Fonografie Muziek

PIRES BLIJFT VERBAZEN

PIRES BLIJFT VERBAZEN

 

9 en 10 januari 2005 stonden de muziekprogramma’s van Nederland 3 nadrukkelijk in het teken van de fascinerende pianiste Maria João Pires met eerst als voorbereiding een gefilmd kijkje achter de schermen bij de vermoedelijk in 1997 in het Amsterdamse Concertgebouw geregistreerde opname van een uitvoering van Chopins tweede pianoconcert tijdens een Europese tournee die ze met het Chamber orchestra of Europe (nog met Marieke Blankestijn als concertmeester) onder Emanuel Krivine. Tijdens die tournee werd het werk in de Parijse Cité de la musique vastgelegd (DG 457.585-2).

De dag daarop werd op TV eerst de documentaire De weg naar huis van Roel van Dalen uitgezonden, later die avond gevolgd door dat concert van Chopin. Net als die andere grande dame uit de pianowereld, Martha Argerich, blijft Pires in alles wat ze doet en laat fascineren. Hoe verschillend ook van achtergrond, karakter, gaven, temperament en levenswijze: ze fascineren allebei in hoge mate.

Het ‘doen’ van Pires tot nu toe is aardig gedocumenteerd in haar vele cd opnamen, uitspraken en documentair filmmateriaal, te beginnen met Moonlight over Belgias en het in Wenen bekroonde A passionate lesson. Het spijtige ‘laten’ betreft haar regelmatige concertannuleringen (hoewel ze die meestal op later datum en in andere vorm wel inhaalt) en onvervulde opnameplannen. Zo was er bij DG sprake van opnamen van Beethovens 5 pianoconcerten met het Chamber orchestra of Europe onder Claudio Abbado en van pianowerken van Mendelssohn. Noch de reeks pianoconcerten van Mozart voor Erato (met Jordan en Guschlbauer), noch die voor DG (met Abbado) werd afgemaakt.

Het lijkt een kwestie van gerijpt inzicht, waarover Pires enigszins filosofisch opmerkte: “Toen ik jonger was, had ik meer ambities en stond ik meer onder druk. Totdat ik ontdekte dat het gedoe van integrale opnamen onbelangrijk was. De gedachte aan ‘complete opnamen’ is iets wat ik onbelangrijk ben gaan vinden; het heeft niets te maken met de inspiratie van het ogenblik’.

 Maar laten we vooral dankbaar zijn voor wat er wèl is en hopen op meer moois in de toekomst. Terecht wijdde Philips destijds een album aan haar in de overigens geflopte serie Great pianists of the 20th century (Philips 456.928-2).

Het moet in 1975 zijn geweest dat ik voor het eerst letterlijk van Pires hoorde dankzij de in januari in Tokio gemaakte integrale opname van Mozarts pianosonates door Denon. Veelbelovend, maar nog niet echt voldragen, want wat mechanisch en vlak. Misschien indachtig het adagium van Schnabel of Fischer dat deze werken “te gemakkelijk zijn voor amateurs en te moeilijk voor professionals’.

Een paar jaar daarna volgden opeenvolgend wat toegankelijker Erato opnamen met werken van Bach, Beethoven, Chopin, Mozart, Schubert en Schumann. Daarna kwam ze onder de vleugels van DG en volgde meer Bach, Beethoven, Brahms, Chopin, Debussy, Franck, Grieg, Mozart, Ravel, Schubert en Schumann. En in 1989/90 opnieuw met Mozarts complete vioolsonates in vertolkingen waarin ze nu wel intuïtief en inlevend de gouden middenweg tussen rococo en romantiek had gevonden als uiterst sensibel en fijnzinnige kunstenares, als gerijpte dichteres aan de piano.

Het lijkt een banale reden, maar om de eenzaamheid en kwetsbaarheid van iemand alleen op een groot podium te bestrijden, zocht de pianiste gasten, medestanders, gelijkgestemde andere instrumentalisten om mee samen te werken. Tijdens een van haar eerste recitals in de Amsterdamse Kleine zaal (was dat eind jaren ’70?) met een Chopinprogramma hoorde ik haar nog alleen; tien jaar later was ze vergezeld van haar toenmalige grote liefde, violist Augustin Dumay met wie ze gelukkig een stel mooie opnamen maakte van vioolsonates van Beethoven, Brahms, Debussy, Franck, Grieg, Mozart en Ravel.

