Fonografie Muziek

PIANOWERKEN VOOR DE LINKERHAND

PIANOWERKEN VOOR DE LINKERHAND

 

Lezing van het boek The house of Wittgenstein, a family at war van Alexander Waugh (Bloomsbury, Londen) bracht me op het idee om eens een kleine snuffeltocht te ondernemen op het gebied van pianomuziek voor de linkerhand. Meer in het bijzonder van de werken die pianist Paul Wittgenstein (broer van de beroemde filosoof Ludwig), wiens rechter arm tijdens W.O. 1 moest worden geamputeerd, in opdracht gaf.

 

Soli voor de linkerhand

Nieuw waren stukken voor piano linkerhand in 1918 beslist niet. Het ging daarbij wel vrijwel uitsluitend om soli. Bekend is dat Brahms eigen werk arrangeerde voor de linkerhand van Clara Schumann. Toen hij zijn rechterpols had verstuikt, schreef Scriabin in 1894 zijn 2 Stukken. In 1912 ontstonden de 6 Etudes op. 135 van Saint-Saëns, de Fransman Alkan had in de loop der tijd tussen 1837 en 1861 wat studiemateriaal nagelaten en Godowsky reserveerde tussen 1900 en 1914 een aantal van zijn 53 Etudes naar Chopin voor de linkerhand. In 1924 tekende hij een contract voor een linkshandig pianoconcert voor een bedrag van 6000 dollar (de helft als voorschot, de helft bij aflevering). Omdat hij geen ervaring had met orkestreren, zal hij daarvan gauw weer af. In plaats daarvan kwam hij voor 3000 dollar met een Fantasie over thema’s uit J. Strauss’ Zigeunerbaron. De opdrachtgever heeft het slechts eenmaal uitgevoerd, opgenomen is het stuk blijkbaar ook nooit.

In het oeuvre van de Rus Sergei Lyapunov (1859-1924) moeten zich werken voor piano linkerhand bevinden.

 

Initiator Paul Wittgenstein

Omdat hij, hoe gedeprimeerd hij ook was, zijn solistencarrière niet wilde opgeven, bewerkte Wittgenstein zelf stukken van Mozart, Mendelssohn, Liszt en Wagner. Of daar bladmuziek van verkrijgbaar is? Ook andere componisten van een tweede of derde garnituur bezorgden Wittgenstein passend materiaal: Alexander Dreyschock, Adolfo Fumagalli en graaf Zichy. Ook werken van Schütt, Braun, Gal en Weigl werden feitelijk te licht bevonden.

Maar de eerst aangewezene om voor nieuw materiaal te zorgen leek Josef Labor (1842-1924), een Oostenrijkse componist/pianist die als mentor tot de intimi van de Wittgenstein behoorde. Het eerste stuk voor piano linkerhand en orkest was zijn Konzertstück in D uit 1915 (Paul Wittgenstein was toen pas kort uit Russische gevangenschap teruggekeerd).

Zijn succesvolle eenhandige debuut maakte de pianist 28 oktober 1915 in het Palais Wittgenstein met een pianokwartet van  Labor dat door Rosine Menzel voor één hand had bewerkt. Verder voerde hij twee bewerkte kort stukken van Mendelssohn uit bij die gelegenheid.

De zieke, blinde tachtigjarige schreef zijn Derde pianoconcert (dat 10 november 1923 zijn première beleefde, weliswaar met enige door de solist aangebrachte coupures), een kwintet-divertimento, een pianokwartet, twee pianotrio’s en een Fantasie voor pianosolo voor Wittgenstein, maar niets daarvan is blijkbaar fonografisch vastgelegd. De tand des tijds heeft van Labors werken niet veel overgelaten en over de waarde daarvan voor de pianist is weinig bekend.

 

Opdrachten

Tussen december 1922 en Pasen 1923 nodigde de pianist een viertal destijds tamelijk gevierde componisten uit om een Pianoconcert voor de linkerhand voor hem te schrijven: de twintigjarige Wolfgang Korngold die al vroeg in zijn loopbaan met o.m. de opera Die tote Stadt furore maakte, Paul Hindemith, Franz Schmidt en Sergei Bortkiewicz. Voor 6000 dollar leverde de qua bekendheid helaas tot Oostenrijk beperkte Schmidt zijn Variaties over Beethovens Frühling sonate (1924), later gevolgd door een Kwintet voor piano en strijkers in G (1926) en een Toccata in d (1938).

