MODERNE MUZIEK ACCEPTATIE
De grote kloof tussen de hedendaagse muziek en het publiek
Laat ik eerst enige duidelijkheid scheppen omtrent het begrip ‘hedendaagse muziek’. Althans het begrip waarover we het op deze website (moeten) hebben. We hebben het dan in ieder geval niet over de componisten die minder de zo edele toonkunst dienen en meer hun pijlen hebben gericht op wat ik hier maar met het begrip popmuziek samenvat. Dat is bij uitstek de muzieksoort die de poorten kan openen naar een riant inkomen en waarbij de diep ingesleten sjablones het met gemak winnen van echte creativiteit. In de popmuziek lijkt het toch grosso modo meer om de bankrekeningen en minder om de evolutie te gaan, waarbij – zoals altijd – over smaak en zelfs kwaliteit eindeloos kan worden getwist. Nee, ik heb het in deze kolommen over de ‘serieuze componist’, althans over de componist die ‘serieuze’ muziek schrijft. Een creatieve en technisch goed onderlegde componist die zich richt tot een weinig toeschietelijk of zelfs ongeïnteresseerd collectief dat bestaat uit dirigenten, orkesten én natuurlijk het publiek. Was dat vroeger anders? Het is maar hoe je dat bekijkt.Het was Felix Mendelssohn die in 1829 voor het eerst weer Bachs Matthäus Passion uitvoerde en het was Arthur Schnabel die een eeuw na Franz Schuberts dood diens pianowerken ‘ontdekte’ en aan de man bracht. Hij haalde de met stof bedekte partituren uit de vergetelheid. Het was Anton Bruckner die álles werd toegedicht behalve dat hij een groot componist was. Hij moest de weg omhoog zoeken, en werd pas aan het einde van zijn aardse bestaan enigszins gelauwerd. Salieri won het met gemak van zijn tijdgenoot Mozart, wat we vandaag de dag onvoorstelbaar vinden. Voor Mozart werd een armengraf goed genoeg bevonden. Het was Gustav Mahler die verzuchtte: “meine Zeit wird kommen,” én gelijk kreeg. Wie een kijkje neemt in de recensies uit de negentiende eeuw (o.a. die van de beruchte criticus Eduard Hanslick) zal zich verbazen over het vaak volslagen gebrek aan perceptie, aan inzicht én doorzicht die daaruit spreken..Kortom, tijdgenoten zijn niet per definitie de beste critici als het om de beoordeling van kunst gaat. Men moet wel érg goed beslagen ten ijs komen om een oordeel ten beste te geven over een hedendaagse compositie, of om het deftig te zijn: over contemporaine muziek. De generatie na ons zou wel eens hartgrondig kunnen lachen over een negatief oordeel over Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann! Of over de kakofonie, inclusief de ‘bellende Hunde’ die aan hun kettingen rammelen, van Kagel. Een soort hedendaagse Winterreise, wat ook vrij precies overeenkomt met wat de meeste eigentijdse componisten ervaren: een vrijwel constante Winterreise, die hen geen lauweren oplevert, en waarbij zelfs aan het einde geen ‘Leiermann’ te bekennen is, laat staan een met een goedgevulde centenbak. Het is en blijft dus, uitzonderingen daargelaten, armoe troef. Een dergelijke componist moet het toch wel als érg zuur ervaren dat hij na zes maanden ploeteren aan een heuse symfonie langs de deuren moet leuren om het stuk uitgevoerd te krijgen, terwijl een ‘collega’ in de amusementssector in een oogwenk een pop song in elkaar flanst die vervolgens richting hitparade zwenkt. En waarbij vrijwel niemand de wat typische reuk van epigonisme en zelfs plagiaat in de neus heeft. Het wordt, om het zo dan maar uit te drukken, gevréten. In die sector is er geen kloof tussen componist en publiek. Het sportpaleis Ahoy zit regelmatig volgepropt met een enorme schare liefhebbers die de decibellen trotseren om hún idool enthousiast in de warme watten te leggen. Terwijl de ‘serieuze’ componist mag hópen op een handjevol toehoorders, en misschien zelfs wel wat meer als dankzij een slimme programmering ‘zijn’ werk tussen de groten der romantiek ingeklemd zit. De mensen nemen dan zijn symfonie of orkeststuk en passant ‘even’ mee, zonder dat het de kans krijgt om ook maar enigszins te beklijven. Dat is dus roofbouw op hemzelf, maar ook op orkest en publiek.Het vereist naar mijn smaak geen diepgravende musicologische en sociale studie om de oorzaak van die kloof aan te wijzen: eigentijdse muziek is gewoon onvoldoende toegankelijk voor het doorsnee concertpubliek. Dat publiek gaat tenslotte naar een concert om te genieten, maar eenmaal in de stoel gezeten