Fonografie Muziek

MOZART OPNIEUW IN DE SCHIJNWERPERS

MOZART, WOLFGANG AMADEUS (1756 1791): STEEDS IN DE SCHIJNWERPERS 

Mozartjaar 2006 wierp zijn schaduwen vooruit

 

Sinds eerst de grammofoonplaat en daarna de cd en de dvd tot beslissende grootheden van het muziekbedrijf zijn geworden, was aanvankelijk Mozart (meer nog dan Bach en Beethoven) een lovebaby. Geleidelijk aan zijn die bordjes wat verhangen en raakte Mozart wat op de achtergrond, ook al omdat zoveel meer andere componisten de moeite waard bleken. Waarschijnlijk trad zelfs een zekere Mozartmoeheid op. Zo van: dat weten en kennen we intussen wel. Ook de golf van ‘authentieker’ uitvoeringspraktijken bracht daarin maar tijdelijk soulaas.

In het begin was dat proces wel consequent omdat de populariteit van Mozart sinds het begin van de negentiende eeuw voortdurend in volle bloei stond en met grote regelmaat het in een lieflijk blauwe hemel zwevende beeld van de met goddelijke gaven gezegende jongeling het won van pogingen om ook het demonische van zijn werk onder de aandacht te brengen. Lees er Kierkegaard, E.Th.A. Hoffmann maar op na en uit het begin van de vorige eeuw Alfred Heuß. Pas Wolfgang Hildesheimer en het toneelstuk Amadeus van Peter Shaffer en de verfilming daarvan in 1984 door Miloš Forman brachten een ommekeer de afgelopen vijfentwintig jaar. In de muziekpraktijk droegen dirigenten als Harnoncourt, Gardiner, Norrington, Brüggen, strijkkwartetten als het Quatuor Mosaïques, violisten als Grumiaux en Podger plus pianisten als Levin, Perahia, Pires en Schiff daarin een kentering teweeg brachten.

In tegenstelling tot de muziek van Bach en Beethoven is Mozarts muziek ook nooit misbruikt voor ideologische doeleinden. Eerder lijkt het of hij het heeft gebracht tot de lekkere smaak en lichte verteerbaarheid van de bekende Mozartkugeln. De vorderingen van het Mozartonderzoek en de gecorrigeerde Bärenreiter uitgaven van zijn muziek hebben weliswaar een eind gemaakt aan uitvoeringen waarin de componist dreigde te stikken in wolken poedersuiker, zijn pianowerken met veel legato en pedaal tot onschuldige achtergrondmuziek degradeerden en zijn geestelijke werken hetzij tot oratorische monumentaliteit werden opgeblazen, hetzij tot ongeorganiseerde sentimentaliteit werden gedegradeerd.

Mozarts muziek lijkt zo plooibaar dat deze zich lijkt te richten naar schijnbaar elke extreme opvatting zonder dat de indruk wordt gewekt dat van misbruik sprake is. Hildesheimer heeft daarvoor in 1966 met zijn later tot boek uitgegroeid opstel, nadat tot die tijd vooral ‘verheffende’ Mozartliteratuur was verschenen, een verklaring gevonden: “Aan Mozart is alles vreemd, alles onheilspellend maar vooral héél wezenlijk”.

Zelf schreef Mozart in een brief aan zijn vader: “Het is een vergissing te denken dat de praktijk van mijn kunst me vanzelf aanwaait – niemand heeft zoveel zorg besteed aan de compositiestudie als ik. Er is vrijwel geen grote meester op muziekgebied wiens werk ik niet herhaald en grondig heb bestudeerd”. Dat is in strijd met de lang heersende opvatting over Mozart als onschuldig natuurkind dat in een haast onbewuste, moeiteloos massa’s muziek voortbracht, ongehinderd door de omstandigheden en de wisselingen van het lot.

Net als het beeld van de geniale met goddelijke gaven uitgeruste componist is ook het latere filmbeeld van Mozart nogal karikaturaal: het superwezen tegenover de deugniet. Maar net als alle karikaturen hebben deze beide een basis in de werkelijkheid. Er doen talloze verhalen over Mozart de ronde waarin hij een volledige symfonie zou hebben geschreven tijdens een reis per postkoets of een heel strijkkwartet tijdens het biljarten. Veel van zijn manuscripten bevatten geen correcties, net alsof hij dictaat opnam van een muzikale almachtige. Maar Mozart bestempelen als een briljante freak die muziek uitademde zoals anderen lucht uitademen doet hem tekort. Mozart bezat een heel zelfbewuste geest en zijn ongeëvenaarde manier van componeren was gefundeerd op een grondige kennis van de tradities waarbinnen hij opereerde. Hij propte meer werk in een paar decennia dan de meeste andere componisten gedurende een lang leven. De poging van Ludwig von Köchel uit 1862 om Mozarts werken in chronologische volgorde te boeken, leverde ruim zeshonderd werken op.

Belangrijk voor een beter begrip van zijn muziek is het verder nuttig te weten dat hij min of meer gedwongen schreef voor een maatschappij waarin hij niet langer geloofde. Dat die muziek juist in zijn geboortestad Salzburg tijdens de festivals floreert voor bezoekers die voornamelijk zijn gerekruteerd uit kringen van yuppen en welgestelden is in dit opzicht een fraai blijk van de ironie van het lot.

 Wat achtergronden

“Het is verkeerd om te denken dat de muziekpraktijk me aanvloog. Weinig anderen zullen zich zoveel moeite hebben getroost om zorgvuldig compositie te studeren als ik. Er is nauwelijks een grote meester op muziekgebied die ik niet grondig en bij herhaling heb bestudeerd.”

Dat schreef Wolfgang Amadeus ooit in een vrief aan zijn vader Leopold. De gedachte dat Mozart moest ploeteren en zwoegen om op muzikaal gebied iets tot stand te brengen, past allerminst bij het overgeleverde beeld van de componist. Denk maar aan het toneelstuk en de film Amadeus die dat beeld bevestigt.

