Fonografie Muziek

PAGANINIVARIATIES

PAGANINIVARIATIES

Caprice opus 1 nr. 24 in a  als inspiratiebron

Het idee van de variatie moet zo oud zijn als de muziekkunst zelf en de vorm van ‘thema met variaties’ heeft een lange geschiedenis van de Renaissance delingen en diferencias tot de jazz improvisatie over populaire songs. Tot de vroege negentiende eeuw bleven de variaties normaal gesproken dicht in de buurt van de melodische en harmonische contouren van het thema, zodat ze voornamelijk decoratief van aard waren en niet zelden het vehikel voor een demonstratie van solistische virtuositeit – ook al overschreden variatiewerken als Bachs Goldberg variaties en Beethovens Diabelli variaties die beperkende grenzen ruimschoots.

Maar gedurende de negentiende eeuw werd de vorm stukken losser en uitgebreider zodat een individuele variatie in feite kon worden tot een karakterstuk waarin slechts één aspect van het thema werd behandeld. Dat effende de weg voor substantieel op zichzelf staande variatiereeksen, niet alleen voor een of twee piano’s, maar juist ook voor orkestrale vormen. Meestal met als gemeenschappelijk kenmerk dat ze een belangrijk element van solistische profilering hebben.

Eén van de bekendste werken die aanleiding gaf tot interessante variatiereeksen is nr. 24 van Paganini’s viool Caprices uit  de periode 1801-1807. De aard van het nog geen vijf minuten durende stuk vormt met zijn ’Tema con variazioni. Quasi presto’ blijkbaar de grote uitdaging.

Als eerste greep Liszt in 1851 op dit gegeven terug in zijn zesde Grande étude de Paganini met inderdaad de ondertitel ‘Thema met variaties, maar hij maakt zich daar snel, binnen vijf minuten van af.

Daarna baseerde Brahms er in 1863 veel grondiger en uitgebreider zijn over twee banden verdeelde Paganinivariaties op. 35 voor pianosolo op. Szymanowski was in 1918 bescheidener met zijn 3 Paganini Caprices op. 40. In 1934 volgde Rachmaninov met een gelijknamig werk op. 43 voor piano en orkest. Ook de Oostenrijks/Amerikaanse componist Joseph Horowitz (1926) moet een bijdrage hebben geleverd. Lutoslawski publiceerde zijn variatiewerk in de oerversie voor twee piano’s in 1941; in 1978 arrangeerde hij het nogmaals in de vorm van een miniatuur pianoconcert. Blacher leverde zijn uit zestien korte variaties bestaande orkestwerk in 1947. Minder bekend zijn de 50 Caprice variations after Paganini van Rochberg uit 1970, de Variations on a theme of Paganini for pedals-organ van Thalben-Ball uit 1962, de Variations for cello and six-piece rock-band van Andrew Lloyd Webber uit 1977/88 en Paganini personal voor marimba en piano uit 1982 van Toshi Ichiyanagi.

 

Discografie

Het origineel

 

James Ehnes. Onyx ONYX 4044.

Julia Fischer. Decca 478.2274.

Itzhak Perlman. EMI 567.237-2.

 

De afleidingen

 

Liszt: 6 Grandes études de Paganini. S. 141. Marc-André Hamelin. Hyperion CDA 67370.

Brahms: 2 banden Paganinivariaties op. 35. Julius Katchen. Decca 452.338-2 (2 cd’s).

Rachmaninov: Paganinirapsodie op. 43. Vladimir Ashkenazy met het Philharmonia orkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 417.613-2.

Lutoslawski: Paganinivariaties voor 2 piano’s. Martha Argerich en Nelson Freire. Philips 446.557-2 (2 cd’s).

Lutoslawski: Paganinivariaties voor piano en orkest. Bernd Glemser met het Pools nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.553423.

Blacher: Paganinivariaties. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 452.853-2.

Thalben-Ball: Paganinivariations for pedals-organ. Arturo Sacchetti. Arts Music 47391-2.

Rochberg: 50 Caprice variations after Paganini. Michelle Makarski. ECM 449.957-2.

Ichiyanagi: Paganini personal voor marimba en piano

Lloyd Webber: Variations for cello and six-piece rock band. Mark en Paul Ayres. Fand Music Recording FAND 102.

Ichiyanagi: Paganini personal voor marimba en piano. Colin Currie en Robin Michael. EMI 572.267-2.

 

Verder door Paganini geïnspireerde of op werk van hem gebaseerde werken

Dat een sterk tot de verbeelding sprekende kleurige figuur als Paganini in de loop der tijden heel wat meer componisten inspireerde tot werken die niet direct met die beroemde Caprice van doen hebben, spreekt vanzelf. Tal van componisten uit verschillende regio’s, tijdperken, werkend in heel diverse genres – van opnieuw soloviool via pianoduo en orkestwerk tot operette – wijdden zich aan zijn nalatenschap.

Hieronder, zonder verder commentaar, een discografisch te verantwoorden keuze die verder geen enkele aanspraak maakt op volledigheid.

 

Discografie

Camilleri: Paganiana voor pianoduo. Murray McLachlan en Kathryn Page. Divine Art 25012.

Casella: Paganiniana op. 65 voor orkest. Orkest van de Italiaans Zwitserse omroep o.l.v. Christian Benda. Naxos 8.553706.

Denisov: 5 Paganini caprices voor viool en strijkorkest. Stepan Arman met de Musici de Montréal o.l.v. Yuli Turovsky. Chandos CHAN 9891.

Komives: Paganini aux enfers voor viool, blazers en slagwerk. Davy Erlih met het Serenade orkest o.l.v. Janos Komives. Schwann 36319-2.

Lehár: Paganini, operette. Olivera Miljacovic, Anneliese Rothenberger, Nicolai Gedda, Siegfried Lenz,  Heinz Zednik, Benno Kusche e.a. met het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Willi Boskovsky. EMI 565.968-2 (2 cd’s).

Milstein: Paganiniana voor vioolsolo. Nathan Milstein. Bridge BCD 9064.

Schnittke: A Paganini voor vioolsolo. Gidon Kremer. DG 445.520-2.

Szymanowski: 3 Paganini caprices voor viool en piano. Thomas Zehetmair en Silke Avenhaus. EMI 555.607-2.