Fonografie Muziek

PUCCINI 150 JAAR

PUCCINI 150 JAAR 

22 December 2008 wordt herdacht dat Giacomo Puccini 150 jaar geleden in Lucca werd geboren als vijfde in een reeks componisten uit die plaats. Gezien zijn hoogromantisch idioom is het eigen verassend dat hij zo betrekkelijk ‘jong’ voorkomt tegenwoordig. Men verwacht hem haast op basis daarvan in een wat eerdere periode. Hoe dan ook zij: zijn opera’s genieten nog steeds een grote populariteit. Aanleiding genoeg voor een terugblik en overzicht. 

Goede bekendenDe trias van Puccini’s bekendste opera’s: La Bohème, Tosca en Madama Butterfly werden in de loop der tijd even hard aangepakt als onveranderlijk geliefd bij een voortdurend wisselend publiek. Het is niet moeilijk vast te stellen waarom die werken zich zo in een blijvende publieksgunst mogen verheugen.

Namelijk vooral dankzij zijn grote melodische gaven, zijn harmonische gevoeligheid, zijn voortreffelijke orkestratie en zijn intuïtie voor theatraal effect. Verder op Puccini’s meesterschap om korte melodische lijnen in de zang- en orkeststemmen te construeren en deze harmonisch van parallellen te voorzien. Zo ontwikkelde hij een heel oorspronkelijke eigen stijl. Belangrijk was verder dat hij ook de muzikale ontwikkelingen buiten Italië volgde en niet ontkwam aan de invloeden van Debussy en de jonge Stravinsky; In Turandot komt soms zelfs bescheiden Schönberg om de hoek kijken.

Hij experimenteerde met nieuwe vormen en kon goed goochelen met het exotische en coloristische klankkleureffecten in het verloop van de handeling, inclusief lydische en bitonale elementen, zeker in zijn meest complexe werk, Turandot.

Hij toonde een bij het publiek vlot aansprekend urbaan gevoel voor triviaal realisme en fin de siècle sfeer. Mee daardoor is het opvallend dat zijn opera’s minder tot hun recht komen als terrein voor vocaal exhibitionisme, maar eerder als toneel waarop een orkest en een dirigent hun talenten kunnen laten horen. 

Summier overzicht

Er is wel gezegd dat Wagners opera’s beter zijn dan ze klinken. Omgekeerd kan van Puccini’s opera’s worden gezegd dat ze beter klinken dan ze zijn. Puccini bezat veel gevoel voor theater plus een grote gave om pakkende melodieën te schrijven en hij beschikte over voldoende talenten om zijn doel te bereiken.

Zijn genie voor emotionele chantage lag als een laag over de effectiefste technieken en hij hield daar consequent aan vast – vanaf zijn derde opera, Manon Lescaut, tot zijn twaalfde en laatste, Turandot, veranderde zijn stijl niet wezenlijk. Hij werd vaak van decadentie beschuldigd en dat is nog steeds het geval, maar te oordelen naar de auteursrechten die hij en zijn nazaten opstreken moet Puccini worden beschouwd als misschien wel de succesvolste twintigste eeuwse componist.

Hij werd geboren in een lange reeks van Italiaanse kerkmusici en leek voorbestemd om kerkorganist te worden. Maar in 1880 kwam hij op het conservatorium in Milaan waar hij les kreeg van operacomponist Amilcare Ponchielli die de jonge Puccini de richting van de opera op stuurde. Met aanmoedigingen van Ponchielli nam hij met de eenakter Le Villi  in 1883 deel aan het Sonzogno operaconcours. Daarmee had hij nog geen onmiddellijk succes, maar indirect leidde het wel tot een opdracht. Zo ontstond vijf jaar later zijn tweede opera, Edgar, die het jaar daarop in première ging. Opnieuw bleek het geen succes. Dat kwam pas in 1893 met zijn eerste meesterwerk, Manon Lescaut, een verismo opera die vrijwel gelijkwaardig was aan vergelijkbare werken van Mascagni en Leoncavallo. Gedeeltelijk geïnspireerd door Massenets al even vurige interpretatie van Provosts toneelstuk, maakte hij voor deze opera gebruik van liefst vijf librettisten (inclusief Leoncavallo) en inspireerde hij de als Engels criticus fungerende George Bernard Shaw tot de gedurfde uitspraak dat Puccini de rechtmatige erfgenaam was van Verdi.

