MAHLER: SYMFONIE NR. 10, EEN TE VOLTOOIEN TORSO
Van de Symfonie nr. 10 uit 1910 van Mahler restte bij zijn dood een jaar later slechts het volledig georkestreerde adagio en purgatorio, twee delen die in het bezit waren van Alma Mahler. Zelf gaf ze dat maar moeizaam prijs, maar zwichtte tenslotte met de woorden: ’Terwijl ik het aanvankelijk als mijn goede recht beschouwde om deze schat geheim te houden, besef ik nu dat het mijn plicht is om de laatste gedachten van de meester te onthullen …. het gaat niet alleen om de laatste muziek van de meester, maar het toont ook de gepassioneerde laatste halen van zijn handschrift, het raadselachtige zelfbeeld van de persoon met voortdurend effect. Sommigen zullen dat als een toverboek lezen, anderen zullen zich zien geconfronteerd met magische symbolen waarvoor ze geen uitleg vinden. Maar niemand kan zich onttrekken aan de macht die uitgaat van de handgeschreven muziek en de daarbij gekrabbelde opmerkingen en extase’. Mahler strooide opmerkingen als ‘Der Teufel tanzt es mit mir Wahnsinn, faß mich an, Verfluchten! vernichte mich daß ich es vergesse, daß ich bin! daß ich aufhöre, zu sein daß ich ver…. für dich zu Leben! für dich zu sterben - Almschi!’ op de laatste pagina.
Het blijft natuurlijk speculeren, maar Mahlers Tiende had een van zijn gepassioneerdste emotionele uitingen kunnen worden.
Sinds de jaren 1920 werden die twee voltooide delen regelmatig uitgevoerd. Schönberg en Shostakovitch werd inzage gegeven in de schetsen van de overige delen, maar weigerden die te voltooien.
Daar bestaan twee facsimlle uitgaven van, de ene verscheen in 1924 bij Paul Zsolnay Verlag en telt 116 bladzijden, de andere is uit 1967 en vollediger van Walter Ricke onder auspiciën van de Internationale Mahler Gesellschaft. Veel materiaal bevindt zich ook in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
Ook Alban Berg, Ernst Krenek (die zich alleen aan adagio en purgatorio waagde) en Franz Schalk deinsden hiervoor terug
De Engelman Deryck Cooke aarzelde als eerste echter niet en voltooide de eerste ‘performing edition’. Zijn samen met Berthold Goldschmidt gegeven voorbeeld werd gevolgd door Joe Wheeler in Engeland, Colin en David Matthews, Clinton Carpenter en Remo Mazzetti in de V.S. en Rudolf Barshai in Rusland.
Maar terwijl het uitgangsmateriaal hetzelfde bleef, verschillen die orkestraties vrij sterk onderling. Die van Deryck Cooke lijkt nog steeds het betrouwbaarst.
Sinds begin deze eeuw in daar een nieuwe versie van Michelle Castelletti bijgekomen. Zij oriënteerde zich op de manier waarop rond 1920 de door Erwin Stein en Schönberg gemaakte bewerkingen voor de Verein für musikalische Privataufführungen tot stand kwamen. Meer daarover in de recensie van haar opname.
Discografie
versie Krenek
Weens filharmonisch orkest o.l.v. Charles Adler. Conifer 75605-51279-2.
versie Cooke
Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 556-972-2.
versie Wheeler
Pools Nationaal omroeporkest o.l.v. Robert Olsen. Naxos 8.554811.
versie Carpenter
Tonhalle orkest, Zürich o.l.v. David Zinman. RCA 88697-76896-2.
versie Mazetti jr.
Saint Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA 09026-68190-2.
versie Barshai
Junge Deutsche Philharmonie o.l.v. Rudolf Barshai.Brilliant Classics 92205 (2 cd’s).