MOZART EN DE VERLICHTING: PAPAGENO EN MONOSTATOS
Door Marieke Vos
Die Zauberflöte en maatschappelijke minderheden
Inhoud
- Inleiding
- Voorstelling van de figuur Monostatos
- Zwarten in de Europese maatschappij en vooroordelen tegen zwarten in het algemeen
- De natuurmens
- Angelo Soliman
- Uitbeelding van Monostatos en Papageno
- Conclusie
- Literatuurlijst
- Inleiding
Deze scriptie zou aanvankelijk slechts gaan over één figuur uit Mozarts opera Die Zauberflöte maar omdat Monostatos in veel interpretaties van deze opera bijna altijd is gekoppeld aan de figuur Papangeno, leek het voor mij haast onmogelijk om dat hier niet te doen.[1]
Deze figuren hebben schijnbaar niets gemeen, doch, wanneer men ze nader beschouwt, ziet men dat ze op een bepaald vlak veel gemeen hebben. (In de nadere voorstelling van de figuren zal men daarover meer lezen) .[2]
Veel van deze problemen ontstaan omdat die figuren van Monostatos en Papageno (schijnbaar) alleen staan in de maatschappij waartoe ze behoren. Monostatos betekent in het Grieks ook de geïsoleerde, of degene die alleen is. [3]
De uitbeelding van Monostatos, namelijk als boze moor, lijkt kwestieus. Waarop is dat beeld gebaseerd en wat hebben de uitbeeldingen van Monostatos en Papageno eigenlijk met elkaar te maken? Deze scriptie probeert een antwoord te vinden op deze vraag aan de hand van onderzoekingen naar de vroegere theorieën over zwarten en blanken en of Mozart wel zwarte mensen in zijn persoonlijke omgeving heeft gekend en hoe de houding van de vrijmetselarij als institutie uit de Verlichting tegenover zwarten was.
De verwachting is dat hoewel de mensen uit de Verlichting een positief mensbeeld hadden en de wereld meer aan de hand van de rede wilden verklaren, hun tolerantie ten opzichte van andere rassen niet veel groter was dan die van de niet verlichte delen van de bevolking. [4]
- Uitbeelding van de figuren Monostatos en Papageno
Monostatos is een bijfiguur in Die Zauberflöte en bewoner van het lichtrijk van Sarastro. Hij heeft de opdracht om Pamina, de dochter van de Koningin der nacht te bewaken. [5]
Nadat Tamino en Pamina samen hun laatste beproeving hebben doorstaan, wisselt hij van de kant van Sarastro naar de kant van de koningin der nacht. [6] Zij belooft hem dat hij met haar dochter mag trouwen. [7] Op grond van zijn zwarte kleur heeft hij in het lichtrijk de rol van een buitenstaander.[8]
Verder is hij eigenlijk de enige die echt een slecht karakter heeft; dat blijkt vooral uit de manier waarop hij Pamina behandelt. [9] Die manier is namelijk vrij ruw en hard; er zijn ook toespelingen op een eventuele verkrachting, die door Papageno wordt voorkomen.[10]
‚MONOSTATOS: He, Sklaven! Legt ihr Fesseln an;
Mein Haß soll dich verderben!
(Sie legen ihr Fesseln an.)
PAMINA: O lasst mich lieber sterben,
Weil nichts, Barbar, dich rühren kann.
(sinkt in Ohnmacht auf ein Sofa.)
MONOSTATOS: Nun fort! Laßt mich bei ihr allein.
(…)
MONOSTATOS & PAPAGENO: Hu --- Das ist – der Teufel sicherlich.
Hab Mitleid – verschone mich –
Hu – Hu – Hu-
(sie gehen beide ab.)’[11]
Deze omstandigheden maken dat hij een tamelijk merkwaardige voorstelling van de zwarte mens geeft.