Opvallend genoeg kreeg zijn volgende opera bij de première in 1896 niet eenzelfde warm onthaal, maar binnen een jaar werd La Bohème wat het nu nog is: de populairste opera ooit. Het werk vestigde definitief de reputatie van Puccini als de grote Italiaanse meester van de zingende menselijke stem, een reputatie die verder werd geschraagd door de al even stralende Tosca, die in 1900 in première ging.

Zijn carrière liep even een deukje op bij het rampzalige begin van Madama Butterfly in de Milanese Scala in 1904. Hij trok het werk terug, herzag de vorm en de orkestratie nu in drie aktes en zorgde voor een herintroductie drie maanden later. Nu met groot succes.Puccini wendde zich tot Belasco, de auteur van Butterfly, voor zijn volgende opera, La fanciulla del west, maar hoewel Caruso meezong in de eerste opvoeringen, bereikte dat werk nooit de geliefdheid van zijn voorgangers, waarschijnlijk omdat het werk geen pakkende, zich in het geheugen nestelende aria’s bevat.La Rondine (1917) zette de operawereld niet in vuur en vlam, maar het wat sukkelende geluk van de componist werd hersteld door zijn op een na laatste werk, Il trittico uit 1918, dat bestaat uit drie korte opera’s: een thriller, Il tabarro, een sentimenteel religieus drama, Suor Angelica en een komedie, Gianni Schicchi.

Puccini’s laatste opera, Turandot, bleef onvoltooid achter bij de dood van de componist als gevolg van een hartaanval in 1924, maar Toscanini engageerde Franco Alfano om het werk dat oorspronkelijk ophield na de orkestrale passage na Liù’s zelfmoord, een soort treurmars op het thema uit haar laatste aria ‘Tu chel di gel’ te voltooien en zo beleefde het werk zijn eerste opvoering voor een extatisch publek in de Scala op 25 april 1926.

Later deed Luciano Berio dat nog eens over op basis van Puccini’s nagelaten schetsen en het resultaat is uiteraard heel anders. Waar Alfano eindigde met een fortissimo herhaling door het koor van ‘Nessun dorma’, laat Berio het werk piano in stilte overgaan. Dat is wennen en, maar in dramatisch opzicht best te rechtvaardigen. Er is een opname van alleen de derde akte, beginnend met Liù’s aria, haar zelfmoord en Timurs verdriet, steeds nog als Puccini’s origineel en dan overgaand in bandje 14 bij 7’27” overgaand het aandeel van Berio om dat aan te tonen. Best de moeite om eens te beluisteren!

Puccini was geneigd tot kleverige sentimentaliteit en een sadistisch trekje tot vrouwenhaat is duidelijk bij de keuze van de meeste van zijn heldinnen die meestal hulpeloos en zwak zijn en dus schepsels die het slachtoffer worden van harteloze, dominante mannen. Een zekere voorkeur van vrouwen van min of meer lichte zeden, zoals Manon, Mimi, Tosca, Butterfly, Magda en zelfs zuster Angelica valt niet te ontkennen.

Zijn helden zijn vaak ook van twijfelachtige allure met Des Grieux die Manon helpt bij het stelen, Pinkerton de bigamie bedrijvende proleet, Calaf de gokker en opportunist. Maar dat werd door het publiek vlot aanvaard. Er was ook geen overheid meer die er censuur op los wilde laten. Wat dat betreft ondervonden bijvoorbeeld Donizetti (Maria Stuarda) en Verdi (La traviata en Un ballo in maschera) in hun tijd meer problemen.  

De onderwerpen die hij de revue laat passeren, zijn dikwijls absurd of triviaal en heel wat realistische details – zoals de klokken in Tosca en de Amerikanismen in La fanciulla del west – zijn niet veel meer dan vrij goedkope motivische nabootsingen.Zijn opera’s treffen ons zeker niet op zoveel verschillende niveaus als die van Mozart, Wagner, Verdi of Strauss, maar wel duidelijk op hun kenmerkende eigen niveau, waarop erotische passie, sensualiteit, teerheid, pathos en wanhoop samengaan.Maar voor het grotere publiek doet dit helemaal niet ter zake.

Het belangrijkst is wel dat Puccini’s twaalf opera’s mee van de mooiste vocale muziek ooit bevatten en dat hij zo veel van de bel canto traditie van Bellini, Donizetti en Verdi meebracht naar de twintigste eeuw. Hij was zich ook volledig bewust van zijn beperkingen en hield zich daaraan door binnen dat kader te blijven. Het blijft speculeren over de onderwerpen die Puccini mogelijk ook graag voor het operatoneel had willen uitwerken. Goede, interessante kandidaten lijken bijvoorbeeld Oliver Twist, Romeo en Julia, Marie Antoinette en De bultenaar van de Notre-Dame.

