POLIGNAC, PRINCESSE WINNARETTA DE (1865-1943): MECENAS
De pocket uitgave van de grondige biografie die Sylvia Kahan over prinses Winnaretta de Polignac (née Singer) schreef en het opnieuw beluisteren van enige door de prinses in opdracht gegeven composities waren voldoende aanleiding om daar eens even nader naar te kijken en de bewuste werken te beluisteren.
Aardig in dit verband is de historie van twee van Poulencs bekendste werken: het Concert voor 2 piano’s en orkest en het Orgelconcert.
In 1931 schreef Poulenc een brief aan een zekere Marie-Blanche, comtesse Jean de Polignac met wie hij een familierelatie had en aan haar schoonzuster, comtesse Charles de Polignac. Hij vroeg hen om bemiddeling. Deze beiden hadden namelijk als tante de bewuste schatrijke, kunstminnende Winnaretta, weduwe van Edmond de Polignac. Zij stond bekend om haar vrijgevigheid bij het in opdracht geven van nieuwe werken.
Aan haar hebben we – om slechts de belangrijkste te noemen – een veelzijdig aantal interessante werken te danken. Het begon in 1905/12 met de Pavane pour un infante défunte en leverde in chronologische volgorde in 1919 Satie’s Socrate, in 1922 Stravinsky’s Renard, in 1923 Falla’s El retablo de maese Pedro, in 1924 Tailleferre’s Eerste pianoconcert in 1926 Milhaud Les malheurs d’Orphée, in 1932 Poulencs Concert voor 2 piano’s en orkest, in 1934 Weills Tweede symfonie en in 1938 Poulencs Orgelconcert op.
Ook Fauré, Chabrier, Hahn, Albeniz, Wiéner, Jacob, Markevitch, Ethel Smyth, Szymanowski en Sauguet behoorden tot de begunstigden en bij de uitvoerenden kunstenaars Nadia Boulanger, Clara Haskil, Arthur Rubinstein en Vladimir Horowitz.
In 1976, ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag, fourneerde ze geld waarmee Rostropovitch 12 componisten (Dutilleux, Britten, Lutoslawski, Holliger, Boulez, Berio, Halffter, Ginastera, Henze, Beck, Fortner en Huber) in opdracht werken voor cello kon laten schrijven.
Terug naar Poulenc en zijn subsidieaanvraag. Hij kreeg daarop dit tactvol geformuleerde antwoord: “Het spijt me dat ik u niet heb gezien voordat u vertrok om u te verzoeken om een werk voor ‘mijn’ verzameling te schrijven, die zoals u weet bestaat uit Renard, El retablo de Maese Pedro, Socrate enzovoorts. Het zal me een genoegen zijn uw naam toe te voegen aan de lijst met Stravinsky, Fauré, Falla en Satie die zo vriendelijk waren om de u bekende, prachtige composities bij te dragen aan mijn “verzameling”.
Tegenover de nichten Polignac had Poulenc duidelijk zijn voorwaarden bekend gemaakt en hij moet dan ook heel aangenaam verrast zijn geweest toen hij verder las: “Mijn voorstel is dat u voor dit werk de som van 20.000 franc krijgt plus 5.000 franc voor een uitvoering bij mij thuis.”
Poulenc leverde in 1932 de bestelling af en voerde die met zijn vriend Jacques Février voor het eerst uit met het Orkest van de Milanese Scala tijdens de Venetiaanse Biennale. Dat op zichzelf werd beschouwd als een enorme toegeeflijkheid van de kant van de prinses omdat ze meestal stond op premières van bestelde werken in een van haar Parijse palazzo’s voordat de rest van de muziekwereld met dergelijke muziek mocht kennismaken. Maar natuurlijk had ze ook haar eigen palazzo in Venetië aan het Canal Grande, dicht bij de Accademia (voorheen het Palazzo Contarini, ooit de thuisbasis van Otello’s Desdemona).