In die tijd had ik een kort gesprek met de pianiste tussen de schuifdeuren; een gesprekje waarin ze soms nadrukkelijk het antwoord op vragen ontweek; het is opgenomen in de bundel Spraakmakende pianisten.

Maria João Pires werd 23 juli 1944 in Lissabon geboren, studeerde daar piano aan het conservatorium en gold al snel als pianistisch wonderkind. Toen ze vier was, gaf ze haar eerste openbare concert waaraan ze deel hilarische, deels traumatische herinneringen bewaart. Thuis studeerde ze bij Campos Coelho. Op haar negende won ze voor het eerst een prijs. Met een beurs ging ze later eerst in München bij Rosl Schmid en later bij Karl Engel in Hannover studeren. Francine Benoit gaf haar les in muziektheorie en compositie. Aan die periode in Duitsland bewaart ze geen goede herinneringen:

"Eigenlijk alleen miserabele herinneringen. Met name München heb ik lang gehaat. Ik voelde me daar slecht behandeld, vond geen vrienden. Ik ben er wel tien keer verhuisd omdat de buren niet tegen m'n pianospel konden. Ik voel me nog steeds niet op mijn gemak in Duitsland."

Ze won in 1960 een tweede prijs bij een Berlijns concours en een eerste prijs bij het Beethoven pianoconcours in Brussel in 1970. Tournees door Europa, Japan en Australië volgden. Niet lang daarna raakte de pianiste in een crisis en onderbrak ze abrupt haar loopbaan. "Het is inmiddels algemeen bekend dat ik me in de jaren zeventig helemaal uit het concertleven terugtrok. In de biografie, die door mijn platenmaatschappij wordt verspreid, staat een spierziekte in mijn arm als reden daarvoor vermeld. Het was een klein probleempje met de spieren dat veel pianisten kennen. Maar het was ook de angst dat ik niet deed wat ik werkelijk wilde doen, wat ik feitelijk weigerde te doen.

In werkelijkheid dacht ik destijds dat mijn kinderen me nodig hadden; zelfs de vleugel werd verkocht. Maar de echt diepere achtergrond was dat ik me in een artistieke en menselijke crisis bevond. Ik wist eenvoudig niet, hoe ik verder moest. "Ik moest gewoon even stoppen, inventariseren. Ik had nooit de gelegenheid om zelf beslissingen te nemen over mijn loopbaan."

Zoals orkestmusici zich melden voor antistress behandeling, dirigenten de Alexan­der techniek toepassen, rebekespelers zich onderwerpen aan reflexologie en beroemde solisten een sabbatical year inlassen, zo zocht Pires radicaal rust door afzwering en onthouding.

Ze trok zich terug in een primitieve boerderij in Portugal waar ze in haar eigen onderhoud voorzag door zelf groente en fruit te telen en haar eigen brood te bakken. Ze wijdde zich als gescheiden vrouw aan de opvoeding van haar vier kinderen. In 1982 keerde ze vrij stiekem weer terug tot de vleugel en besteedde vooral aandacht aan Schubert. In 1984 begon ze op bescheiden schaal weer te concerteren en sinds 1986 werd ze mede op aanraden van een Engelse concertagent weer met een honderdtal concerten per jaar actief op de wereldpodia.

Naast Schubert gold in die periode haar aandacht vooral Chopin met als belangrijkste item diens complete Nocturnes (DG 447.096-2). Daarover heeft ze duidelijke opvattingen:

“Ik geloof niet dat er echt zoiets als virtuositeit bestaat. Ik denk nooit aan techniek of virtuositeit, alleen aan expressie. Je hebt het ontwerp van de frase en de muzikale gedachte van de componist; al het overige verdwijnt in de muziek. Chopin is een componist die door elke pianist wordt gespeeld. Je kunt van Chopin houden via een heel spontane pianist die zijn muziek speelt zonder enige bijgedachte, zonder een vooropgezet concept en dat kan heel mooi zijn. Maar je kunt ook luisteren naar iemand als Pollini, die zijn enorme intellect laat gelden en alles wat gecomponeerd is respecteert voor de plaats die het in de muziekgeschiedenis inneemt. Die benadering kan even mooi en treffend zijn. Dat is de ware schoonheid van Chopin, hij is een componist voor alle pianisten, de gevoelige, de spirituele en de intellectuele. Ik ben intussen de vijftig gepasseerd en ik ben nog verbaasd over de Nocturnes. Je kunt duidelijk horen dat de toekomst van de muziek al besloten ligt in de harmonieën. Ik beschouw die Nocturnes niet als een groep, eenvoudigweg omdat er geen gemeenschappelijke vorm is die dicteert dat een nocturne op een bepaalde manier moet worden geschreven. Chopins Walsen, Mazurka’s en Pianosonates hebben alle een duidelijke vorm. Bij de Nocturnes zijn de kleur en de atmosfeer zo bijzonder. Er vind een duidelijke ontwikkeling plaats van begin tot eind. Dat was bij Mozart net andersom, want hij keerde in zijn late werken juist terug tot heel eenvoudige vormen. Met uitzondering van de postuum gepubliceerde laatste schrijden als het ware in fasen natuurlijk voort qua moeilijkheidsgraad. De twee onbekende zijn me heel dierbaar – de laatste postume, die Chopin niet wilde uitgeven. Toen in deze ging instuderen, besefte ik waarom. Omdat hij op een of andere manier niet op Chopin lijkt. Het is een heel romantisch stuk. Voor mij is het als een dans, maar dan in een heel grote, open ruimte. Er is een groot gevoel van ruimte, van licht en van onschuld. Het gevoel van melancholie dat zo kenmerkend is voor veel van Chopins muziek, ontbreekt hier. Het stuk is enigszins nostalgiek, maar niet treurig. Een lichte lach, die iets aarzelends heeft. Technisch bezien zou het een kinderstukje kunnen zijn, maar het is moeilijk om de ware betekenis te vinden. Misschien helpt mijn leeftijd ook niet. Een kind zou het misschien beter begrijpen. De afgelopen twintig jaren zijn mijn lievelingsopnamen van de Nocturnes die van Rubinstein en Jean Françaix. Rubinstein is het eenvoudigst en benadert het ideaal het dichtst, een zo klassiek mogelijke Chopin. Françaix treft je met zijn contrasten. Ik kan daar niet vaak genoeg naar luisteren. Ik luister nooit naar mijn eigen opnamen omdat ik te bang ben, maar deze moeten wel in orde zijn.”

Van doorslaggevende betekenis voor het nieuwe élan van Pires was haar ontmoeting met de Franse violist Augustin Dumay, een leerling van Arthur Grumiaux. Met hem vormde ze enige jaren een hecht duo. Samen maakten ze gelukkig tal van opnamen.

"Sinds ik een klein meiske was heb ik steeds uitgekeken naar geschikte partners om kamermuziek te maken. Hoewel ik met fantastische violisten als Mullova en Accardo en met dirigenten als Abbado, Dutoit en Krivine heb gespeeld, bleek het niet voldoende om alleen bewonde­ring voor elkaar te hebben. Het klikte nooit echt helemaal. Ik ontmoette Augustin voor het eerst tijdens een kamermu­ziek festival in Baule en wist na vijf minuten, dat dit het partnership was, waarnaar ik zo lang had gezocht. Gelukkig was dat wederzijds...!"

Als eerste verscheen van hen gezamenlijk een cd met een viertal Vioolsonates van Mozart (Dumay: "Attention - pour piano et violon!"). Daarna volgden eerst de Vioolsonates van Brahms en Grieg, daarna die van Franck, Debussy en Ravel. Aangevuld met cellist Jian Wang werden verder Pianotrio’s van Brahms vastgelegd. Nog weer later volgde het pianokwintet van Schumann met als extra gasten de toen nog piepjonge violist Renaud Capuçon en de altist Gérard Caussé.

Intussen is Dumay alweer een poos uit beeld verdwenen net als de tenor Rufus Müller en bij haar laatste – inderdaad uitgestelde - optreden in Vredenburg in huiskamersfeer (een volgende keer mogelijk met Richters schemerlamp) was Ricardo Castro met wie ze ook die recente prachtige Schubert cd met als hoogtepunt de Fantasie D. 940 maakte haar toegewijde partner. Even kwamen ze aan het eind van die laatste filmdocumentaire in beeld: zij aan de discantzijde.