Sergei Bortkiewicz (1877-1952) was een zwervende Oekraïnse componist die hoogromantische muziek schreef en via Berlijn, Rusland en Turkije tenslotte in 1922 in Wenen was beland. Gelukig is er een opname van dit werk van de vrijwel vergeten componist..

 

Vaak ongelukkig gesternte

Wanneer we hieronder het heel diverse rijtje opdrachtwerken en componisten afwikkelen, is een dominerende indruk dat het resultaat gepaard ging met veel conflicten, teleurstellingen en afwijzing. Eigenlijk alleen het Concert pour la main gauche van Ravel heeft het op succesvolle wijze gered.

 

Hindemith

Het wonderlijkste lot was de compositie van Hindemith beschoren. De componist twijfelde al snel of zijn muziek bij Wittgenstein in goede aarde zou vallen. Hij schreef de pianist al voordat hij zijn manuscript inleverde: “….. het zou me spijten wanneer het stuk u niet bevalt. Mogelijk zal het u in het begin wat vreemd in de oren klinken, maar ik heb er met veel liefde aan gewerkt en ben er zelf erg tevreden over….”.

Die vrees bleek terecht, want de Klaviermusik mit Orchester vervulde de pianist na ontvangst van het manuscript, de orkestpartijen en het levenslange exclusieve recht op uitkering met afkeer. Hij werkte er uren aan, oordeelde dat er geen touw aan vast te knopen was en zegde de al ingeplande première af. Maar de componist ontving wel keurig zijn honorarium. Het werk zelf bleef onuitgevoerd tot oktober 2005 nadat het in 2002 in de nalatenschap van de weduwe Hindemith was teruggevonden en Leon Fleisher er met de Philharmoniker in Berlijn de verlate wereldpremière van gaf.

 

Korngold

Ook de samenwerking met Korngold en Schmidt was trouwens niet geheel van conflicten gevrijwaard. Grootste bezwaar van de solist waren de nogal fors uitgevallen orkestraties die zijn kansen om te schitteren zouden verkleinen. Schmidt schikte zich, Korngold maakte bezwaar tegen beperkingen van zijn bedoelde orkestinbreng met o.a. vier hoorns, drie trompetten, contrafagot, harp, celesta, glockenspiel en xylofoon.

Overgeleverd is een brief van Wittgenstein aan Korngold: “… Hierbij treft u de tweede partituur van uw pianoconcert aan. Wat de rode strepen en haken betreft die ik erin heb gezet zou ik u willen vragen – zelfs al stuit het u zeer tegen de borst – ze eveneens te laten kopiëren in de partijen. Als ik het stuk speel terwijl u dirigeert, kunt u naar believen de stukken tussen haken laten spelen. Maar als ik het werk buiten uw aanwezigheid speel, wil ik de tussen haken gezette instrumenten weglate. Wees niet bang voor de ravage en niet boos op ondergetekende…..”.

Dergelijke conflictstof terzijde gelaten: Korngold voegde zich stilzwijgend en het première van het volledige werk in Wenen was een groot succes. Ondanks de zware orkestbezetting “slaagde Wittgenstein er met glans in zijn solo-instrument de boventoon te laten voeren zoals het ook verdiende” volgens de recensent van het Neue Wiener Tageblatt. Concertorganisaties buiten Oostenrijk wilden – mogelijk vanwege het sensatie element – ook best programmeren.

 

Strauss

Richard Strauss was als heel succesvolle, gevestigde componist uitgenodigd om de première van het Korngoldconcert bij te wonen. Bij die gelegenheid vroeg Wittgenstein hem om ook een speciaal concert te schrijven. Weliswaar toonde de componist zich in de woorden van de pianist “zeer inhalig”, maar à rayon van de lieve som van 25.000 dollar schreef hij eerst in 1925 Parergon zur Sinfonia domestica op. 73 gebaseerd op thema’s uit de Sinfonia domestica uit 1903 en dus een makkie voor Strauss en twee jaar later nog Panathenäenenzug, symfonische etudes in de vorm van een passacaglia op. 74.