Puccini’s orkest-, instrumentale- en koorwerken die meest in zijn jonge jaren ontstonden, zijn over het geheel genomen tamelijk onbelangrijk. Hoewel Crisantemi voor strijkorkest of strijkkwartet en de Messa di gloria uit 1880 nog wel eens worden uitgevoerd. 

Discografie

De opera’s in hun mooiste fonografische gedaante met vaak mooie alternatieven zijn in chronologie van hun ontstaan vermeld. Gelukkig is heel wat materiaal ook beschikbaar in de belangrijke beeld en geluid vorm. Aan de hand van deze opnamen kan goed de blijvende betekenis van Puccini 84 jaar na zijn dood worden nagegaan.  

Messa di gloria; Preludio sinfonico; Crisantemi.Roberto Alagna, Thomas Hampson e.a. met het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 356.519-2.

Le Villi.Sylvia David, Melanie Diener e.a. met het Frans omroepensemble o.l.v. Marco Guidarini. Naïve V 4958. 

Edgar.Julia Varady, Carl Tanner e.a. met het Ensemble van de Franse omroep o.l.v. Joel Levi. Naïve V 4957.  

Manon Lescaut.Mirella Freni, Luciano Pavarotti e.a. met het Ensemble van de Metropolitan opera o.l.v. James Levine. Decca 440.200-2.

Maria Callas, Giuseppe di Stefano e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Tullio Serafin. EMI 556.301-2. 

La Bohème.

Leontina Vaduva, Roberto Alagna e.a. met het Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 358.650-2.

Mirella Freni, Luciano Pavarotti e.a. met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 421.049-2.

Victoria de Los Angeles, Jussi Björling e.a. met het RCA Victor ensemble o.l.v. Thomas Beecham. EMI mono 556.236-2. 

Tosca.

Maria Callas, Tito Gobbi e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Victor de Sabata. EMI 556.304-2.

Leontyne Price, Giuseppe di Stefano e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 466.384-2.

Monserrat Caballé, José Carreras e.a. met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Colin Davis. Pentatone 5186-147. 

Madama Butterfly.

Renata Scotto, Carlo Bergonzi e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. John Barbirolli. EMI 567.888-2.

Mirella Freni, Luciano Pavarotti e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 417.577-2. 

La fanciulla del west.

Carol Neblett, Placido Domingo e.a. met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Zubin Mehta. DG 474.840-2.

Renata Tebaldi, Mario del Monaco e.a. met het Ensemble van de opera Rome o.l.v. Franco Capuana. Decca 421.595-2. 

La rondine.

Angela Georghiu, Roberto Alagna e.a. met het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.338-2. 

Il trittico.

Christina Gallardo-Domâs, Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, José van Dam e.a. met  het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.587-2. 

Turandot (slot van Alfano).

Birgit Nilsson, Franco Corelli e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Francesco Molinari Pradelli. EMI 769.327-2.

Maria Callas, Eugenio Fernandi e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Tullio Serafin. EMI 556.307-2.

3e akte (slot van Berio).

Eva Urbanová, Dario Volonté, Mario Luperi e.a. met het Verdi symfonie orkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 475.320-2. 

Video dvd

Manon Lescaut

Kiri te Kanawa, Placido Domingo e.a. met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. Warner 5050466-7174/2-9. 

La Bohème

Mirella Freni, Ruggero Raimondi e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-4071, 

Tosca

Maria Guleghina, Salvatore Licitra, Leo Nucci e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Riccardo Muti. TDK DV-OPTOS. 

La fanciula del west

Barbara Daniels, Placido Domingo met het Ensemble van de Metropolitan opera o.l.v. Leonard Statkin. DG 073-4023.

Carol Neblett, Placido Domingo met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Nello Santi. Warner 5050466-8356.  

Madama Butterfly

Mirella Freni, Placido Domingo e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 073-4037. 

Il trittico

Piero Cappuccilli, Sylvia Sass, Cecilia Gasdia, Juan Pons e.a. met het Ensemble van La Scala o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. Warner 5050467-093-2. 

(Concertant).

Cristina Gallardo,-Domâs, Daniele Barcellona, José Cura, Juan Pons e.a. en het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Concertgebouworkest Live 04001.  

Hieruit afzonderlijk: 

Gianni Schicchi

Felicity Palmer, Alessandro Corbelli e.a. met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Jurovski. Opus Arte OA 0918. 

Turandot

Eva Marton, Michael Sylver e.a. met het Ensemble van de San Francisco opera o.l.v. David Runnicles. ArtHaus 100.088.