is er geen ontkomen aan, en wordt het getrakteerd op een niet terstond te verteren, zware alhoewel muzikale maaltijd. Zelfs stukken die hecht zijn gestructureerd en waarin een klassiek vormschema zoals de sonatevorm dóórklinkt, laten een verwarrende, soms zelfs kakofonische indruk achter, waaraan kop noch staart valt te ontdekken, en waarbij het zelfs niet goed mogelijk is om te constateren of de componist (én het orkest…) daadwerkelijk ook geïnspireerd te werk gaan. Hoe vele componisten zijn er niet die hun gebrek aan creativiteit verbergen achter moeizaam gewrochte seriële reeksen die evengoed met behulp van de computer bedacht hadden kunnen zijn! De enige emotie die dit soort muziek oproept is die van “laat het maar snel afgelopen zijn.” Waarbij het natuurlijk een legitieme vraag is in hoeverre de musici zelf ermee zijn ingenomen. Het lijkt mij – maar ik moet voorzichtig zijn! – dat té veel eigentijdse muziek nérgens over gaat, nérgens vandaan komt en nérgens naartoe gaat. Maar mág je dat hardop zeggen? Of tel je dan in sommige avant-gardistische kringen niet meer mee? En wie valt dit nu eigenlijk te verwijten?Als voor menigeen de clusters in het openings-adagio van Mahlers Tiende al een niet te nemen hindernis vormen, en Messiaens Turangalîla symfonie al érg modern is, lijkt het toch een uitgemaakte zaak dat de echt eigentijdse muziek in dat publieke domein geen schijn van kans maakt. Vele stukken hoort men voor het eerst, en daarmee ook voor het laatst: er is geen behoefte meer aan een verdere kennismaking, aan verdieping. De vicieuze cirkel is een feit, nog versterkt door de commerciële noodzaak om een redelijk volle zaalbezetting te realiseren, nog afgezien van de beschikbare repetitietijd. Vrijwel iedere dag herhaalt zich ergens de première van de Sacre, zij het dat het minder hectisch verloopt. Maar de uitkomst is dezelfde: het stuk wordt voorlopig opgeborgen in de krochten van het orkestarchief. Geen belangstelling.De enige mogelijk zinvolle manier om eigentijdse muziek een kans te geven is middels de combinatie van concertuitvoering en cd. Want met één keer beluisteren ben je er dus niet. Met nadruk op mogelijk want als de eerste kennismaking onfortuinlijk verloopt, zou de optie van die cd wel eens schimmig kunnen zijn. Het blijft een wat moeizame discussie: schrijft de componist voor zichzelf – door creatieve krachten gedreven – of voor het publiek? Tot in de negentiende eeuw was er een sterke wisselwerking tussen de componist en het publiek. Bovendien konden de meeste musici ook componeren, en stond het publiek niet onmondig aan de zijlijn. Vandaag de dag is er een strikte scheiding en blijft als gevolg van het enorm tekortschietende muziekonderwijs de muzikale beleving van de doorsnee wereldburger tot de essentie beperkt: de essentie die emotie heet, dus zonder de technische rimram, en dus tamelijk rechttoe, rechtaan. Of om gewoon aanwezig te zijn, als onderdeel van (ook) het muzikale establishment. In een dergelijk klimaat maakt zelfs Ligeti nauwelijks kans, en is Lutoslawski slechts een snel voorbijtrekkende stoorzender, op weg naar wéér een gedenkwaardige uitvoering van Beethovens Pastorale.Het zich bewust worden van muzikale processen, van de thematiek, de ontwikkeling ervan, de fijn geslepen orkestrale details, een thema in kreeftengang, de herkenning van die zo typische parallelle sexten bij Brahms, de wijze waarop Beethoven de motieven vanuit de kiemcel vorm geeft, ze vragen om méér betrokkenheid dan “het was een mooie avond.” Laat staan de eisen die Schönberg, of Webern, of Berg stellen! En hún muziek is al ruim 60 jaar oud! Kortom, als het publiek de eigentijdse klanken niet kan verorberen, helpt de marketing niet. Niets helpt eigenlijk. Als dergelijke muziek frequenter én omvattender op het programma wordt gezet, lopen de zalen waarschijnlijk merendeels leeg. Dát domein is dan voor de radio-orkesten, of met enige beperking de Matinee op de Vrije Zaterdag.Dit proces van componeren voor niemand is al sinds de jaren vijftig aan de gang en dus hoeven we over de toekomst niet optimistisch te zijn. De zeer actieve mens van vandaag maakt er géén tijd voor vrij, verdiept er zich niet wezenlijk in en houdt het bij de oude dogma’s en structuren die hij thuis rond zijn hi-fi installatie óók tot zich kan nemen. Over vicieuze cirkels gesproken!