De uitgebreide pianopartij van het eerste werk was volgens Wittgenstein niet briljant en sensationeel genoeg en opnieuw dat het orkest teveel dreigde te overheersen. Als compromis hevelde de componist een belangrijk thema over van het orkest naar de pianopartij. De première op 6 oktober 1925 in Dresden kwam in gevaar en Strauss bood aan om een tweede linkshandig pianoconcert te schrijven. Dat werd Panathenänennzug, een relatief luchtig, zelfs jazzy stuk dat na de première 15 januari 1928 met het Berlijns filharmonisch orkest onder Bruno Walter nogal vernietigende kritieken kreeg. Een paar maanden later reageerde men in Wenen veel positiever. Of Strauss voor de tweede keer een enorm honorarium ontving, bleef duister.

Met deze werken en de bijzondere inbreng van de solist stonden de internationale concertzalen voor hem open. Dirigenten als Kleiber, Walter, Furtwängler, Busch, Monteux, Wood, Boult, Weingartner zetten zich voor hem in.

 

Amsterdam

Paul Wittgenstein trad tweemaal op met het Concertgebouworkest. De eerste maal 26 november 1926 in Richard Strauss’ Parergon zur Sinfonia domestica met het Concertgebouworkest onder Pierre Monteux, De tweede keer 28 februari 1937 met Ravels linkerhandconcert gedirigeerd door Bruno Walter.

 

Ravel

In 1929, in Parijs voor een vertolking van de Panathen Einzug legde hij een voorzichtig eerste contact met Ravel die in eerste instantie de uitnodiging voor een linkerhand concert afsloeg. In tweede instantie ging hij daarmee toch aan de slag en 29 augustus 1930 kwam Wittgenstein naar Montfort l’Amaury om te horen hoe Ravel met enige moeite zijn ontwerp voorspeelde (zelfs twee handen hadden moeite met solo- plus orkestpartij). Wittgenstein was not amused. Waarom die lange inleidende solocadens: “Als ik zonder orkest wil spelen, had ik geen pianoconcert besteld”. Ravel gaf toe, bracht wijzigingen aan en ontving 6000 dollar voor de moeite. Nieuwe problemen rezen over de premières in Parijs en Wenen. De wereldpremière vond tenslotte in gebrekkige vorm 27 november 1931 plaats in het eigen Weense Palais Wittgenstein waarbij de orkestpartij werd ingevuld door een tweede piano.

Op 5 januari 1932 was de eigenlijke Weense première in de grote zaal van de Musikverein met het Filharmonisch orkest o.l.v. Robert Heger; Ravel was daarbij niet aanwezig. Later toen hij in Wenen logeerde en te zijner ere na het diner een uitvoering op 2 piano’s door Wittgenstein en Walter Bricht zou worden gegeven, ontdekte de componist dat zonder zijn toestemmingen wijzigingen waren aangebracht: stemmen uit de orkestpartij waren naar de solopartij verlegd, harmonieën waren veranderd, er ontbraken maten, melodielijnen klopten niet, er waren nieuwe arpeggio’s. Intens conflict geboren. Discussies, brieven om het uit te vechten. Tenslotte bond de pianist in, maar noch de componist, noch de solist was later zonder vervelende nasmaak. De Parijse première van het origineel die aanvankelijk was gepland voor april 1932 vond 17 januari 1933 plaats in de Salle Pleyel met het Orchestre symphonique de Paris, gedirigeerd door Ravel zelf.

 

Prokofiev

Tijdens de eerste onderhandelingen met Ravel ontmoette Wittgenstein die na W.O. 1, zijn dramatische verwonding en een verblijf in een krijgsgevangenenkamp een bloedhekel had aan alles wat Russisch in het algemeen en Sovjet in het bijzonder was 2 september 1930 in Parijs Prokofiev die had ingestemd om een linkerhand concert voor hem te schrijven. Hij speelde een paar thema’s voor die hij wilde gebruiken, maar die vielen niet in goede aarde: “U kunt dat twee maanden blijven spelen, maar dan nog zou ik het niet begrijpen”. Prokofiev verzekerde zijn opdrachtgever dat hij zich naar diens wensen kon en wilde voegen. De muziek moest doorzichtiger zijn dan bij Strauss en minder kinderachtig dan bij Schmidt.

