RIVALEN AAN DE PIANO
Toen Chopin in 1831 in Parijs arriveerde was hij daar een pianovirtuoos onder velen en zijn concertdebuut het jaar daarop stond op dezelfde aankondiging als die van Frederic Kalkbrenner (1785-1849), een der meest gevierde pianovirtuozen uit zijn tijd terwijl die net op het hoogtepunt van zijn roem stond. Kalkbrenner had kort tevoren zijn Méthode voor het pianospel gepubliceerd en een trainingscursus opgezet en hij stelde Chopin voor om die maar te gaan volgen gedurende liefst drie jaar.
Hoewel Chopin een grote bewonderaar van de virtuoos was (“Ik zou willen dat ik zaoals Kalkbrenner kon spelen. Wanneer Paganini de perfectie zelve is, is Kalkbrenner zijn evenknie, maar op een heel ander terrein. Het valt moeilijk om zijn kalmte, zijn bekoorlijke toucher, zijn onvergelijkbare gelijkmatigheid te beschrijven….”)
Ondanks de aanwezigheid van Kalkbrenner oogstte Chopin – die zijn Pianoconcert in f en de Mozartvariaties speelde – een groot succes. Liszt en Mendelssohn waren aanwezig en raakten sterk onder de indruk van hem ondanks hun eigen uitermate verschillende stijl. Chopins spel werd vooral bewonderd door de grote verscheidenheid van zijn toucher en de zangerige kwaliteit (het cantabile) van zijn rechterhand.
Hij was ook erg goed in de heel persoonlijke toepassing van het begrip rubato (de vrije behandeling van het ritme door sommige noten te verkorten en andere te verlengen op plaatsen die veel expressie vergen). Het effect werd door Liszt vergeleken met de bewegingen van boombladeren in een briesje.
Echter Chopin was noch fysiek, noch qua temperament geschikt voor een loopbaan als grote virtuoos en hij speelde slechts onregelmatig voor groot publiek omdat hij de voorkeur gaf aan recitals in de salons van de aristocratie – een milieu dat beter paste bij de dichterlijke intimiteit van zijn stijl.
Kalkbrenners ware opvolger was Chopins jongere tijdgenoot Franz Liszt die – nadat hij was gebiologeerd door de technische brille van violist Paganini besloot om de pianistische mogelijkheden op te rekken zodat het instrument gelijktijdig en in gelijke mate virtuoos vertoon en expressieve dieptewerking kon tonen.
De loopbaan van Liszt als virtuoos werd tijdelijk onderbroken toen hij ten gevolge van een schandaal met zijn maîtresse gravin Marie d’Agoult naar Zwitserland moest vluchten in 1835 en Sigismund Thalberg (1812-1871) naar Parijs kwam. Thalberg had bij Kalkbrenner gestudeerd, maar ook bij Hummel en Leopold Moscheles en hij wist knap de massa te bespelen en te imponeren met zijn briljante techniek. De cartoonist Dantan tekende hem met tien armen. Befaamd vanwege zijn uitzonderlijk zangerige toon en zijn aristocratische froideur maakte dat Liszt die onder de indruk was van Thalbergs overweldigende succes het daarop volgende voorjaar naar Parijs terugkeerde.
Daar volgde toen een langdurig kritisch debat, zowel in de pers als bij de beau monde over de relatieve verdiensten van beide pianisten: de componist en criticus Fétis pleitte voor Thalberg, terwijl Liszt werd gesteund door zowel Berlioz als Chopin. Liszt verwaardigde zich zelfs om in een artikel in de Revue musicale een aanval te lanceren op de oppervlakkigheid van Thalbergs composities. Een tamelijk hypocriet verwijt wanneer we het vele uiterlijk vertoon van Liszts eigen werk in aanmerking nemen.
De kwestie bereikte een climax toen prinses Di Belgiojoso in haar salon een benefietconcert voor Italiaanse vluchtelingen organiseerde waar beide pianisten optraden. Liszt met een Fantasie over over Pacini’s ‘Niobe’ en Thalberg met een Fantasie over Rossini’s ‘Mozes’. Toen er geen overeenstemming was over wie de winnaar was geworden, organiseerde de prinses een nog ambitieuzer recital waarvoor niet minder dan zes beroemde Parijse pianisten werden uitgenodigd. Daaronder Herz, de veteranen Pixis en Czerny en Chopin. Ze moesten ieder een variatie leveren op de mars uit Bellini’s opera I Puritani en als naam voor het eindresultaat was Hexameron bedacht.
Nadat iedere pianist op een andere vleugel zijn variatie had voorgesteld, leverde Liszt een onverwachte coup de grace in de vorm van nog eens drie variaties waarin hij de stijl van Pixis, Herz en Thalberg parodieerde (maar zijn vroegere leraar Czerny en zijn bondgenoot Chopin spaarde).
De onvermijdelijke vernedering van Thalberg zal best hebben bijgedragen aan de rehabilitatie van Liszt als de mogelijk grootste pianovirtuoos van zijn tijd, maar zijn optreden veroorzaakte slechts weinig schade aan de eigen reputatie of de carrière van Thalberg.