We kennen Mozart vooral als het hoogstbegaafde wonderking dat haast onbewust en schijnbaar moeiteloos een stroom van composities schiep, ongehinderd door de kennis van de hoogte- en dieptepunten van de menselijke ervaring. Het is een heel verlokkend beeld, dat door het succes van die film werd versterkt. Het leek wel een marketing truc om een karikatuur van de componist te schetsen als productieve, schreeuwerige superrakker. Zoals elke karikatuur vertoont het wel de nodige overeenkomst met de werkelijkheid. Talloze verhalen over Mozart doen de ronde, waarin sprake is van het componeren van een hele symfonie op weg in een postkoets. Menig manuscript van hem is gevrijwaard van doorhalingen, correcties of nieuwe vondsten. Het is alsof hij muziekdictaat nam van de Almachtige.

Maar om Mozart te bestempelen als een briljante freak die muziek uitademde zoals normale mensen dat met lucht doen, is een miskenning van de werkelijkheid. Zo’n opvatting doet hem ook onrecht. Mozart beschikte over ongelooflijk grote gaven en over een zelfbewuste geest; het gemak waarmee hij muziek in tal van genres leverde was echter inderdaad gebaseerd op een grondige kennis van de tradities waarbinnen hij werkte.

Hij schreef meer composities in een bestek van enige tientallen jaren dan menige componist in een lang leven. De eerste poging om die werken te catalogiseren werd in 1862 met een publicatie van Ludwig von Köchel ondernomen. Die catalogus bevatte meer dan 600 chronologisch gerangschikte nummers; nog steeds geldt deze catalogus als maatstaf.

Dankzij mensen als onder meer de schrijver Hildesheim, de musicoloog Robbins Landon, de dirigent Harnoncourt en de kritische Neue Mozart Ausgave van uitgeverij Bärenreiter is afgerekend met verouderde opvattingen.

Mozart begon zijn professionele loopbaan al heel vroeg natuurlijk. Op zijn derde leerde hij al pianospelen en vanaf zijn vijfde componeerde hij; al toen hij zes was leerde hij zonder formele lessen het vioolspel. In de jaren na 1762 maakte hij met zijn eveneens begaafde oudere zusje Maria Anna (Nannerl) toernees door West-Europa aan de hand van zijn vader. Gedurende die reizen, die hem onder meer ook naar het hof in Den Haag voerden, maakte hij kennis met invloedrijke figuren als Lodewijk XV in Versailles en George III in Londen. Pas toen hij tien was, in 1766 dus, keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Salzburg. Al twee jaar later voltooide hij zijn eerste tweetal opera’s en reisde hij naar Italië waar hij werd uitgeroepen tot het äalegrootste muziekgenie”.

Terwijl hij in Rome was, hoorde hij een uitvoering van Allegri’s Miserere en noteerde de muziek daaruit uit zijn geheugen, ondanks de autoriteiten die hadden geweigerd hem inzage te verlenen in het manuscript. Na terugkeer in Oostenrijk en meer reizen naar Italië kwam hij in dienst van de aartsbisschop van Salzburg, Hieronymus Colleredo. Erg gesteld waren beiden niet op elkaar, aan conflicten was geen gebrek. Na vijf frusterende jaren ging de jonge Mozart opnieuw op tournee, ditmaal met zijn moeder.

In 1778, toen ze in Parijs waren, overleed Mozarts moeder. Ontdaan bleef hij op 22-jarige leeftijd achter. Omdat het hem niet zoals bijvoorbeeld Haydn was gelukt om ergens een goede positie aan een hof te verwerven, keerde hij terug naar Salzburg waar hij twee jaar als hof- en kathedraalorganist werkzaam was. De relatie met de aartsbisschop werd steeds slechter en in 1781 toen een request was ingewilligd dat het mogelijk maakte Salzburg te verlaten, werd Mozart letterlijk de deur uitgeschopt door een kamerheer van de kerkvorst.

Het jaar daarop toog hij naar Wenen, waar hij al gauw trouwde met de zangeres Constanze Weber (nadat hij eerder het hof had gemaakt aan haar oudere zus). In Wenen gaf Mozart talrijke concerten als dirigent en pianist. Veel energie stak hij ook in het componeren van opera’s, een genre waarin hij zelfs gemeten aan zijn eigen normen uitblonk, wat bijvoorbeeld bleek toen hij in 1787 kort na de dood van zijn vader binnen een paar maanden Don Giovanni voltooide.

Maar ondanks bepaalde successen als uitvoerend kunstenaar en als operacomponist verkeerde Mozart voortdurend in financiële moeilijkheden. Hij moest regelmatig een beroep doen op de Vrijmetstelaars Loge en leende regelmatig geld, vooral bij de heel loyale Michael Puchberg.

Mozarts drie laatste levensjaren hadden een heel hectisch karakter en stonden in het teken van nog grotere financiële problemen. De opera Così fan tutte ging in 1790 met succes in première; de in ouderwetse stijl geschreven La clemenza di Tito en de onmiddellijk populaire Die Zauberflöte ontstonden vrijwel gelijktijdig in de zomer van 1791.

Afgemat door overwerk en de zorgen voor zijn zieke vrouw was het nauwelijks verrassend te noemen dat Mozart begon te veronderstellen dat zijn Requiem dat was besteld door een anonieme opdrachtgever, feitelijk voor hemzelf was bestemd. Zonder dat werk te voltooien stierf hij 5 december 1791. Constanze was te verdrietig en ziek om zijn begrafenis in een anoniem graf bij te wonen, een graf dat nooit precies is geïdentificeerd. Tijdenlang gold de theorie (die ook in de film Amadeus een belangrijke rol speelt) dat Mozart zou zijn vergiftigd door rivaal Salieri, maar bevestiging daarvan is nooit gevonden.

Dit bondig opgesomde feitenmateriaal geeft natuurlijk geen goed idee van de complexiteit van Mozarts leven, maar zijn muziek is makkelijker te overzien en te begrijpen. Zoals bij de meeste componisten kunnen we ook bij Mozart scheppingfasen onderkennen. De muziek uit zijn vroege periode is nog geheel in de stijl uit die tijd en er is weinig opmerkelijks aan, behalve het feit dat ze door een jochie werden geschreven.