Eind juli 1931 was Prokofiev gereed met een eerste schets, maar hij was daar niet tevreden mee. In emotioneel opzicht is het werk te onderkoeld en de inspiratie draaide kennelijk niet op volle toeren. Op 11 september deed hij het werk op de post met een twijfelend briefje: “….Ik hoop dat het concert uw goedkeuring kan wegdragen, zowel uit pianistisch oogpunt als wat de balans tussen piano en orkest betreft. Ik heb geen idee wat voor muzikale indruk het op u zal maken. Een lastig probleem! U bent een musicus van de negentiende eeuw, ik ben er een van de twintigste. Ik heb geprobeerd het zo helder mogelijk te maken; u van uw kant moet niet te haastig zijn met uw oordeel en als sommige passages u in het begin onuitvoerbaar voorkomen, vel dan niet onmiddellijk een oordeel, maar neem de tijd. Wanneer u suggesties heeft voor verbeteringen, aarzel dan niet om dat te melden”.

De autobiografie van Prokofiev meldt dat Wittgenstein slechts antwoordde: “Dank u voor uw concert, maar ik snap er niet één noot van en ik ga het niet spelen”. Later reageerde hij milder: “Ik vind uw concert, of ten minste een aanzienlijk deel ervan, wel degelijk begrijpelijk, maar er is een aanzienlijk verschil tussen een gedicht dat me niet bevalt en een waarvan ik de betekenis niet volledig kan bevatten”.

Wittgenstein maakte keurig de tweede termijn van de 3000 dollar honorarium over, maar de componist schreef terug: “U bent me geen 3000 dollar schuldig, maar 2250 dollar – dat is 2500 dollar min de 10 procent die Klügel (uw agent) ontvangt”. Dat leidde tot het ontslag van Klügel. Wittgenstein heeft Prokofievs werk urenlang bestudeerd, maar kwam er niet verder mee en heeft het dus nooit gespeeld. Intussen had de componist wel plannen om het werk te herzien en tweehandig te maken. Daarvan is het nooit gekomen en dus bleef het stuk op de plank totdat Siegried Rapp het in september 1956 (drieëneenhalf jaar na de dood van de componist) in Berlijn ten doop hield.

 

Britten

In april 1934 werd het concert van Ravel door Wittgenstein tijdens het ISCM-Festival in Florence met Hermann Scherchen als dirigent uitgevoerd. De toen 21-jarige Britten bevond zich in het publiek. Hij kende Strauss’ Parergon al via de radio en herinnerde zich Wittgenstein als solist.

In 1940 ontmoetten Wittgenstein en Britten die beiden naar de V.S. waren uitgeweken, elkaar. Ook dat was weer een nogal moeizame eerste kennismaking, maar er werd een wat vage opdracht aan Britten verstrekt, ditmaal voor slechts 700 dollar. Britten echter vond het aanbod genereus en toog aan het werk. Op 12 augustus was hij klaar met de schets voor zijn Diversions. Uiteraard was er weer een ruzie over de te heftige orkestratie met dubbel bezette houtblazers en een compleet kopergarnituur. Britten stemde toe in een paar wijzigingen, maar verwachte verder eigenlijk niets van komende uitvoeringen. In januari 1942 kreeg het werk zijn allereerste uitvoering in Philadelphia met het gelijknamige orkest onder Eugene Ormandy. Twee maanden later volgde New York.

 

Andere gehandicapten

De Nederlandse pianist Cor de Groot (1914-1993) die in 1959 door een zenuwontsteking aan de rechterhand een tijdlang niet tweehandig kon optreden, arrangeerde ruim 70 stukken voor de linkerhand en maakte daar opnamen van die deels op lp verschenen (Philips?) en mogelijk nog in het omroeparchief sluimeren.

