Fonografie Muziek

LANG LANG, MIS EN RAAK

LANG LANG: DOLEND, DEELS VERDOOLD PIANO-IDOOL

 

Een kwestie van mooi raak, of helemaal mis

 

Een aantal jaren geleden nam de vrolijke Chinese spring-in-’t-veld Jing Du deel aan een piano masterclass van Leslie Howard ter voorbereiding op een Lisztconcours in Utrecht. Ze speelde de bekende eerste Mefistowals ‘Der Tanz in der Dorfschenke’. Technisch bewonderenswaardig goed, maar qua expressie vlak als een étude. Howard vroeg haar: “Ooit gehoord van Goethe?” Nee, “Ooit iets gelezen van of over Faust?” Ook nee. Naar Mefistofeles werd niet eens verder gevraagd. Jing Du kwam uit Chengdu en ik heb het later opgezocht in de atlas; het ligt ergens in Centraal China en het is een wonder dat daar überhaupt concertvleugels zijn en goede pianodocenten. Maar de daar opgeleide pianodieren hebben wel een culturele achterstand ten opzichte van West Europeanen die je niet in een paar maanden kunt inhalen. Jing Du strandde daarom bij het daarop volgende concours ook in de eerste ronden.

Aan haar moest ik bij het herhaaldelijk zien en horen van Lang Lang die niet alleen in Nederlandse concertzalen optreedt, maar ook tijdens het populaire Amsterdamse Grachtenfestival. Is het niet waarschijnlijk dat Lang Lang die als een komeet opkwam in de pianowereld en die zelfs tussen de vele recitals en concerten die hem van hot naar haar sleuren, ook nog verplichtingen heeft als UNICEF ambassadeur, gefixeerd als hij is op pianospelen, gewoon nooit is toegekomen aan het opdoen van elementaire algemene ontwikkeling, van stijlbesef, van verschillen in expressie tussen Bach, Mozart, Schubert, Tsjajkovski en Rachmaninov wier werken hij zo moeiteloos uit zijn mouwen schudt?

Is daaruit te verklaren dat hij met zijn voordracht zo’n hit and mis indruk wekt? Leerzaam is het ook om de dvd die RCA uitbracht van het Verbier festival 2003 te bekijken, met name het gedeelte dat is gewijd aan het concert voor 4 piano’s en orkest van Bach en aan Rimski-Korsakovs Vlucht van de hommel voor acht piano’s. De naast elkaar gezeten Kissin en Lang Lang maakten er een soort wedstrijd van in de geest van ‘anything you can do, I can do better (and faster)’ en de flankerende Pletnev en Andsnes die probeerden een serieuze wending te geven aan het gebeuren, leken slechts voor spek en bonen mee te doen.

Net zoals het geen onverdeeld genoegen is om Alfred Brendel in close-up te aanschouwen, is het moeilijk naar Lang Lang te kijken zonder de indruk van potsenmakerij te krijgen. De extatische hemelse blikken die hij nodeloos werpt zouden zelfs Dirk Bogarde in de film in de verfilming van het levensverhaal van Liszt uit 1960, Song without end, beschaamd doen achterblijven.

Het eerste fonografische bewijsstuk van het onbetwist grote talent dateert uit 2000 toen Telarc eind augustus een recital van hem opnam in de Seji Ozawa zaal van het Tanglewood festival. De toen 18-jarige Chinees studeerde toen nog bij Gary Graffman aan het Curtis instituut in Philadelphia, maar hij had in de V.S. al wel indruk gemaakt toen hij moest invallen voor André Watts en Richard Goode. Op die debuut cd vallen meteen de sterke en zwakke kanten van Lang Langs gaven op.

Balakirevs Islamey klinkt weliswaar heel helder en open, maar eenzijdig als showstuk met voorbijgaan aan de essentiële Slavisch-Oosterse inhoud. Dat gaat dus ten koste van de uitdrukkingskracht en de vaart die het stuk nodig hebben. De Pianosonate van Haydn klinkt puntgaaf, helder, subtiel, kent geestige momenten en heeft steeds de juiste expressie. Gek genoeg klinkt daarna de Tweede sonate (in bekorte vorm) van Rachmaninov gemaniëreerd, richtingloos, lichtelijk geforceerd. Ook hier weet hij bij vlagen nog wel een zangerige toon te produceren en zijn er bewonderenswaardige sotto voce effecten (waarmee hij ook later in zin korte loopbaan schitterde), maar fortissimi hebben een nare ondertoon en de finale mist doel en richting.

