeks sprongen van de strijkers. Verderop worden de contrasten die het kleine orkest destijds mogelijk maakte mooi uitgebuit.            Academy of Ancient Music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 430.082-2. Haydn: Symfonie no. 83 De kip, 2e deel AndanteNo. 83 is een van Haydns Parijse symfonieën. Het tweede deel is geschreven in sonatevorm en begint met het soort spiritueel thema dat we later van Beethoven kennen. De sereniteit wordt abrupt afgebroken door een plotseling fortissimo; in de doorwerking worden duisterder harmonische gebieden betreden en tegen het eind klinkt dit deel echt geagiteerd.            Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. Sigiswald Kuyken. Virgin 759.537-2. Beethoven: Symfonie no. 7, 3e deel PrestoBeethoven verkeerde in het zenit van zijn loopbaan toen hij aan zijn 7e Symfonie begon. Hij had een reputatie gevestigd als de grootste symfonicus uit zijn tijd., ondanks de moeilijkheden die het publiek met zijn muziek, die als extravagant, wild en dissonant werd ervaren, ondervond. Maar de première van de Zevende was een succes dat om te beginnen was te danken aan het aanstekelijk exuberante karakter van het werk, maar meer nog omdat het werk in 1813 werd gepresenteerd naast Wellington’s Sieg, een om den brode geschreven gelegenheidsstuk waaraan de componist – het ondanks zijn doofheid wel zelf dirigeerde – zeker liever niet wilde worden herinnerd. Wagner noemde de 7e ‘De apotheose van de dans’. Het werk is een subliem voorbeeld van absolute muziek die geen buitenmuzikale toelichting nodig heeft. In het 3e deel dit Scherzo demonstreert de componist zijn meesterschap met grote ritmische structuren. Het rappe, lichte thema bereikt al gauw een climax. Dit gedeelte wordt herhaald. Na verschillende maten vraag-en-antwoord spel wordt het thema weer opgevoerd en uitgebreid (0’41”). Beethoven gaf in zijn latere symfonieën de voorkeur aan een dubbel Scherzo-Trio, zodat het trio dat na 2’23” opduikt twee keer langs komt terwijl het Scherzogedeelte drie keer komt. Het trio begint rustig met de houtblazers die het wiegende thema spelen terwijl de strijkers met lang aangehouden noten begeleiden. Ondanks de rust aan het oppervlak borrelt op de achtergrond duidelijk spanning, die de muziek al gauw brengt tot een brutale herintroductie van het triothema (3’21”). Nadat al het triomateriaal is herhaald, keert het Scherzo ruw  met minimale voorbereiding terug (4’31”).            Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 9031-75714-2. Brahms: Symfonie no. 2, finale Allegro con spiritoAfgeschrikt door Beethoven als schaduw vòòr hem aarzelde Brahms lang voordat hij een symfonie schreef. Maar toen componeerde hij er eentje die heel Beethoveniaans was met zich dichte motieven en een bijna-citaat uit Beethovens 9e in de finale. Dat eenmaal klaar kon de componist zich wat ontspannen en ruimte laten aan de vloeiende lyriek die centraal stond in zijn compositorische karakter. De Symfonie no. 2 bevat veel drama, maar het is de melodieusheid van het werk die beklijft. Sinds Beethovens 7e Symfonie is geen componist op de proppen gekomen met zo’n juichende finale als Brahms in zijn 2e. Een probleem was dat menig romantisch componist – Schubert voorop – het makkelijker vond om iets te beginnen  dan om te eindigen. Ze waren allerminst lui, maar de aard van hun muzikale ideeën gaf de voorkeur aan mysterieuze, pakkende openingen en verzette zich tegen het vinden van een geschikt afdoende en optimistisch idee tot besluit. Maar Brahms die zich hier prachtig beweegt tussen Arcadische gelukzaligheid en energie uitbarstingen triomfeert in de laatste maten van deze symfonie.Aanvankelijk suggereert het mysterieuze mineur unisono dat we bij vergissing zijn afgedwaald naar Mahlers 1e Symfonie. Maar in feite is dit Brahms’ effectieve terugkeer naar de hoofd toonaard en de recapitulatie. Die begint rustig met strijkers unisono die het stralende doch strak in toom gehouden hoofdthema spelen. Maar al gauw barst de onderdrukte energie naar buiten in een van Brahms’ prachtig georkestreerde tutti. Kort daarop volgt het glorieuze tweede thema, door de violen op de G-snaar gespeeld. Nu komt de muziek geleidelijk thuis met een reeks climaxen van toenemende intensiteit. Even lijkt het nog of Brahms zich inhoudt, maar in feite is dat de voorbereiding voor de uiteindelijke slotrede die met een stel fanfares van een overweldigende pracht begint en die de symfonie tot een meesterlijk eind brengt.            