Ook de tijdenlang door focale dystonie (muziekkramp) gehandicapte Amerikaanse pianisten Leon Fleisher en Gary Graffman hebben zich lang tot linkshandige werken moeten beperken. Voor hem schreef Bolcom in 1994 zijn Concert voor 2 piano’s voor de linkerhand.

Een andere bekende pianist die regelmatig werd geteisterd door ontstekingen in de hand welke hem noodzaken een time-out te nemen, is Murray Perahia. Geruime tijd voor hem behoorde Ronald Smith al tot de chronisch geplaagden.

 

Selectieve discografie

Alkan: Fantaisie uit 3 Etudes 76 (1838).

Allegro barbaro uit Etudes op 35 (1848); Etude op. 39/1 (1857); Gigue et air ballet dans le style ancien  op. 24 (1844); Marche op. 37 (1844); Nocturne op. 29 (1844); Le petit conté (1859); Préludes op. 31/8, 11 en 13; 3 Scherzi op. 16 (1837); Les cloches en En songe uit 48 Esquises op. 63 (1861)

Smith. EMI 575.649-2, 585.484-2 (2 cd’s).

 

Bolcom: Concert voor 2 piano’s voor de linkerhand (1994).

-

 

Bortkiewicz: Pianoconcert nr. 2 op. 28. Stefan Donifa met het Janáček filharmonisch orkesto.l.v. David Porcelijn. Nederlands Muziek Instituut C 1317-2.

-

 

Braun: Serenata und Perpetuum Mobile (1925).

-

 

Britten: Diversions op. 21 (1940).

Donohoe, EMI 585.156-2.

 

Gal: Pianokwartet (1925).

-

 

Godowsky: Uit 53 Studies over Chopins Etudes (1900/14) nrs. Op. 10/1 in Des, op. 10/2 in a; op. 10/3 in Des; op. 10/4 in cis; op. 10/5 in Gis; op. 10/9 in fis; op. 10/10 in As; op. 10/12 in cis.

Hamelin. Hyperion CDA 67411/2.

 

Variaties over thema’s uit Strauss’ Der Zigeunerbaron (1924).

-

 

Hindemith: Pianomuziek met orkest op. 29 (1923).

Leon Fleisher ……

 

Korngold: Pianoconcert voor de linkerhand in Es op. 17 (1922).

Shelley. Chandos CHAN 9508.

Kamilla. Hyperion CDA 66990.

 

Labor: Konzertstück in D; Pianoconcert nr. 3 (1915); kwintet-divertimento;; pianokwartet; 2 pianotrio’s; Fantasie.

-

 

Lyapunov: Etudes ?

-

 

Prokofiev: Pianoconcert nr. 4 in Bes op. 53 (1931).

Ashkenenazy. Decca 452.588-2 (2 cd’s).

Paik. Naxos 8.550566.

Berman. Chandos CHAN 8791.

 

Ravel: Pianoconcert in d voor de linkerhand (1931).

Wittgenstein met het Concertgebouworkest o.l.v. Walter. Urania SP 4209.

Zimerman met het Londens symfonie orkest o.l.v. Boulez. DG 449.213-2.

Collard. EMI 574.583-2.

Quefellec. Warner 8573-89232-2.

 

Saint-Saëns: 6 Etudes voor piano linkerhand op. 135 (1912)

Lane. Hyperion CDA 67037.

 

Schmidt: Variaties over een thema uit Beethovens Frühling sonate (1924).

Adam. Preiser 93395.

 

Kwintet voor piano en strijkers in G (1926).

Hell c.s. Orfeo C 287921A.

 

Toccata in d (1938).

Rusó. Marco Polo 8.223415.

 

Schütt: Parafrase van Geschichten aus dem Wienerwald (1925)

-

 

Scriabin: 2 Stukken voor piano linkerhand op. 9 (1894).

Coombs. Hyperion CDA 67149.

 

R. Strauss:

Parergon zur Symphonia domestica op. 73 (1925).

Rösel. EMI 764.342-2.

 

Panathenäenzug, symfonische etudes in de vorm van een passacaglia op. 74 (1927).

Rösel. EMI 764.342-2.

 

Weigl: Pianoconcert voor de linkerhand (1928).

-