Papageno
Papageno heeft als begeleider van prins Tamino een hoofdrol; dat is ook te zien aan het aantal optredens dat hij heeft.[12] Zijn figuur stamt uit het rijk van de koningin der nacht. [13]
De vorm van zijn karakter komt uit twee tradities voort; de eerste is de vrolijke klant die bij het Weense publiek reeds in de gedaante van de hansworst of Kasprl bekend was. [14] De tweede traditie is die van de vogelmens, een soort gemengd wezen dat de grens tussen mens en dier overschrijdt. [15]
Maar dit wezen is niet boosaardig of gewelddadig zoals de weerwolf en dergelijke. Deze figuur moet eerder zoals een echte vogel worden gezien, als representant van het liefdesleven. [16] Papageno als vogelvanger kan ook voortkomen uit de barokfiguren van de vrolijke klanten. [17] Hij heeft de opdracht om vogels voor de koningin der nacht te vangen, maar hij vangt liever meisjes of vrouwen; het allerliefst wil hij ook een vrouwtje voor zichzelf hebben, maar dat heeft hij tot nu toe niet gevonden.[18]
Gemeenschappelijke kenmerken en motieven
- Ze zijn op basis van de uiterlijke kenmerken buitenstaanders in de maatschappijen waartoe zij behoren.[19]
- Ze worden door hun omgeving tamelijk vaak als niet menselijk beschouwd.[20]
- Ze geloven dat de omgeving hen vaak voor een mindere soort houdt dan ze werkelijk zijn (vooral Papageno). [21]
- Ze hebben beiden weinig succes bij de vrouwen. [22]
Papageno en Monostatos worden vaak beschouwd als gespiegelde karakters en ook dikwijls als vertegenwoordigers van het volk. Dat is terug te vinden en te herkennen in de muziek die ze zingen. Deze wordt gekenmerkt door volksliedachtige melodieën.[23]
3. Zwarten in de Europese maatschappij en vooroordelen tegen zwarten in het algemeen.
Zwarten in de Europese maatschappij
De zwarte mensen in de Europese maatschappij waren rond 1800 vooral slaven; een klein deel was vrij en leefde in de onderklasse van de maatschappij of als dienaar aan het hof van de adel.[24]
Vooral zwarte kinderen waren geliefd bij de Europese adel. Zij werden gedoopt, leerden lezen en schrijven. Ze kregen ook Christelijke namen. [25] Daarom kwamen deze slaven ook al heel vroeg in contact met de Europese cultuur. Het waren hetzij spiegelfiguren van de adelijke kinderen of levend speelgoed voor de volwassenen.[26]
Ze leefden vaak vereenzaamd, zonder contact te hebben met continentgenoten. [27] Dat
vormt een tegenstelling met de zwarte mensen die in de lagere standen van de maatschappij leefden; zij hadden alleen onderlinge contacten. [28]
Het beeld van Monostatus als buitenstaander vertegenwoordigt ook de situatie van de slaven aan de Europese hoven.[29]
Algemene vooroordelen:
Omdat het moeilijk is dit thema alleen in het kader van de Europese maatschappij te beschouwen, heeft de autrice zich voornamelijk gebaseerd op de context van de literatuur over de Amerikaanse maatschappij aan het eind van de achttiende eeuw en deze generaliserend op de de Europese maatschappij aan het eind van die eeuw en vroeger geprojecteerd. Het is hier dus niet honderd procent zeker dat deze opvatting met betrekking tot de zwarte Europeanen dezelfde was als die van de Amerikanen ten opzicht van hun zwarte landgenoten.