De ‘middenperiode’ begint op zijn zestiende en in de bewuste periode die negen jaar duurde illustreert de muziek zijn ongelukkige situatie vanwege de beperkingen die de aartsbisschop hem oplegde. Zoals hij in 1778 aan zijn vader schreef: “Vaak is mijn stemming onderhevig aan volkomen lusteloosheid en onverschilligheid; niets geeft me meer voldoening.”

Op zijn vijfentwintigste verbrak Mozart alle bancen met de aartsbisschop en dat was het begin van een van de opmerkelijkste perioden uit de muziekgeschiedenis. De lijst van tussen 1781 en 1791 geschreven werken bevat alles waardoor Mozarts grootheid algemeen werd en wordt erkend. Het gaat ook om zijn bekendste, meestgespeelde werken die huns gelijke eigenlijk niet kennen qua prestatie, dieptewerking, afwezigheid van gewichtigdoenerij, helderheid, ontbrekende banaliteit en opvallende helderheid zonder een zweem oppervlakkigheid.

Deze muziek vormt een synthese van talloze verschillende elementen, elk daarvan overgenomen, aangepast en dan op geniale eigen wijze verwerkt. Als reizend virtuoos nam Mozart een enorme verscheidenheid aan Europese muziek in zich op. Engeland, Duitsland, Frankrijk en vooral Italië (en dan weer met name de Italiaanse opera) lieten alle een onuitwisbare indruk op zijn muzikale karakter achter.

Behalve in de operawereld was Mozart – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Haydn en Beethoven – geen vernieuwer. Maar hij blonk wel uit in ieder gangbaar genre uit zijn tijd. Voor Mozarts tijdgenoten had Mozarts vaardigheid iets verbluffends. De componist Dittersdorf vond dat hij “…. De luisteraar ademloos achterliet: want nauwelijks is de ene geweldige gedachte geuit, of de volgende is er alweer en dat gaat zo maar door….”

Tegenwoordig zijn we vertrouwd met zijn overdaad aan invallen en we bewonderen Mozart onder meer voor de manier waarop hij door de grenzen van de altijd wat artificiële grenzen van de rococo uit de achttiende eeuw heenbrak door muziek te schrijven die verleidelijk is door een briljante melodiek, maar die ook de ziel raakt met de uitstraling van heel diverse menselijke emoties.

 De oogst als muziekconserve

Privé als muziekliefhebber, maar ook beroepsmatig als recensent was 1956 mijn eerste Mozartjaar. Vooral Philips pakte toen royaal uit met een Mozart Editie waarvan Bernhard Paumgartner de artistieke leiding had. Enthousiast had hij in de Köchel catalogus aangekruist wat absoluut moest worden opgenomen, liefst in Salzburg met hemzelf als dirigent, wat niet zo’n goed idee bleek. Er is nauwelijks iets uit die serie over dat beklijft.

Latere, nog vollediger Mozart series van met name Philips en Deutsche Grammophon waren beter met bijvoorbeeld alle symfonieën door Marriner en Krips (Philips) en Böhm (DG), de prachtige vioolconcerten met Grumiaux (Philips), de goede pianoconcerten met Brendel (Philips), die echter werd overtroffen door Perahia (CBS/Sony), de mooie vioolsonates met Szeryng/Häbler (Philips) en de wat popperige pianosonates met Häbler alleen, de fraaie strijkkwartetten door het Italiaans kwartet, de pianotrio’s door het Beaux Arts trio enzovoorts, enzovoorts. Goedkoop verkaveld in de Duo serie is veel van dat fraais nog leverbaar.

Toen kwam in 1991 het volgende groots gevierde Mozartjaar dat opnieuw door Philips uitbundig, dat wil zeggen met ruim een strekkende meter cd’s is gevierd. Daarvoor werd voornamelijk teruggegrepen op ouder, maar daarom ook opnametechnisch niet minder materiaal. Maar het destijds uit de jaren zestig en zeventig bekende geheel is afgelopen jaar nog eens op 180 cd’s, verdeeld over 17 genres opnieuw uitgebracht (Philips 464.660-2). Universal, puttend uit de rijke archieven van Deutsche Grammophon, Decca en Philips samen bracht daarnaast als Mozart forever een box uit met 20 cd’s waarin tal van kunstenaars van Abbado tot Wunderlich zijn vertegenwoordigd

Wie zijn Mozart op eenvoudige wijze zo compleet mogelijk wil bezitten kan niet beter doen dan hem zo in bulk aan te schaffen, met het risico dat ruim 75% nooit echt wordt beluisterd. Waarom ook Mozart tot de laatste noot volledig? Er zit best van ‘een cent de el’ werk tussen.

Natuurlijk is in 2006 ook veel aandacht besteed aan de honderdste verjaardag van Shostakovitch (1906-1975); dat Schumann (1810-1856) dan 150 jaar geleden stierf en dat Pachelbel (1653-1706) ook net driehonderd jaar dood is, zal wel ongemerkte voorbijgaan.

De meeste muziekliefhebbers zullen waarschijnlijk ook waar het om Mozart gaat heel selectief te werk gaan. Iedereen zal daarbij zijn eigen criteria, zijn eigen sim- en antipathieën in het geding brengen. Mag ik een persoonlijke voorzet geven? Met steeds vooropgesteld de artistieke waarde en de opnamekwaliteit als van ondergeschikt belang.

 Symfonieën

Compleet. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 453.231-2 (10 cd’s).

Compleet. Academy of St. Martin-in-the Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 464.770-2 (12 cd’s).

Symfonieën nr. 29, 31-36 en 38-41. English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 442.604-2 (5 cd’s).

Symfonieën nr. 29, 35 en 41. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 446.225-2.

Symfonieën nr. 32, 35, 36, 39 en 41. Schots kamerorkest o.l.v. Jukka-Pekka Saraste. Virgin 561.451-2 (2 cd’s).

