KARLHEINZ STOCKAUSEN (1926-2007) OVERLEDEN
De Rijnlandse componist Stockhausen gold decennialang niet alleen als de beroemdste Duitse avant-gardist, maar ook als de op elpee best vertegenwoordigde. Wat Decca betekende voor Britten, was DG voor Stockhausen. Die situatie duurde totdat DG begin jaren zeventig een kaalslag hield onder dit specifieke repertoire. In de catalogus 2008 staat alleen nog Gruppen für 3 Orchester met Abbado. Ooit begon het zo veelbelovend met Gesang der Jünglinge.
Bemiddeld genoeg nam de componist met een eigenhandig uitgegeven Edition de estafette over, zodat momenteel de essentie van zijn werken in geluidsdocumenten verkrijgbaar is. Het lijkt heel waarschijnlijk dat DG de schade nu zal goedmaken met een complete herdenkingsuitgave.
Dat Stockhausen een steeds krachtiger autoritair Messianisme bedreef en dat hij door zijn openlijke, grove polemieken zichzelf en de zaak der nieuwe muziek geen goed heeft gedaan, is even spijtig als het feit dat hij een soort persoonlijke heilsleer preekte waarin de ontwikkeling van de eigentijdse muziek van vraagtekens wordt voorzien. Al die verbale uitingen en ideologische kwesties hebben gemaakt dat hij een steeds eenzamer rol ging spelen en als buitenstaander eindigde.
Fascinerend is wel voor degene die zijn levensloop volgt, hoe hij zowat elke toen jaar verder en elk nieuw werk een nieuwe compositorische trede beklom en de door Schönberg en Webern ingezette revolutie consequent op de meest diverse speelwijzen van de compositorische techniek werd toegepast en daarbij aanvankelijk in het krijt stond bij Messiaen. Zo leverde hij zeker waardevolle bijdragen aan een uitbreiding van het muzikale bewustzijn.
Waar hij in 1951 met Kreuzspiel de overgeleverde theorieën van stem, motief, thema enzovoorts al tot ontploffing had gebracht, ontwikkelde hij daarna onontkoombaar steeds nieuwe constructieve mogelijkheden. Daarop kan hier slechts globaal worden ingegaan.
In de Kontra-Punkten gebruikte Stockhausen niet slechts de reeksentechniek met betrekking tot toonhoogtes, toonduren en dynamische gradaties, maar ook voor klankkleuren. In de Klavierstücke uit diezelfde tijd componeerde hij in plaats van met afzonderlijke noten of akkoorden met zogenaamde toongroepen, die globaal naar intervalverhoudingen, tijdsduur, dynamiek en articulatiewijze werden georganiseerd.
Een procedé dat hij in Klavierstück IV en het blaaskwintet Zeitmaße korte tijd later uitbreidde door de realisatie over te laten aan de speeltechnische mogelijkheden van de uitvoerenden. Op die manier vervaagden de muzikale relaties.
Ongeveer in diezelfde periode, midden jaren vijftig, vervolmaakte Stockhausen zijn elektronische technieken in Gesang der Jünglinge tot een versmelting van elektronisch opgewekte geluiden met gezongen klanken. Van daaruit ging hij in de tweede vorm van Kontakte over op de live electronics, een vorm van elektronisch voorbereide klanken met tijdens de uitvoering instrumentaal of vocaal toegevoegd materiaal om het bij zuiver elektronische muziek dreigende gevaar van steriliteit te voorkomen.
Dat gaf de vertolker van Klavierstück XI meteen de mogelijkheid om met behulp van elektronisch vervreemde klanken de afzonderlijke bouwstenen van de compositie naar eigen goeddunken met elkaar te verbinden. Een principe dat hij later ook in andere werken toepaste, bijvoorbeeld in Zyklus voor slagwerker
Een samenvatting van de compositorische tendensen van Stockhausen uit de jaren vijftig v.e. kan men onder enig voorbehoud terugvinden in werken als Gruppen en Carré. Werken die zowel qua aantal uitvoerenden als qua ruimtelijke dispositie bij introductie een explosieve uitwerking hadden. Daar was Stockhausen op zijn best.
In de jaren zestig begaf de componist zich weer op het gebied van de experimentele elektronica, maar zijn beide Mikrophonien betekenden eerder een stap terug omdat hij zelf aan een mengpaneel de ontwikkeling van die werken autoritair ging manipuleren. Zo kwam het bijvoorbeeld tot een met eigen citaten doorspekte samenvatting in de gedaante van Prozession uit 1967 waarin de componist met zijn speciale adeptenensemble en specialisten ontwikkelingsstadia uit zijn verleden de revue laat passeren.