- Huidskleur, maatschappelijke positie en levenswijze werden door het klimaat bepaald. [30]
- Zwarte mensen zouden in bepaalde aspecten van hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling achtergebleven bij blanke nensen.[31]
- Zwarte mensen zouden vreemd zijn en problemen veroorzaken. De moraal van zwarte mensen zou slechter zijn als de moraal van blanke mensen.[32]
- Zwarte mensen zouden lelijk en lui zijn.[33]
Veel van deze vooroordelen over zwarte mensen zijn ook in de literatuur terug te vinden.[34]
Hierbij kann worden aangemerkt dat zwarte mensen in de Duitse literatuur uit de achttiende eeuw bijna altijd met de duivel worden geassocieerd. [35]
Wanneer Papageno en Monostatos elkaar voor het eerst ontmoeten, wordt op deze associatie met de duivel gewezen.[36]
- De natuurmens
Naast de verklaring dat Monostatos en Papageno het volk vertegenwoordigen, is er zoals reeds opgemerkt, nog de verklaring van deze twee mensen dat zij de zinnelijke, eerder minder ontwikkelde kant van de mens vertegenwoordigen die vooral vanuit driften en niet met zijn verstand handelt, [37]
Daarbij belichaamt Monostatos de gevaarlijke variant van deze onontwikkelde mens en is Papageno de edele variant daarvan.[38]
Het element van de natuurmens is bij Papageno vooral als een soort contrastwerking van de natuurmens met Verlichtingsfiguren als Sarastro en Tamino gedacht wat ook overeenkomt met zijn vrolijkheid. [39]
De gedachte van het idee van de natuurmens gaat ervan uit dat de mens van nature niet slecht is en is een verheerlijking van het primitieve leven.
Een natuurmens wordt vooral gekenmerkt door het feit dat hij autonoom in harmonie met de natuur leeft, wars is van misdaad en daarom in onschuld en idylle leeft. Verder is hij gezond, altijd eerlijk en oprecht en op seksueel gebied libertijns.
- Angelo Soliman
Omdat veel pogingen tot nadere verklaring van de figuur Monostatos wijzen op de persoon van Angelo Soliman volgt hier een korte biografie en een verklaring van de omstandigheden waarom zijn persoon in verband wordt gebracht met de figuur Monostatos.
Korte biografie
Generaal Angelo Soliman (1721- 1796), geboren Mmardi-Make, werd, nadat zijn familie was vermoord, als zevenjarig kind uit Afrika ontvoerd en verkocht aan een markiezin in Messina. [40] In 1734 werd hij een cadeau en reisbegeleider van Johann Georg Christian von Lobkowitz.[41] Na de dood van Lobkowitz werd hij reisbegeleider van vorst Josef Wenzel von Liechtenstein.[42]
Soliman kreeg zelfs van Maria Theresia de opdracht om de bruid van Josef II van Parma naar Wenen te begeleiden. [43] Intussen was hij ook verliefd geworden op Magdalena Kellermann, de zuster van Napoleons generaal Kellermann.[44] Nadat het stel in het geheim was getrouwd, ontsloeg Wenzel von Liechtenstein Soliman en trok deze met zijn vrouw Magdalena naar een van haar woningen in Wenen en nam de Oostenrijkse keizer Soliman in dienst.[45]
In het jaar 1781wordt Soliman op aanbeveling van Ignaz von Born in de vrijmetselaarsloge Zur wahren Eintracht opgenomen. [46] De bekendste leden van die loge waren Haydn en Mozart met wie hij nu ook bevriend raakte. [47]
In het jaar 1783 kregen Soliman en zijn vrouw een dochter, Josephine. [48] Een salaris van 600 gulden ten spijt leefde de familie Soliman maar net boven de armoedegrens. [49] In het jaar 1786 overleed Solimans vrouw en van toen af voedde Soliman zijn dochter alleen op. [50]
Het verband tussen Monostatos en Soliman