Ook de late Brahms wordt tekort gedaan met een bloedeloze, visieloze verklanking die het ontbreekt aan contrasten en expressie. Beide toegiften van Tsjajkovski maken ook weer een geforceerde, niet natuurlijk spontane indruk. Dit eerste herhaalbare, goed bestudeerbare pianistische visitekaartje toont een in pianotechnisch bewonderenswaardig goed onderlegde pianist die de concertvleugel kan laten zingen, maar die op het punt van expressie en stijlbesef nog het een en ander te leren had.

Het tweede ‘live’ recital volgde in 2003 en vond plaats in New Yorks Carnegie Hall op 7 november. Inmiddels had DG een (waarschijnlijk exclusief) contract met de pianist. Hier wordt het eerder ontstane beeld bevestigd. Weer een prachtig lichtvoetige sonate van Haydn met spirituele momenten al weet Lang Lang de spanning in het langzame deel niet voldoende op peil te houden. Schumanns Abeggvariaties worden lichtvoetig, virtuoos afgewikkeld, maar wekken juist daardoor een wat oppervlakkige indruk. Grote teleurstelling is Schuberts Wandererfantasie, die louter plichtmatig, schools, blijkbaar ongeïnteresseerd wordt afgewerkt. Een slechtere interpretatie is me niet bekend. Ook in de stukken van Chopin en Liszt weet de Chinees geen moment te boeien of te verrassen. Liszt verzandt in spierballenpianistiek. Ook Schumanns ‘Träumerei’ krijgt hier een ongeloofwaardige trekharmonica vertolking. Het geestige duet met zijn vader op erhu kan nauwelijks dienen als pleister op de geslagen wonden.

Zijn medio 2006 nieuwste solo opname is gewijd aan Mozart, Chopin en Schumann. Opnieuw wordt hier het ‘keurig raak – helemaal mis’ idee bevestigt. Prachtig toucher, fluwelige pianoklank, maar met een voortdurend mezzo forte karakter ook verschrikkelijk eentonig. In plaats van enige majeur onbekommerdheid ademt de sonate van Mozart bij voortduring een triest karakter. Nog een stuk slechter komt Chopin er vanaf. Zo traag kan echt niet zonder instortingsgevaar; het eerste deel vergt een kwartier, het tweede heeft slechts één minuut minder nodig: Chopin op dicteersnelheid, hooguit leuk om muziekdictaat op te nemen. Schumanns Kinderszenen komen er wat beter af. Maar waar in hemelsnaam is de kinderlijke fantasie gebleven? Waarom alles zo monochroom? En zo aantrekkelijk zijn die negen minuten extra van het aan Liszt gewijde bonusplaatje ook niet.

Dan zijn daar een handvol, meest overbekende en populaire pianoconcerten. Vaak vallen daarin uitersten van tempo en dynamiek op. Mendelssohn had best wat intiemer en subtieler gekund. Het eerste deel verloopt virtuoos vlot, het tweede gaat vrij traag en met een wat gekunstelde poëzie; pas in de finale overrompelt hij met veel spontane frisheid. Met het Tsjajkovskiconcert is het oppassen. Spectaculair zijn de mateloze virtuositeit, de bravour en de uitersten van dynamiek. Het is haast teveel van het goede. Hinderlijker is de manier waarop binnen de delen met de tempi wordt gemanipuleerd. In het algemeen zijn ze aan de lage kant. De solo inzet is te monumentaal zodat het orkest nauwelijks lijkt mee te doen en pas de hoorns nemen even later revanche. Heel naïef gaan lyrische passages gepaard met een trager tempo en wordt al te vrijelijk met rubato omgesprongen. Het middendeel slaagde het minst met een te sloom Andantino semplice en een te opgejut Prestissimo. Heel interessant voor een paar keer, maar niet bestand tegen kritisch herhaald beluisteren

Het Derde concert van Rachmaninov werd in augustus 2001 tijdens de Londense Proms opgenomen. Opnieuw grote bewondering voor de techniek waarmee bijvoorbeeld de nu erg in zwang zijnde cadens en het slot van het werk wordt afgewikkeld. Het solistische aandeel klinkt enthousiast en erg vlot, maar waar het ten enenmale aan ontbreekt is aan de Slavische ziel. De aanpak hoort robuuster, grootser te zijn. Het ontbreekt aan het grote gebaar, aan een conceptie uit één stuk, aan de specifieke afwisseling tussen melancholie en euforie. De toegiften van Scriabin en het Chinese volksliedje komen er beter af, maar dan is het te laat om Rachmaninov nog te redden.