Ging het bij die eerdere documentaires van Van Dalen nog voornamelijk om het registreren van een masterclass of beter gezegd een workshop in die afgelegen boerderij van Pires in het Portugese Belgais, in de (voorlopig?) laatste kwamen het ‘Umfeld’, de sfeer en de niet direct muzikale aspecten nadrukkelijk aan de orde.

Belgais: die op een hoog, rotsachtig plateau volkomen geïsoleerd liggende grote boerderij, omringd door een schaapskooi, tweehonderd olijfbomen met een rijke oogst op 250 kilometer ten noord oosten van Lissabon en 50 kilometer ten westen van Spanje. Vanuit Lissabon moet men de Taag volgen door een rietomzoomd landschap richting Castelo Branco geleidelijk de hoogte in tot de Granja de Belgais, een Romeinse boerderijvilla die ooit aan Bellus Gaius behoorde en die strategisch ligt op het kruispunt van de pelgrimsroute naar Compostela en de handelsroute van Coimbra naar Andalusië.

Intussen is de boerderij mede met hulp van Pires’ zus Madalena gerestaureerd en gemoderniseerd, voorzien van elektriciteit en stromend water, maar meteen ook uitgebreid met een concertzaaltje voor 130 bezoekers, een muziekbibliotheekje en een kleine opnamestudio met audiospullen waar Pires’ laatste opnamen in alle rust en stilte werden gemaakt. En natuurlijk met accommodatie voor staf en gasten. Een visvijver en een zwembadje geven de illusie van luxe. Twee pony’s en wat schapen vormen de levende have in de omgeving. De naam van het flink gesponsorde geheel, Centro para o estudo das artes klinkt ook veelbelovend.

Per jaar vinden zo’n  zes tot tien workshops plaats, bedoeld voor studenten die willen leren begrijpen hoe kunst in het dagelijks leven hoort te zijn geïntegreerd en voor gevorderden die op een of andere manier in hun loopbaan zijn vastgelopen. Aan hen allen wordt rust, zuivere lucht, ruimte en natuurlijke voeding geboden om weer lateraal te leren denken. Voor de publiciteit zorgt dochter Joana.

Nu werd in die nieuwe documentaire daar vooral vastgelegd hoe dat hele geleidelijk ontstane educatieve proces is uitgegroeid tot een veelomvattend, nog steeds ‘openended’ project. Daarin spelen de verbondenheid met de natuur en de omgeving, een plaatselijk kinderkoor, optredens in huiselijke kring met zelfs fadozang en Prinses Ireneachtige therapieën op weg naar zelfontdekking en –realisatie met een hoog jaren zestig gehalte om zich vrijuit te leren uiten (“Schreeuw het er maar eens flink uit!”). Maar als we die geitenwollensokken opsier die voor sommigen mogelijk best heilzaam is, wegdenken, verricht ze zeker veel goed pedagogisch werk. Het gaat inderdaad om zelfontdekking met lessen in anti carrièrezucht, in bescheidenheid, in ontspanning met wel de juiste spanningsopbouw, in plezier krijgen in het musiceren, in het van binnenuit kracht en verbeelding ontwikkelen. Onderzoek, discussie en samenwerking vormen de kern van het inderdaad nogal utopistische programma. Juist ook heel elementaire kwesties worden aan de orde gesteld. ‘De frase’ bijvoorbeeld, ‘als de eerste gedachte, het eerste beeld: hij geeft met zijn klank en zijn vorm gestalte aan een beweging waarbij het hele lichaam is betrokken en de frase in het trefpunt van alle kunstvormen. Elke frase vervult een rol in een scène waar figuren elkaar treffen, door elkaar worden beïnvloed of tegenstellingen scheppen zodat we de handeling beter begrijpen. Verbanden worden gelegd naar de natuur, de dichtkunst, de dans en zelfs de film. Geen wonder dat soms ook dansers, dichters, regisseurs, een bandoneonspeler, plaatselijke fadozangers en een Arabische luitenist worden uitgenodigd.

Verder wordt niet aan de weg getimmerd en resultaten van door de Belgaistherapie gelouterden zijn ook nog nauwelijks gebleken of meetbaar.

Volgens Pires is teveel sprake van wedijver, te weinig van introspectie. Daar heeft ze absoluut gelijk in, hoewel zij, zelf wereldberoemd, natuurlijk makkelijk praten heeft.