Daarna volgde de tijd met vrijwel uitsluitend live electronics waarin de improvisatorische fantasie steeds meer tot sjabloon verwerd. Dat gecombineerd met een verwarde filosofie over de ontsluiting van het menselijk bewustzijn in galactische ruimtes extra zwaar en noodlottig werd belast.
Of zijn bijdrage aan een Beethovenjaar Opus 1970 en de Hymnen, de Stimmung of de enorme, 344 minuten lange Aus den sieben Tagen met hun psychedelische werking nog levensvatbaar zijn? Met Mantra uit 1970 keerde hij even enigszins op zijn schreden terug, nog steeds met elektronische middelen, maar nu in strenger georganiseerde vormen. Maar ook hier is het mengproduct van de natuurlijke en de elektronisch vervreemde pianoklank weer ingesnoerd in een bovenaards meditatief korset. Alles dreigt op te lossen in een in nevelen gehuld heelal.
Mogelijk daarom ging Stockhausen na 1971 vanaf Sternenklang dan ook consequent verder om zijn muziek aan te duiden als ‘Voorbereiding op wezens van andere sterren’. De eenvoud van de akoestische communicatietaal van dit werk is haast onbegrijpelijk wanneer men bedenkt dat de componist in de jaren zestig met Momenten een van de wezenlijkste bijdragen had geleverd aan de moderne spraakcompositie.
In 1982 was Stockhausen een maand lang composer in residence aan het Koninklijk conservatorium in Den Haag. Een periode waarin vrijwel iedereen die aan die instelling was verbonden heel direct met de meester en zijn werk werd geconfronteerd. Sommigen, zoals fluitiste Kathinka Pasveer, vielen als een blok voor hem. Ze volgde hem zelfs als een rattenvanger van Hameln en verwierf een ereplaats in zijn ensemble. Anderen – waaronder deze scribent - kregen een overdosis en hebben zijn latere werk gelaten voor wat het was. Interessant zal zijn hoeveel korter de ster van Stockhausen die zichzelf als Sirius beschouwde en daaraan in 1975/7 een compositie wijdde, zal stralen in vergelijking tot de echte ster. (zie ook onder Componistenportretten).
Selectieve discografie
Voor een vollediger opgave kan men zich het beste wensen tot Stockhausen-Verlag, Kettenberg 15, 51515 Kürten, Duitsland.
Gruppen für 3 Orchester. Schöoberg ensemble, Asko ensemble, Amstersam sinfonietta, Ned. Blazers ensemble, Nieuw ensemble, Slagwerkgroep Den Haag o.l.v. Reinbert de Leeuw, Oliver Knussen en Robert Spano. Etcetera KTC 9000-06. 2006
Gruppen für 3 Orchester. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 447.761-2. 1994
Kontakte. David Tudor, Christoph Caskel, Karlheinz Stockhausen en Gottfried Michael König. Wergo WER 6009-2. 1961
Aus den sieben Tagen: ‘Flug der Sonne”, “Liaison’. Ensemble musique vivante o.l.v. Diego Masson. Harmonia Mundi 190.795. 1969
Sirius. Diverse uitvoerenden o.l.v. de componist. Stockhausen Verlag CD 26 (2 cd’s).
Hymnen. Stockhausen Verlag 10.
Mantra. Yvar Mykashov, Rosalind Bevan en Ole Orsted. New Albion NA 025CD.
Mikrophonie 1, 2; Klavierstücke 1-11. Diverse uitvoerenden en Aloys Kontarsky. Sony S2K53346 (2 cd’s).
Stimmung. Singkreis o.l.v. Gregory Rose. Hyperion CDA 66115. 1983
Helikopter-Quartett. Arditti kwartet. Auvidis Montaigne MO 782097. 1996/9
Uit Tierkreis: ‘Oberlippentanz’. Markus Stockhausen, Suzanne Stephens en Kathinka Pasveer. Accanta 43201. 1985/7
Gesang der Jünglinge; Kontakte; Etude; Studie I, II. Elektronische studio Keulen. Stockhausen Verlag 3. 1952/60
Klavierstücke I-XI. Herbert Henck. Wergo 60.135/36-50 (2 cd’s). 1986
Aus den sieben Tagen: ‘Flug der Sonne’, ‘Liaison’. Ensemble musique vivante o.l.v. Masson. Harmonia Mundi 190.795.