Voor Rachmaninovs Tweede pianoconcert en de Paganinirapsodie komen we weer bij een ander zaaloptreden terecht, ditmaal in de Talvelazaal in het Finse Mikkeli (juli 2004). Voor de beroemde inzet van het Tweede concert neemt Lang Lang heel zwaarwichtig twee derde minuut: langzamer en bombastischer hoorde ik het nooit eerder. Daar herstelt de uitvoering zich nooit meer van. Lethargie is troef, opwinding wordt niet gewekt, lyrische momenten klinken broodnuchter. Op dezelfde manier stelt de contrastarme, schools gespeelde Rapsodie teleur.

Wat Lang Lang dringend nodig lijkt te hebben is een goede coach, een sabbatical, tijd voor bezinning en studie in plaats van overdreven publiciteit en een jetset mentaliteit met de aura van een hype- of cultfiguur. De kritische balans opmakend is nog niet de helft van het opgenomen materiaal het bewaren waard. Wie dan niet gelooft, moet maar eens wat vergelijkingen maken: Balakirev met Berezofski (Teldec 4509-96516-2), Chopin met Argerich (DG 419.055-2), Pollini (DG 415.346-2), Perahia (Sony MK 76242) of Kissin (RCA 09026-62542-2), Mozart met Pires (DG 437.791-2) of Brendel (Philips 462.903-2), Schumann Abegg met Cooper (Ottavo OTRC 39027), Kinderszenen met Curzon (Decca 466.498-2) en Brendel (Philips 434.732-2), Mendelssohns Eerste pianoconcert met Hough (Hyperion CDA 66969), Tsjajkovski’s Eerste pianoconcert met Argerich (Philips 446.673-2 of DG 449.816-2), Rachmaninovs Tweede pianoconcert met Zimerman (DG 459.643-2) en Ashkenazy (Decca 417.702-2) en Derde pianoconcert met Andsnes (EMI) en Argerich (Philips 446.673-2), de Paganinrapsodie met Ashkenazy (Decca 417.70-2) en Scriabin met Horowitz (RCA 74321-84594-2.

  DiscografieChopin: Pianosonate nr. 3 in b op. 58; Mozart: Pianosonate nr. 10 in C KV330; Schumann: Kinderszenen op. 15; Met bonus cd: Liszt: Hongaarse rapsodie nr. 2 S. 244.  DG 477.5976 (79’).Mendelssohn: Pianoconcert nr. 1 in g op. 25; Tsjaikovski: Pianoconcert nr. 1 in bes op. 23. Met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Daniel Barenboim. DG 474.291-2 (59’). 2003Rachmaninov: Pianoconcert nr. 2 in c op. 18; Paganinirapsodie op. 43. Met het Marijinski theater orkest o.l.v. Valery Gergiev. DG 477.5231 (60’). 2004Rachmaninov: Pianoconcert nr. 3 in d op. 30; Scriabin: Etudes in cis op. 2/1, op. 8 nr. 2 in fis, nr. 3 in b, nr. 8 in As, nr. 10 in Des, nr. 12 in des; op. 42 nr. 3 in F,nr. 4 in F; op. 65 nr. 3. Anoniem: Liu Yang rivier. Met het St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Joeri Temirkanov. Telarc CD 8058, SACD 60582 (72’). 2001Tanglewood recital 2000. Balakirev: Islamey; Brahms; 6 Klavierstücke op. 118; Haydn: Pianosonate nr. 31 Es H. XVI/31; Rachmaninov: Pianosonate nr. 2 in bes op. 36; Tsjajkovski: Dumka en Nocturne. Telarc CD 80524 (79’). 2000Carnegie Hall recital 2003. Chopin: Nocturne nr. 8 in Des op. 27/2; Haydn: Pianosonate  nr. 50 in C H. XVI/50; Liszt: Réminiscenses de Don Juan de Mozart S. 418; Liebestraum in As S. 541/3; Schubert: Wandererfantasie in C D. 760; Schumann: Abeggvariaties op. 1; ‘Träumerei’ uit Kinderszenen op. 15; Tan Dun: 8 Herinneringen in waterverftinten op. 1; Anoniem: De strijd tussen 2 paarden. Met Guo-ren Lang (erhu). DG 474.820-2 (2 cd’s, 97’). 2003   Video‘Verbier festival 2003: Piano extravagances’. Met o.a. Bach: Concert voor 4 piano’s en orkest in a BWV 1065. Nicholas Angelich, Martha Argerich, Emanuel Ax, Leif Ove Andsnes,  Lang Lang, James Levine, Mikhail Pletnev, Staffan Scheja. RCA 82876-60942-9 (dvd).