Van alles komt aan de orde, maar veel echte muziekanalyse en concrete interpretatie aanwijzingen komen er niet aan te pas: “Deze kwesties onttrekken zich aan de logica en kunnen niet met woorden worden verklaard. Neem het verschil tussen Beethoven en Schubert. Beiden streefden naar een hoger doel, maar wel op totaal verschillende manier. Beethoven door te vechten, vandaar het revolutionaire karakter van veel van zijn werken, Schubert door het leven te aanvaarden zoals het is”.

Pires is duidelijk een praktiserend idealiste. Iemand die uitdrukkelijk vindt dat je als individu deel uitmaakt van een belangrijker groot geheel. Wie zich dat niet bewust is, loopt vroeger of later vast. Vandaar haar duidelijke scheiding tussen privéleven en openbare optredens. Het is waarschijnlijk ook de reden waarom ze liever opnamen maakt dan voor publiek optreedt. Verwantschap met Glenn Gould? “Op het podium moet je steeds weer jezelf bewijzen, het publiek voor je winnen, bij het maken van opnamen ervaar ik een grotere muziekliefde en daarmee kan ik dat publiek beter dienen”.

Pires geeft ook in de door haarzelf gekozen teksten voor de boekjes bij haar laatste cd’s blijk van haar nogal esoterische gedachten en gevoelens. De cd met Beethoven sonates (DG 453.457-2 en het moet helaas worden gezegd: de enige echt heel teleurstellende opname van haar omdat ze hier nu juist niet weet te ontroeren en te communiceren) gaat vergezeld van citaten van Rilke, Eichendorff, Proust en Hesse, bien étonné de se trouver ensemble. De aan Sviatoslav Richter opgedragen en aan Schubert gewijde dubbel cd Le voyage magnifique (DG 457.550-2) bevat bijdragen van Yves Simon, André Comte-Sponville en Antonio Damasio maar geen letter over de muziek zelfnomte-Sponville, Antonio Damasiondr   en in haar nieuwste Schubert album geeft ze het woord aan Lomoet helaas worden gezegd: d en in haar nieuwste Schubert album (DG 477-5233) geeft ze het woord aan psychoanalyste Loïse Barbey-Caussé met een warrig betoog onder de titel Résonance de l’originaire.

Wat ook de impact van Pires in Belgais moge zijn en worden, zijzelf voelt zich daar als een vis in het water en maakte een soort menselijke en artistieke wedergeboorte door. In elk geval speelt ze weer met kennelijk plezier en straalt dat ook uit. Pires’ pianistiek is vervuld van een poëtisch gevoel, een zin voor de eenvoud van het ware die maakt alsof we stiekem mogen meeluisteren naar waardevolle geheimpjes zoals die tussen intieme vrienden worden uitgewisseld. En inderdaad: frasen ademen volkomen natuurlijk. Alles krijgt een zeldzaam integer karakter dat voortspruit uit zuivere waarnemingen en lang overdachte ideeën. Pires’ instinct voor tempo, nuancen, accenten, lange melodielijnen, haar zorg voor heldere contouren en fraaie inkleuring hebben iets unieks. Maar misschien is het ware wonder van deze volkomen onzelfzuchtige speelwijze van nu, hoe deze voor zichzelf spreekt, nee zingt.

                                                                                                                                        J. de K.

 

DISCOGRAFIE MARIA JOAO PIRES

Bach: Partita no. 1; Engelse suite no. 3; Franse suite no. 2. DG 447.894-2.

Bach: Franse suite no. 2; Schumann: Arabeske; Schubert: Moment musical no. 6; Chopin: Nocturnes in c, fis en E; Mozart: Pianoconcert no. 14; Pianosonates no. 4, 11, 13 en 16. Philips  456.928-2 (2 cd’s).

Beethoven: De 10 vioolsonates. Met Augustin Dumay. DG 471.495-2 (3 cd’s).

Beethoven: Pianosonates no. 8, 14 en 23. Erato 2292-45079-2.

Beethoven: Pianosonates no. 13, 14 en 30. DG 453.457-2.

Brahms: Pianotrio's no. 1 en 2. Met Augustin Dumay en Jian Wang. DG 447.055-2.