Veel verdere aanmoediging had Poulenc niet nodig om in 1934 een nieuw verzoek om financiële te verlenen aan een project dat heel slim rekening hield met de muzikale voorkeuren rond het orgel van de prinses. Haar reactie was al even direct: “U hebt mij zo openhartig geschreven dat ik u op even eenvoudige manier laat weten dat dank zijn meneer Roosevelt mijn muzikale budget aanzienlijk kleiner is geworden. Ik kan u daarom slechts de helft bieden van het bedrag dat u voor uw Dubbelconcert vroeg. Onder deze voorwaarden zal het (of is het) in uw belang zijn om voor een instrument te schrijven dat niet zo erg in zwang is. Ik hoop dat u het zult bestemmen met de gedachten aan mijn Cavaillé-Coll in gedachten, wat van uw kant een zekere mate van studie zal vergen vanwege de beschikbare registers. Nadia kan u daarover nader waardevol advies geven.”
Poulenc wist maar al te goed dat de prinses door het orgel was geobsedeerd en dat ze haar salongasten regelmatig onthaalde met een uitvoering van werken van met name Buxtehude en Bach, en dat ze sinds 1933 les had van de jonge Nadia Boulanger, van wie ze een fan was. Boulanger benutte haar kansen en suggereerde meteen dat het werk geschreven zou moeten worden voor de prinses zelf als soliste met begeleiding door “ hetzij een kwartet, hetzij piano”.
Het concert werd in deze geest geconcipieerd. De inzet – een enorm retorisch akkoord in g-klein was speciaal bedoeld voor de prinses met een citaat op de partituur van het begin van Bachs Fantasie en fuga in g BWV 542. Dat moet de prinses meteen mild hebben gestemd.
Maar verder verliep de compositie niet van een leien dakje. Het werk voor orgel, strijkorkest en slagwerk was pas nadat de prinses haar ongeduld had getoond in 1938 klaar.
Dit zijn maar twee, natuurlijk niet willekeurige voorbeelden van de relatie tussen de royale prinses en haar muzikale hofleveranciers. De onlangs verschenen Engelstalige pocketuitgave van de Amerikaanse Polignac specialiste Kahan Music’s Modern Muse geeft natuurlijk een veel vollediger inzicht in de generositeit van de prinses, in haar achtergrond en vooral in haar inspirerende verrichtingen op kunstgebied. Veel daarvan is natuurlijk ook op internet (Wikipedia) te vinden. Wat daar echter niet wordt gemaakt, is de verbinding naar een lijstje van de momenteel mooiste opnamen van de belangrijkste werken die uit haar opdrachten voortkwamen. Daarom hier zo’n aanvullende invulling.
Discografie
Van de belangrijkste opdrachtwerken in al hun verscheidenheid in alfabetische volgorde op componistnaam
Falla: El retablo de maese, marionettenopera (1923, Parijs)
Ensemble van het Teatre Ligure o.l.v. Juan Pons. Harmonia Mundi HMC 90.5213.
Milhaud: Les malheurs d’Orphée, opera (1926, Brussel)
Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. Darius Milhaud. Accord 556.159-2.
Poulenc: Concert voor 2 piano’s en orkest (1932, Venetië)
Francis Poulenc en Jacques Février met het Orchestre de la Société des concerts du Conservatoire o.l.v. Pierre Dervaux. EMI 562.472.
François René Duchable en Jean-Philippe Collard met het Rotterdamse filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Warner 2564-62552-2.
Poulenc: Concert voor orgel, slagwerk en strijkorkest (1938)
Olivier Latry met het Philadelphia orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1094/5.
Ravel: orkestratie van Pavane pour un infante défunte (1905, Parijs)
Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Telarc CD 80601.
Londens symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. Decca 475.7525.
Satie: Socrate, drame symphonique (1919, Parijs)
Zangersensemble en Orchestre de Paris o.l.v. Pierre Dervaux. EMI 569.686-2 (2 cd’s).
Stravinsky: Renard, burlesque in zang en dans (1922, Parijs)
Zangersensemble met Columbia chamber orchestra o.l.v. Igor Stravinsky. Sony SM3K 46291 (3 cd’s).
Tailleferre: Pianoconcert nr. 1. (1926, Parijs)
Josephine Gandolfi met het orkest van de California universiteit uit Santa Cruz o.l.v. Nicole Paiement. Helicon HE 1048.
Weill: Symfonie nr. 2. (1933/4, Berlijn/Parijs)
Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 575.658-2 (2 cd’s).
Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.557481.
Literatuur
A life of Winnaretta Singer, Princesse de Polignac door Sylvia Kahan. University of Rochester Press, pocketuitgave. ISBN 978-1-58046-333-1 (2008).