De omstandigheden waaronder Monostatos en Soliman met elkaar gelieerd raakten zijn vermoedelijk op drie omstandigheden terug te voeren. Soliman was lid van een vrijmetselaarsloge en ook Monostatos is lid van een dergelijk geheim verbond. [51] Beiden
hadden de opdracht om een bruid te bewaken of tenminste toezicht op haar te houden, beiden werden verliefd op die vrouw waarmee hun broodheren het om verschillende redenen niet eens waren. [52] Zo was Pamina door Sarastro en zijn priesters voorbestemd voor Tamino, maar bij Soliman zijn de bezwaren tegen zijn huwelijk met Magdalena Kellermann vrij vaag. [53]
Een reden voor de bezwaren van de kant van vorst Wenzel von Liechtenstein zou kunnen zijn dat hij Soliman nog altijd als slaaf beschouwde, dus dat Soliman geen recht op zelfbestemming had wat betreft een huwelijk en het stichten van een gezin. [54]
Ook vanuit het standpunt van de kerk bestonden bezwaren omdat Soliman en Magdalena Kellermann niet dezelfde huidskleur hadden. [55]
Of Mozart en librettist Schickaneder zich ervan bewust waren dat in de figuur van Monostatos veel motieven uit Solimans leven op dubieuze wijze met elkaar verbonden werden, valt moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk viel dat pas later op en worden Monostatos en Soliman daarom in de onderzoekliteratuur met elkaar in verband gebracht. [56]
In ieder geval is het eerder onwaarschijnlijk bezien in het licht van de vriendschap tussen Soliman en Mozart dat Mozart en Schikaneder hem doelbewust zo hebben neergezet dat zij duidelijk Angelo Soliman in diskrediet wilden brengen. [57]
Maar rassistische motieven zijn niet geheel uit te sluiten.[58]
- Interpretatie van de figuren Monostatos en Papageno
Monostatos schijnt in het lichtrijk tamelijk slecht op zijn plaats wanneer men dat lichtrijk beschouwt als plaats van de Verlichting.[59] Vooral, wanneer men ervaart dat hij door Sarastro die in de opera toch een beetje de rol van de feilloosheid en de wijsheid uitbeeldt wordt aangewezen om Pamina te bewaken wat hij eigenlijk niet kann. Bij Jacob is te lezen dat Monostatos mogelijk aan een andere constructie van de geschiedenis is ontleend waarbij het lichtrijk en Sarastro net als bij Liebkinds Lulu oder die Zauberflöte het boosaardige uitbeelden en de koningin der nacht en haar rijk juist het goede. [60]
Maar daarin is Monostatos wel blijven staan als de boosaardige figuur, omdat men dacht dat het publiek die incosequentie niet zou opvallen. [61] Een andere theorie van Jacob is dat Monostatos de onfeilbaarheid van Sarastro ter discussie stelt. [62]
Volgens Klingenbeck kan men Monostatos beschouwen als het negatieve beeld van de eigenschappen van Leporello uit Mozarts Don Giovanni en Sarastro als het dito van Don Giovanni zelf. [63]
Bij Assmann is over de rol van Papageno te lezen dat in de Zuidindische theatertraditie
vaak een verheven paar, bijvoorbeeld een god en een mensenvrouw plus een lager stel, dikwijls een vogelvanger en een waarzegster de hoofdrollen vervullen. [64] Daarbij moet het hoge paar moeilijkheden en beproevingen doorstaan en zijn de voorvallen van het lage paar eerder een parodie op de gebeurtenissen rond het hoge paar. [65]
In Die Zauberflöte komt deze constellatie van de figuren voor en de babbelzieke Papageno is bij die beproevingen precies het tegendeel van Tamino die alles volledig ernstig opvat en zwijgt. [66] Onbekend is of Mozart enig idee had van het Zuidindische theater.