Brahms: De 3 Vioolsonates. Met Augustin Dumay. DG 435.800-2.

Chopin: De 2 Pianoconcerten. Met het Orchestre national de Monte Carlo o.l.v. Armin Jordan. Erato 2292-45051-2, 3984-21089-2.

Chopin: Pianoconcert no. 1; Fantaisie; Berceuse. Met het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Emmanuel Krivine. DG 457.585-2.

Chopin: Pianoconcert no. 2; 24 Préludes. Met het Royal Phil­harmonic Orchestra o.l.v. Andre Previn. DG 437.817-2.

Chopin: De 21 Nocturnes. DG 447.096-2 (2 cd's).

Chopin: 14 Walsen. Erato 2292-45213-2.

Franck: Vioolsonate; Debussy: Vioolsonate; Ravel: Berceuse; Habanera en Tzigane. Met Augustin Dumay. DG 445.880-2.

Grieg: De 3 Vioolsonates. Met Augustin Dumay. DG 437.525-2.

Mozart: Pianoconcerten no. 9, 12-14, 17, 19-21, 23, 26 en 27. Rondo's KV 382, 386 en 511. Met resp. het Gulbenkian Stichting Orkest, Lissabon o.l.v. Theodor Guschlbau­er en het Kamerorkest van Lausanne o.l.v. Armin Jordan. Erato 2292-45657-2 (5 cd's ook apart leverbaar).

Mozart: Pianoconcerten no. 14 en 26. Met de Wiener Philharmo­niker o.l.v. Claudio Abbado. DG 437.529-2.

Mozart: Pianoconcerten no. 17 en 21. Met het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Claudio Abbado. DG 439.941-2.

Mozart: Pianotrio’s no. 1 en 2. Met Augustin Dumay en Jian Wang. DG 449.208-2.

Mozart: Vioolsonates KV 301, 304, 378 en 379. Met Augustin Dumay. DG 431.771-2.

Mozart: Pianosonates KV 284 en 457; Fantasie KV 475. Erato 2292-45216-2.

Mozart: De complete Pianosonates. DG 431.760-2 (6 cd's ook aparte lever­baar als 435.882-2, 437.546-2, 437.791-2, 439.769-2, 427.768-2, 429.739-2).

Mozart: De complete Pianosonates. Denon DC 7175 (5 cd's, ook los leverbaar als DC 8071/5).

Mozart: 3 Pianosonates; Schubert: Impromptu D. 899/1. DG 459.055-2.

Mozart: Liederen. Met Barbara Hendricks. EMI 754.007-2.

Schubert: Pianosonate no. 18 D. 894; Impromptu's op. 90, no. 1 en 2. Erato 2292-45325-2.

Schubert: Pianosonate no. 14 D. 784; 6 Moments musicaux D. 780; 2 Scherzi D. 593. DG 427.769-2.

Schubert: Pianosonate no. 21 D. 960; Impromptu's op. 90 no. 3 en 4. Erato 2292-45250-2.

Schubert: 8 Impromptu’s D. 899 en 935; 3 Pianostukken D. 946; Allegretto D. 915. DG 457.550-2 (2 cd’s).

Schubert: Fantasie D. 940; 3 Marches militaires D. 733; Rondo's D. 608 en D. 951. Met Husseyin Sermet. Erato  2292-45324-2.

Schubert: Fantasie D. 940; Pianosonates no. 13 en 14; Rondo D. 951; Allegro D. 947. Met Ricardo Castro. DG  477.5233. 2004

Schumann: Pianoconcert; Pianokwintet. Met resp. het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Claudio Abbado en Augustin Dumay, Renaud Capuçon, Gérard Caussé en Jiang Wang. DG 463.179-2.

Schumann: Adagio en Allegro; 3 Romances; Fantasiestücke op. 73 en gedeelten uit de 5 Stücke im Volkston en - in Volksstil. Met Douglas Boyd. DG 439.889-2.

Schumann: Faschingsschwank aus Wien; Waldszenen; 3 Romances; Arabeske. DG 437.538-2.

Eerste opnamen. Onder andere Schumann: Bunte Blätter; Chopin: Wals op. 64/1. Erato 0927-49141-2.

Great pianists of the 20th century. Werken van Bach, Chopin, Mozart, Schubert en Schumann. Philips 456.928-2 (2 cd’s).