Symfonieën nr. 36 en 38. Praags kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Telarc CD 80148.

 Pianoconcerten

Concert voor 2 piano’s en orkest; Pianoconcert nr. 27. Emil en Elena Gilels met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 463.652-2.

 

De 27 pianoconcerten. Murray Perahia met het Engels kamerorkest. Sony 46441 (12 cd’s). Hieruit: Pianoconcerten nr. 15 en 16. Sony 37824 (12 cd’s).

23 pianoconcerten. András Schiff met de Camerata academica Salzburg o.l.v. Sandor Végh. Decca 448.140-2 (9 cd’s). En hieruit de losse cd’s.

Pianoconcerten nr. 20, 21, 25 en 27. Friedrich Gulda met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 453.079-2 (2 cd’s).

Pianoconcerten nr. 20 en 21. András Schiff met de Camerata academica Salzburg o.l.v. Sandor Végh. Decca 430.510-2. En hieruit de losse cd’s.

Pianoconcerten nr. 9, 20, 23 en 24. Mikhael Pletnev met de Deutsche Kammerphilharmonie. Virgin 567.126-2 (2 cd’s).

Pianoconcerten nr. 17 en 21. Maria João Pires met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 439.941-2.

 Vioolconcerten

Mozarts vijf vioolconcerten (plus wat losse delen en dubieuze concerten) ontstonden kort na elkaar in 1775 in Salzburg, mogelijk deels voor eigen gebruik. De manier waarop zijn stijl zich hier in kort bestek ontwikkelt, is verbluffend. Wat het vijfde concert onderscheidt van zijn voorgangers, is het belangrijker, gelijkwaardiger aandeel van het orkest. In de eerdere werken heeft het een louter begeleidende rol. Alle melodieën liggen makkelijk in het gehoor en zijn makkelijk te onthouden. De eerste delen hebben telkens vooral virtuoze aspecten, de middendelen zijn teer, de finales gedurfd en vrij wild. Vooral die van het Vijfde concert met zijn ‘Turkse’ episode die inhaakt op de toenmalige belangstelling voor alles wat Ottomaans was.

 

De vijf vioolconcerten; Adagio; Rondo; Concertante symfonie. Arthur Grumiaux en Arrigo Pelliccia met het Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis c.q. het Philharmonia orkest o.l.v. Raymond Leppard. Philips 438.323-2 (2 cd’s).

Vioolconcert nr. 2; Concertante symfonie. Augustin Dumay en Veronika Hagen met de Camerata Academica Salzburg. DG 459.675-2.

Concertante symfonie; Concertone; Rondo. Itzhak Perlman en Pinchas Zukerman met het Israël filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. DG 415.486-2.

Vioolconcerten nr. 1, 3 en 4. Viktoria Mullova met het Orchestra of the age of musical enlightenment. Philips 470.292-2.

 Concerten voor blazers

De twee fluitconcerten; Andante voor fluit en orkest; Fluit/harpconcert. Konrad Hünteler en Helga Storck met het Orkest van de Achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 442.148-2.

De twee fluitconcerten; Fluit/harpconcert. Emmanuel Pahud en Marie-Pierre Langlamet met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. EMI 556.365-2.

 Hoboconcert. Douglas Boyd met het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Paavo Berglund. ASV CDDCOE 808. 

Klarinetconcert; Klarinetkwintet. Thea King met het Engels kamerorkest o.l.v. Jeffrey Tate c.q. het Gabrieli kwartet. Hyperion CDA 66199.

 

Fagotconcert. Valeri Popov met het Russisch staatsorkest o.l.v. Valery Polyanski. Chandos CHAN 9656.

 

De vier hoornconcerten. Dennis Brain met het Philharmonia orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 566.898-2.

De vier hoornconcerten; 2 Rondo’s; Fragment. Michael Thompson met Bournemouth Sinfonietta. Naxos 8.553592.  Serenades

Serenade nr. 10, Gran partita; Divertimento nr. 3. Ensemble Zefiro. Astrée E 8605.

 

Serenade nr. 13 Eine kleine Nachtmusik; Ein musikalischer Spaß; Duitse dansen. Orpheus kamerorkest. DG 429.783-2.

 Strijkkwintetten, pianokwartetten

De zes strijkkwintetten. Grumiaux ensemble. Philips 422.511-2 (3 cd’s).

Strijkkwintetten nr. 3 en 4. Markus Wolf met het Alban Berg kwartet. EMI 749.085-2.

 

De twee pianokwartetten. Sonnerie. ASV CDGAU 212.

  Blaas kwintetten en -kwartetten

Hoornkwintet; Klarinetkwintet; Hobokwartet. Anthony Pay, Timothy Brown, Neil Black met het Academy kamerensemble. Philips 422.833-2.

Kwintet voor piano en blazers, Murray Perahia met leden van het Engels kamerorkest. Sony 42099.

 

De vier fluitkwartetten. Emmanuel Pahud, Christoph Poppen, Harioff Schlichtig en Jean-Guihen Queras. EMI 556.829-2.

 Strijkkwartetten

De drieëntwintig strijkkwartetten. Quartetto italiano. Philips 422.512-2 (8 cd’s).

Strijkkwartetten nr. 14-19, Haydn kwartetten. Quatuor Mosaïques. Astrée E 8596 (3 cd’s).

Strijkkwartetten nr. 17 en 19. Alban Berg kwartet. Teldec 0927-40828-2.

Strijkkwartetten nr. 20-23, Pruisische kwartetten. Quatuor Mosaïques. Astrée E 8659 en 8834.

Pianotrio’s

De zes pianotrio’s; Pianokwintet, Klarinettrio, de twee pianokwartetten e.a. Alfred Brendel, Stephen Kovacevich, Aurèle Nicolet, Heinz Holliger, Bruno Giuranna, Jack Brymer, Hermann Baumann, Klaus Thunemann en het Beaux Arts trio. Philips 422.514-2 (5 cd’s).