NDR Symfonie orkest o.l.v. Günther Wand. RCA 74321-20285/6. Bruckner: Symfonie no. 6, 1e deel MajestatoBruckner die nederig aan Wagner vroeg of hij een symfonie (no. 3 naar bleek) aan hem mocht opdragen en vervolgens vergat welke, was een van de minst egocentrische componisten ooit. De Symfonie no. 6 ontstond in 1879/81 en werd tijdens het leven van de componist nooit volledig gespeeld. Het werk begint met een herhaalde hoge noot in een duidelijk ritme. Daaronder wordt het hoofdthema door de lagere strijkers in dialoog met de solohoorn gepresenteerd. Er heerst een gevoel van een enorme samengebalde energie die moet worden ontladen. Na een paar maten klinkt het thema opnieuw (0’50”) met alle dynamiek die een Wagner/Bruckner orkest kan opbrengen. Dat sterft uit en we horen het heel elegante tweede thema boven een pizzicato bas (1’41”). Een hymne-achtig idee volgt na 2’40”, maar in plaats van dat dit meer zekerheid brengt, schijnt de muziek het spoor bijster te raken. Dat leidt weer tot herbevestigingen van kracht na 3’16”. De muziek wordt dissonanter. Na een lange fase van ontspanning (3’58”) begint Bruckner een van zijn lange beklimmingen naar een machtig unisono koper hoogtepunt na 4’17”, waarna de expositie rustig ten einde gaat.            Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 429.648-2. Mahler: Symfonie no. 9, 1e deel Andante comodoDe extreem persoonlijke kant van Mahlers muziek is terzijde gelaten in de abstracte Symfonie no. 7; de 8e gaat over meer universele onderwerpen, maar in de 9e keert de componist terug tot de exploratie van zijn innerlijk met een van de meest complexe en verontrustendste werken als resultaat. Het is moeilijk om het werk in formeel opzicht te classificeren; men kan het ’t best beschouwen als een reeks veranderende aanzichten van twee scherp gedifferentieerde thema’s.Het werk ontstaat vanuit de simpelste elementen. Gedempt koper kondigt het treffende hoofdthema aan. Opvallend zijn de tere hechtranken in de strijkersbegeleiding en echo’s daarvan door de nu ongedempte hoorns. Veranderde harmonieën werpen een schaduw over het tere wiegenlied thema, maar het wordt uitgebreider herhaald met nieuwe melodische groei. Even later horen we een nieuw thema dat sterk contrasteert met het eerste. De atmosfeer is meer gekweld en de muziek loopt onstuitbaar uit op zijn eerste verpletterende climax na 2’30”. Een fanfare-achtige opsomming na 2’50” gaat vooraf aan een herintroductie van het eerste thema, nu in assertiever vorm (3’00”). Het wordt nog diverser wanneer Mahler de tegenstrijdige elementen verder uitwerkt.            Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 410 726-2. Shostakovitch: Symfonie no. 6, 3e deel PrestoShostakovitch’ loopbaan had in de jaren ’30 een ongunstige wending ondergaan na Stalins veroordeling van zijn 4e Symfonie en de opera Lady Macbeth van Mtsensk. Hij was officieel gekapitteld door de Pravda en de Bond van Soviet componisten. Na een periode van stilzwijgen gaf hij antwoord op de kritiek met zijn explosieve Symfonie no. 5, die volmaakt de heersende Soviet aspiraties leek waar te maken: een somber, veelbewogen begin dat tenslotte leidt tot een optimistich slot. Dat alles geschreven in een ondubbelzinnige en duidelijk pretentieloze, makkelijk verteerbare stijl. De componist voorzag het werk van het motto: “Creatief antwoord van een Soviet componist op gerechtvaardigde kritiek”.Shostakovitch was niet iemand die lang op zijn lauweren rustte of iemand die berustte in een compromis met de autoriteiten van een repressief regime. Het deprimerende politieke klimaat en de verschrikkelijke dagelijkse realiteit van het land ten spijt, is zijn volgende symfonie een luchtiger werk, bij vlagen zelfs grillig en vaak ironisch van toon. Natuurlijk zijn er ook diepere emoties, maar de finale is een onweerstaanbare galop, gegoten in rondovorm. Een der impertinente thema’s wordt door de soloblazers en later de soloviool gespeeld. Het wordt uitgewerkt met plotselinge harmonische wendingen en briljante orkestratie. Het gaat o.a. om Shostakovitch geliefde Lone Ranger ritme (in feite de galop uit Rossini’s Guglielmo Tell ouverture die hij in zijn originele vorm citeert in zijn 15e en laatste symfonie). Zwaar koper domineert de volgende episode. Shostakovitch lijkt te zijn ondergedompeld in de Italiaanse komische opera – Rossini is nooit ver uit de buurt – wanneer hij de opwinding geleidelijk opklopt voor het afsluitende ritueel. Het b-klein maakt plaats voor B-groot voor dit pakkende slot. De sfeer is vrijwel tegengesteld aan die van de triomf uit de 5e Symfonie. Het lijkt hier veel op het tumult van een groot dorpsfeest of straat optocht.

            Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.339-2.