Bij Jacob is te lezen dat Schickaneder een voorliefde had voor machines, het decoratieve en stralende optochten, donder en bliksem, spoken en veel meer dergelijks. [67] Hij stond ook bekend als iemand die graag bereid was om gul aan de wensen van het publiek tegemodet te komen. Als exotische figuren boden Monostatos en Papageno hem de mogelijkheid om zijn voorliefdes te uiten en te verwerken.[68] Daarom zou men ze kunnen beschouwen als wensfiguren van Schikaneder. [69]
Daarnaast vinden we bij Rosenberg een verwijzing naar een verklaring voor Papageno in een Christelijke context, namelijk met betrekking tot Jesaja hoofdstuk 6, de verzen 2 en 3. [70] Daarin worden de serafijnen, vogelachtige wezens met zes vleugels die in de mensentaal spreken en God loven beschreven.[71] Deze duiding is te verklaren in de context dat Pagageno een dienaar is van de koningin der nacht, zoals de serafijnen dienaren Gods zijn. [72]
De koningin der nacht wordt als personificatie van de Christelijke religie beschouwd. [73]Maar men kan Papageno niet als serafijn beschouwen omdat zijn karakter daarvoor veel te naïef en lachwekkend is en bijbelse figuren meestal toch serieuzere rollen krijgen. [74] Daarbij komt nog dat Papageno aan het eind van Die Zauberflöte door Sarastro wordt beloond met Papagena en dat de koningin der nacht zich tegen hem en Tamino keert. [75]
- Conclusie
De figuren Monostatos en Papageno zijn voor alles vertegenwoordigers van tegengestelde denkbeelden over Afrikanen. Aan de ene kant zijn in Monostatos alle slechte eigenschappen die men in Mozarts tijd met Afkrikaanse mensen associeerde
verenigd terwijl in Papageno die beslist ook als positief beoordeelde eigenschappen van deze mensen zijn gecombineerd. [76] Behalve de karaktereigenschappen zijn ook de plaatsen binnen de geschiedenis en de uiterlijke kenmerken van Monostatos en Papageno elkaars spiegelbeelden. [77]
Het is omdat Mozart en Angelo Soliman met elkaar bevriend waren en Soliman van onberispelijk gedrag was eerder waarschijnlijk dat Mozart en Schikaneder met Monostatos naar Soliman wilden verwijzen dan dat ze hem in diskrediet wilden brengen. [78]
Niettemin zijn beiden toch onderworpen aan een tamelijk rassistische voorstelling van niet nader gespecificeerde mensengroepen. Het is alles niet tegen een bepaalde persoon gericht, maar het gaat om de beeldvorming van de stereotype slechte en goede eigenschappen van deze groepen mensen binnen de Europese literatuur en cultuur uit de achttiende eeuw. [79]
Er zijn slechts weinig aanwijzingen buiten de algemene uitleg van deze opera als strijd tussen religie en Verlichting om de macht dat de figuren Monostatos en Papageno nog een andere betekenis zouden hebben als die welke reeds aan hen is toegeschreven.
Literatuuropgave
Mozart, W.A.; die Zauberflöte: Eine große Oper in zwei Aufzügen, Libretto von Emanual Schickaneder.; Philipp Reclam jun.; Stuttgart, 1991
//muse.jhu.edu.proxy.library.uu.nl/journals/operaˍquarterly/v021/21.1cole.pdf (07-07-2008)
Cole, Malcolm S.; Monostatos and his ‘sister’; Opera Quarterly (2005), Vol.21, Nr.1, pp. 2-26
Assmann, Jan; Die Zauberflöte: Oper und Mysterium.; Carl Hanser Verlag München, Wien 2005
Frederikson, George M.; The black image in the white mind: The Debate on Afro-American Character and Destiny, 1817-1914.; Harper & Row Publishers; New York, Evanston, San Francisco, London 1971
Jacob, Heinrich Eduard; Mozart oder Geist, Musik und Schicksal.; Verlag Heinrich Scheffler, Frankfurt am Main, 1955.
Rosenberg, Alfons; Die Zauberflöte: oorsprong en betekenis van Mozarts opera; Lemniscaat, Rotterdam 1965
Klingenbeck, Fritz; Die Zauberflöte.; Verlag A.F. Koska, Wien, Berlin, 1966.
//www.myuu.nl///www.jstor.org/stable/271283?seq=2&Search=yes&term=Soliman&term=Angelo&list=hide&searchUri=%2Faction%2FdoBasicSearch%3FQuery%3DAngelo%2BSoliman%26wc%3Don&item=1&ttl=98&returnArticleService=showArticle&resultsServiceName=doBasicResultsFromArticle (25-08-2008) Nettl, Paul; Angelo Soliman – Friend of Mozart.; Phylon (1940-1956), Vol. 7, No. 1 (1st Qtr., 1946), pp. 41-46 //www.afrikanet.info/index2.php?option=comˍcontent&doˍpdf=1&id=72(25-08-2008)
Müller Klomfar, Gabrielle, Mag.; Angelo Soliman: ein Afrikaner im alten Wien. (2005)
(25-08-2008) "noble savage in." The New Zealand Oxford Dictionary. Tony Deverson. Oxford University Press 2004. Oxford Reference Online. Oxford University Press. Utrecht University Library.