 

De zes pianotrio’s. Trio Fontenay. Teldec 8573-87794-2 (2 cd’s).

 VioolsonatesVioolsonates nr. 1-16. Gaston Poulet en Blandine Verlet. Philips 422.515-2 (7 cd’s). Vioolsonates nr. 17-36. Frank Peter Zimmermann en Alexander Lonquich. EMI 763.994-2 (4 cd’s).Vioolsonates nr. 17-25; Variaties. Henryk Szeryng en Ingrid Häbler. Philips 462.185-2 (2 cd’s). Pianosonates

De achttien pianosonates; 2 Fantasieën. Maria João Pires. DG 431.760-2 (6 cd’s). En losse cd’s hieruit.

De achttien pianosonates. Ronald Brautigam. BIS CD 835/40 (6 cd’s).

De achttien pianosonates. Mitsuko Uchida. Philips 422.517-2 (5 cd’s).

Pianosonates nr. 4 en 14; Fantasie e.a. Andreas Staier. Harmonia Mundi HMC 80.1815.

Pianosonates nr. 8, 11 en 15. Murray Perahia. Sony 48233.Pianosonates nr. 11 en 14; Fantasie. Maria João Pires. DG 429.739-2. Concertaria’s

Concertaria’s. Natalie Dessay met het Operaorkest Lyon o.l.v. Theodor Guschlbauer. EMI 555.386-2.

Exsultate jubilate en concertaria’s. Christine Schäfer en Maria João Pires met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 457.582-2.

 

Gewijde muziek

Sinds Mozsrts tijd is telkens weer gesuggereerd dat het leeuwendeel van zijn gewijde muziek slechts werd geschreven om zijn broodheren te behagen. Dat lijkt onwaarschijnlijk, maar zelgs als dat waar zou zijn, verandert dat niets een de grote betekenis van die muziek, want zelfs de eerste van zijn missen (en hij schreef er bijna twintig) geven uitdrukking aan een diep. Kinderlijk, maar vaststaand geloof.

Nadat hij in dienst was getreden van Salzburgs aartsbisschop krijgen Mozarts liturgische werken een helderder aanzien als gevolg van de reformistische standpunten van zijn broodheer die vond dat de muziek geen hinderpaal mocht zijn voor de verstaanbaarheid van de tekst. Mogelijk was dat meteen ook een belangrijke factor die de frustratie van de componist voedde en die hem ontevreden stemde als werknemer in Salzburg.

Toch moet worden bedacht dat slechts één van de drie belangrijkste en mooiste missen voor Salzburg werd geschreven: de Kroningsmis. De onvoltooide Grote mis in c werd waarschijnlijk om persoonlijke redenen gecomponeerd, terwijl het eveneens onvoltooide Requiem was besteld door een anoniem gebleven aristocraat in de laatste maanden van Mozarts leven.

  MissenMis nr. 16, Kroningsmis

De mis in C, Mozarts laatste bijdrage in deze vorm voor Salzburg, dankt zijn bijnaam hetzij aan de jaarlijkse kroning van een plaatselijk wonderen veroorzakend standbeeld van de maagd Maria of – wat waarschijnlijker is – aan het feit dat het werk twaalf jaar na zijn ontstaan in 1791 (onder leiding van Salieri) in Praag werd uitgevoerd tijdens de kroning van Leopold II.

Het is een kort werk, maar het klinkt niettemin groots en feestelijk, meteen al in het Kyrie. Dat is goeddeels te danken aan de inzet van een grote kopersectie met twee hoorns, twee trompetten en drie trombones. De schrijfwijze voor het koor is goeddeels homofoon en de tekst wordt in elk deel in dezelfde ritmische waarden gezongen. Het effect is groots, zoals in het uitbundige Gloria. De inbreng van de solisten is iets complexer en verraadt de nabijheid van de opera, culminerend in het Agnus Dei van de sopraan dat de intensiteit heeft van een liefdeslied.

 

Mis nr. 16, Kroningsmis; Vesperae solennes de confessore; Epistelsonate. Emma Kirkby, Catherine Robbin, John Mark Ainsley, Michael George met het Winchester kathedraalkoor en de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 436.585-2.

 Mis nr. 18 in c Grote

Deze mis was in Mozarts oeuvre de eerste die niet in opdracht werd geschreven, waarschijnlijk was hij bestemd om zijn huwelijk met Constanze plechtig te vieren. In elk geval heeft dit werk een heel persoonlijk karakter. Wat nog altijd onverklaard is gebleven, is waarom het werk nooit is afgemaakt: het Credo eindigt na een prachtig ’et incarnatus est’ en een Agnus Dei ontbreekt derhalve.

Daarvoor is een aantal redenen aangevoerd. De meest naïeve is dat de componist niet wist hoe hij een slot moest maken aan een toch al volmaakt werk. Een sluitende verklaring is er eenvoudig niet. Opvallend is wel dat Mozart veel uit deze mis gebruikte in zijn cantate Davidde penitente.

Wat daarvan ook zij, delen als het Qui tollis met zijn haast angstaanjagende subito piani overtreffen alles op het gebied van Mozarts missen en eigenlijk alleen de tweede helft van Beethovens Missa solemnis kan als gelijkwaardige vergelijking dienen voor dit buitengewoon plechtige en Godvrezende werk. Veel van die plechtigheid kan worden afgeleid van de bewuste ‘antieke’ stijl van het werk: het begin van het Credo bijvoorbeeld onthult Mozarts belangstelling voor de muziek van Händel.

 

Mis nr. 18 in c, Grote. Arleen Auger, Barbara Bonney, Hans-Peter Blochwitz en Robert Holl met het Berlijns omroepkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony 46671.

 

Requim in d

De anonieme opdracht voor het Requiem is al lang niet meer zo anoniem; deze kwam van graaf Von Walsegg, die het werk onder eigen naam wilde publiceren. Walsegg vermoordde Mozart niet, maar hij had hem wel een pistool in handen kunnen geven zo rampzalig was de invloed van hem en het werk op Mozarts gezondheid.

Op het korte treurmotet Ave verum corpus na was dit het eerste werk in de sector gewijde muziek dat Mozart na de Mis in c schreef. Net als dat werk bleef het Requiem onvoltooid. Mozart stierf terwijl hij eraan werkte en een van zijn leerlingen, Süßmayr voltooide het als eerste in een lange stoet.

Wanneer Süßmayr de waarheid vertelde (en algemeen wordt verondersteld dat hij zijn inbreng buiten proportie opblies), componeerde hij grote delen van dit werk, zich baserend op de volledig geschetste baspartijen als gids op harmonisch en melodisch gebied.

Maar wat ook de rol van Süßmayr en andere voltooiers is: het werk draagt een duidelijk Mozartiaans stempel en het uitgesproken contrapuntische karakter weerspiegeld Mozarts grote belangstelling voor en kennis van de muziek van Bach en Händel aan het eind van zijn leven.

Het is onmogelijk om het Requiem te beluisteren als iets anders dan Mozarts aanvaardig van de kwetsbare sterflijkheid, als de laatste wilsbeschikking van iemand die ooit noteerde: “Ik ga nooit naar bed zonder me te realiseren dat ik, hoe jong ik ook ben, misschien de volgende dag niet meer ontwaak.”

 Requiem. Sylvia McNair, Carolyn Watkinson, Francisco Araiza en Robert Lloyd met de Academy of St. Martin-in-the-Fields en koor o.l.v. Neville Marriner. Philips 432.087-2.Barbara Bonney, Anne Sofie von Otter, Hans-Peter Blochwitz, Willard White met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner, Philips 420.197-2. Opera’s

Een van de opvallendste verschillen tussen Mozart en het merendeel van de gespecialiseerde operacomponisten is dat Mozart ook een meester was in alle overige compositorische vormen. Vrijwel iedere grote operacomponist na Händel specialiseerde zich op dat terrein en liet de rest voor wat die was. Maar Mozarts opera’s zijn het product van een geest die symfonisch dacht, zodat zelfs wie geen idee heeft van waar hij nu precies naar luistert toch beseft dat hij wordt geconfronteerd met met een muziekwerk waarin de dramatische handeling deel uitmaakt van een volmaakt samenhangend geheel.

Mozart kon gelukkig beschikken over een reeks geweldige libretti, maar zijn muziek vormt daarbij altijd het dominante aspect. Die muziek verleent de handeling een extra betekenis die alleen met gezongen tekst niet te realiseren is. Verder hadden tot Mozart opera’s ging schrijven de figuren uit de opera gelicht uit de mythologie, de historie of op zijn best schetsmatige  bovenmenselijke of bovennatuurlijke personages. Mozart was de eerste die mensen van vlees en bloed op het operatoneel bracht, individuen met wisselende gevoelens, persoonlijkheden die een ontwikkeling doormaakten.

In totaal schreef Mozart 22 opera’s waarvan ongeveer een half dozijn regelmatig tot opvoering komt in de belangrijkste operatheaters. Een ander half dozijn krijgt gelukkig nog aandacht van kleinere gezelschappen. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van al deze opera’s wordt verwezen naar vakliteratuur. Hier beperken we ons tot een korte toeluichting bij het mooiste viertal. Een keuze uit de belangrijkste andere vermeldt alleen de cd gegevens. Het lijstje staat in alfabetische werkvolgorde.

 

La clemenza di Tito. Anne Sofie von Otter, Anthony Rolfe Johnson, Sylvia McNair, Julia Varady, Catherine Robbin en Cornelius Hauptmann met het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 431.806-2 (2 cd’s).

Magdalena Kozena, Rainer Trost, Hillevi Martinpelto, Lisa Milne, Christine Rice en John Relyea met het Schots kamerorkest en –koor o.l.v. Charles Mackerras. DG 477.579-2 (2 cd’s).

 

Così fan tutte

Na Don Giovanni produceerden Mozart en Da Ponte hun laatste  opera Così fan tutte of voluit Così fan tutte, ossia la scuola degli amanti  samen. Hoewel het werk in het ontstaansjaar 1790 tien opvoeringen beleefde, bereikte het niet de populariteit van de andere gemeenschappelijk gemaakte opera’s en in 1830 was het geheel in vergetelheid geraakt. Beethoven wraakte in ’ímmoraliteit’ van het werk en het feit dat het stuk is vervuld van cynisme droeg mogelijk ook niet bij aan langdurige appreciatie.

De handeling heeft de gepaste volmaaktheid van een farce: twee jonge mannen worden uitgedaagd door een cynische oude vriend om de standvastgheid van hun verloofdes op de proef te stellen. Zij vermommen zich om de vriendin van de ander te verleiden, veronderstellen dat ze daarin niet zullen slagen en zijn verbaasd als dat toch lukt. Aan het eind verzienen beide stellen zich met elkaar.

De intrige moge dan vrij formalistisch zijn, Mozart weet er vlot raad mee en draagt in zijn muziek ook de nodige ironie aan. De muziek is uitermate melodieus en de opgetogenheid wordt vaak lichtelijk getemperd door een ondertoon van melancholie en desillusie. Deze opera kent geen echte held: de zes rollen zijn alle even belangrijk en meer dan in welke opera van Mozart komt het hier dus aan op goed ensemblewerk.

Gelukkig beleefde het werk op toneel een wedergeboorte sinds de inzet van dirigenten als Gustav Mahler en Richard Strauss.

 

Elisabeth Schwarzkopf, Christa Ludwig, Hanny Steffek, Alfredo Kraus, Giuseppe Taddei en Walter Berry met het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Karl Böhm. EMI 769.330-2 (3 cd’s).

Véronique Gens, Bernarda Fink, Werner Güra, Marcel Boone, Pietro Spagnoli, Graciela Oddone met het Keuls kamerkoor en Concerto Köln o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 95.1663/5 (3 cd’s).

 Don GiovanniNa Le nozze di Firago werd Mozarts volgende opera, Don Giovanni besteld door de opera in Praag als gevolg van de grote successen die daar waren behaald met Figaro. Opnieuw werd Da Ponte aangezocht voor het libretto. De handeling betreft de bekende moraliteit over de vrouwenverslinder Don Juan en diens straf tenslotte. Maar Mozart vertaalt dit gegeven in een reeks treffende karakterstudies. De Don zelf is een monster, maar dan wel een onweerstaanbaar monster. De verleidelijke schoonheid van zijn beroemde serenade (gezongen voor zijn dienaar Leporello over een van zijn duizenden verleide dames), de bovenmenselijke energie uit de ‘champagne aria’ en de tweeslachtige passies die hij teweegbrengt in alle vrouwen die met hem te maken krijgen, wekken de indruk dat Mozart mogelijk (zoals Blake over Milton beweerde) zelf van de duivel was bezeten.De handeling van Don Giovanni beweegt zich tussen uitersten van enorme farce en diepe tragedie, aan het slot culminerend in een buitengewone banketscène, waarin Don Giovanni weigert om boete te doen en door de geest van degene die hij in de eerste akte heeft vermoord naar de hel wordt gesleept. Ruim tweehonderd jaar later is dat nog altijd een van de angstaanjagendste taferelen uit de operageschiedenis. Eberhard Wächter, Joan Sutherland, Elisabeth Schwarzkopf, Graziella Sciutti, Luigi Alva, Giuseppe Taddei, Piero Cappuccilli, Gottlob Frick met het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 556.232-2 (3 cd’s). Die Entführung aus dem Serail

De eerste opera van Mozart die altijd repertoire heeft gehouden, is Die Entführung aus dem Serail uit 1781. Het werk ontstond kort nadat Mozart definitief naar Wenen was verhuisd. Daar kreeg hij de opdracht om een Singspiel (een komische Duitse opera met gesproken in plaats van gezongen recitatieven) te schrijven over een toen heersend Turks thema. Dat grappige fenomeen, dat bekend staat als “Janitsjarenmuziek” hield weinig meer in dan het gebruik van martiale ritmen en quasi-oosterse slagwerkinstrumenten.

Het pittig gekruide geheimzinnige Oosten leverde librettist Gottlieb Stephanie materiaal voor een aardig scenario waarin Belmonte zijn lang verloren gewaande, ontvoerde Constanze en haar dienstertje Blondchen met zijn knecht Pedrillo weet te bevrijden uit de harem van de tenslotte goedmoedige Pasja en haar kwaadaardige bewaker Osmin.

De stijl van het werk is eerder charmant dan Oosters en het verloop van het werk is minder glad dan we van Mozarts latere werken gewend zijn. Maar alle figuren uit het werk (behalve de Pasja die een spreekrol heeft) krijgen prachtige aria’s te zingen. De ongeveer acht minuten durende bravouraria ‘Martern aller Arten’ van Constanze is waarschijnlijk Mozarts belangrijkste en mooiste virtuoze vocale showstuk naast de aria van de Koningin van de nacht uit Die Zauberflöte.

 

Maria Stader, Rita Streich, Ernst Häfliger, Martin Vantin, Josef Greindl en Walter Franck met het RIAS koor en orkest, Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 457.730-2 (2 cd’s).

Arleen Auger, Peter Schreier, Kurt Moll, Reri Grist met het Omroepkoor Leipzig en de Staatskapel Dresden o.l.v. Karl Böhm. DG 429.868-2 (2 cd’s).

 IdomeneoAnthony Rolfe Johnson, Anne Sofie von Otter, Sylvia McNair, Hillevi Martinpelto, Nigel Robson, Glenn Winslade en Cornelius Hauptmann met het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 431.674-2 (3 cd’s). Mitridate Giuseppe Sabbatini, Natalie Dessay, Cecilia Bartoli, Brian Asawa, Sandrine Piau, Juan Diego Flórez, Hélène le Corre en Les arts florissants o.l.v. Christophe Rousset. Decca 460.772-2 (3 cd’s). Le nozze di Figaro

Le nozze di Figaro beleefde zijn eerste opvoering 1 mei 1786 in Wenen. Om in de pas te blijven met de toen heersende voorkeur voor Italiaanse in plaats van Duitse opera, liet Mozart zijn oog vallen op een libretto van de begaafdste librettist uit Wenen: Lorenzo da Ponte. Op zijn beurt baseerde die het gegeven op Beaumarchais’ min of meer verboden toneelstuk La folle journée, ou le mariage de Figaro, waarin een rokkenjagende graaf probeert om Susanna, de verloofde van zijn bediende Figaro te verleiden. Hij wordt daarbij gedwarsboomd door een bondgenootschap van de groep bedienden en zijn verwaarloosde echtgenote.

De handeling zit vol intriges en misverstanden waarvoor Mozart een uitermate passende, geestige muziek schreef. Tot in de kleinste rollen worden de spelers mooi gekarakteriseerd. Maar de magie van dit werk schuilt niet zozeer in de panache waarmee Mozart de logistiek van deze farce afwikkelt, maar in de emoties die hij daarmee weet op te roepen. In deze opera komen zijn mogelijk mooiste, ontroerendste aria’s en ensembles voor.

Het werk is ook een demonstratie van effectieve economische middelen. Neem het begin van de tweede akte. Vrijwel alles wat daaraan voorafging was humoristisch ingekleurd, en nu verandert Mozart de sfeer van de opera ineens compleet met de ongeveer twee minuten vergende aria van de gravin met haar gebroken hart. Simon Keenlyside, Véronique Gens, Patrizia Ciofi, Lorenzo Regazzo, Angelika Kirchschlager, Marie McLaughlin met Collegium vocale Gent en Concerto Köln o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 80.1818/20 (3 cd’s).Bryn Terfel, Allison Hagley, Pamela Helen Stephen, Rodney Gilfry, Hillevi Martinpelto, Carlos Feller, het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 439.871-2 (3 cd’s).Cesare Siepi, Hilde Güden, Alfred Poell, Lisa della Casa, Suzanne Danco, Hilde Rössl-Majdan, Fernando Corena, Muray Dickie e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Erich Kleiber. Decca 466.369-2 (3 cd’s). Die Zauberflöte

Na de betrekkelijke mislukking van Così  keerde Mozart onverwachts terug tot de fantasie en de magie van Glucks operawereld. Mozart was gedurende het grootste deel van zijn leven Vrijmetselaar en de onderstromen van de vrijmetselarij in Die Zauberflöte hebben in de loop der tijd tot stromen aan academische publicaties geleid.

Het ritualistische element uit het werk valt niet te ontkennen, maar het is onnodig om ook maar iets van de esoterische vrijmetselaars rituelen te weten om toch ten volle van het werk te genieten.

Die Zauberflöte beweegt zich tussen uitersten van clownerie en rituele plechtigheid. Het werk bevat een reeks ongewone, maar muzikaal scherp geprofileerde figuren zoals de argeloze vogelvanger Papageno, de flamboyant boosaardige Koningin der Nacht (met twee onvergetelijke aria’s) en de komisch boefachtige Monostatos. Kort geformuleerd: Die Zauberflöte is een soort cerebrale pantomime voor volwassenen.

 

Lucia Popp, Siegried Jerusalem, Edita Gruberova, Roland Bracht, Wolfgang Brendel e.a. met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Bernard Haitink. EMI 747.951-8 (3 cd’s).

Rosa Mannion, Hans-Peter Blochwitz, Natalie Dessay, Reinhard Hagen, Anton Scharinger, Willard White met Les arts florissants o.l.v. William Christie. Erato 0630-12705-2 (2 cd’s). Aria’sCecilia Bartoli met het Weens kamerorkest o.l.v. György Fischer. Decca 430.513-2 en 443.452-2.Natalie Dessay met het Orkest van Age of musical enlightenment o.l.v.  Louis Langrée. Virgin 545.447-2. dvd’sSymfonie nr. 38; 5 concertaria’s. Cecilia Bartoli met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. BBC Opus Arte OA 0820D. Così fan tutte. Amanda Roocroft, Rosa Manion, Rodney Gilfry, Rainer Trost, Eirian James en Claudio Nicolai met het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 073-026-9. 

Don Giovanni. Thomas Allen, Carolyn James, Carol Vaness, Kjell Magnus Sandve, Ferruccio Furlanetto, Andrea Rost, Reinhard Dorn met het Keuls operakoor en het Gürzenich orkest o.l.v. James Conlon. ArtHaus 100.020.

 

Die Entführung aus dem Serail. Markus John, Eva  Mei, Patrizia Ciofi, Rainer Trost, Mehrzad Montazeri en Kurt Rydl met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Zubin Mehta. TDK DV-OPEADS

 

Le nozze di Figaro. Bryn Terfel, Allison Hagley, Pamela Helen Stephen, Rodney Gilfry, Hillevi Martinpelto, Carlos Feller, het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 073-018-9.

 

Die Zauberflöte. Ulrich Sonntag, Andrea Frei, Deon van der Walt, Thomas Mohr, Cornelius Hauptmann, Kevin Connors, Sebastian Holecek met het Ensemble van het Ludwigsburg festival o.l.v. Wolfgang Gönnenwein. ArtHaus 100.188.

 

Boeken

Ongetwijfeld wordt ook de Mozartbibliotheek weer aangevuld. Naast de standaardwerken van Robbins Landon en Hildesheimer verschenen onlangs alleen al op de Engelse markt onder meer:

Mozarts letters, Mozarts life (Faber)Nicholas Kenyon: Farber pocket guide to Mozart (Farber)Cliff Eisen en Simon Kiefe: The Cambridge Mozart encyclopedia (Cambridge University Press)Stanley Sadie: Mozart: The early yearsJohn Rushton: Mozart, his life and work Op komst of voortgezet

Bij wijze van het vroegere Disk “Nieuws uit de studio’s” kunnen vast wat nieuwe, deels vervolg opnamen worden gemeld.

 

- Nikolaus Harnoncourt en zijn Weense Concentus musicus hebben inmiddels ook onderdak gevonden bij Sony waar ze hun serie prille symfonieën voortzetten.

 

- Onlangs verschenen de 5 vioolconcerten en de Concertante symfonie met Anne-Sophie Mutter, Joeri Bashmet en het Londens filharmonisch orkest (DG 474.215-2, 2 cd’s). Een uitgave alleen voor Mutter bewonderaars door dik en dun, want naast heel fraaie momenten wordt het resultaat ontsierd door romantische, gekunsteld aandoende effecten.

- De 5 vioolconcerten; Concertante symfonie. Shlomo Mintz en Hagai Shaham met het Engels kamerorkest. Avie AV 2058 (3 cd’s).

 

- Na de Vioolconcerten nr. 3 en 4 met aanvullend Adagio en Rondo van Julia Fischer met het Nederlands kamerorkest o.l.v. Yakov Kreizberg (Pentatone PTC 5186-064) mag worden gehoopt op voortzetting.

- Ook Andrew Manze waagt zich op Harmonia Mundi aan de vioolconcerten met The English Concert, te beginnen met nr. 1, 4 en 5.

 

- Het jonge Engelse Belcea kwartet gaat zich op EMI wijden aan een opname van strijkkwartetten.

 

- Anne-Sophie Mutter vult haar reeks pianotrio’s aan op DG.

 

- De door Rachel Podger en Gary Cooper op Channel Classics CCS SA 21804 en 22805 begonnen reeks vioolsonates wordt voortgezet.

 

- Van Mikhail Pletnev komt bij DG een cd uit met de pianosonates KV 330-332 en KV 457.

 

- Angela Gheorghiu nam voor EMI aria’s van Mozart op.

 

- Op operagebied belooft DG niet alleen een nieuwe La clemenza di Tito met Magdalena Kožená, maar ook een Zauberflöte die door Claudio Abbado wordt gedirigeerd. EMI komt met een Così fan tutte uit Aix-en-Provence waaraan Barbara Bonney en Ruggero Raimondi meewerken. Daniel Harding dirigeert.