LATIJNS AMERIKAANSE MUZIEK
In de jaren negentig van de voorbije eeuw ontstond een ware hype rond de tango en Piazzolla, maar de Latijns Amerikaanse wereld heeft een rijkere muziekgeschiedenis als weerspiegeling van een hevige levensstijl. Voor de oppervlakkige luisteraar betekent Latijns Amerika op muziekgebied de bossa nova, de samba, de rumba en de tango; hij denkt aan namen als Heitor Villa-Lobos (1887-1959) en Astor Piazzolla (1921-1992) en de cultus rond deze Argentijnse tangokoning.
Maar de ‘klassieke’ muziek uit Latijns Amerika – Centraal- en Zuid Amerika, Mexico, Cuba en de overige Caraïbische eilanden – heeft een veel omvangrijker en ouder afstamming. De 16e eeuwse conquistadores brachten Europese muziek mee van onze kant van de Atlantische Oceaan en iets van de vroegste voorbeelden van locale composities van immigranten is te horen op een belangwekkende Hyperion cd “Meesterwerken van de Mexicaanse polyfonie” door het Westminster kathedraal koor. Het eerste stuk, Hernando Franco’s (1532-1585) Salve Regina klinkt meteen heel lumineus en bekoorlijk terwijl de Lamentaties voor Witte Donderdag van Juan Guitiérrez de Padilla (ca. 1590-1664) en het Magnificat quatri voci van Francisco López Capillas (ca. 1615-1673) rijker, voller van klank zijn. Franco en Padilla zijn ook te vinden op een dubbelalbum van Virgin met het Hilliard ensemble. Interessant zijn met name twee korte fragmenten in het Nahuatl, de taal der Azteken.
Daarna moet in de tijd gezien een grote sprong worden gemaakt naar de 20e eeuw omdat uit de tussenliggende tijd weinig cd materiaal voorhanden is. Weliswaar is er een Teldec opname van het Chanticleer ensemble met werk van Manuel Zumaya (ca. 1678-1756), de eerste Mexicaanse operacomponist en Ignacio de Jerusalem (ca. 1710-1769) en moeten een Jade cd’s circuleren met muziek van de Cubaanse Creool Esteban Salas (1725-1803) en de Braziliaan Carlos Gomes (1836-1896) maar die zullen moeilijk verkrijgbaar zijn.
Mar dan ineens, in de jaren 1880, worden drie componisten geboren die net als Falla in Spanje, Stravinsky in Rusland en Elgar in Engeland die schijnbaar uit het niets opduiken en opmerkelijke compositorische prestaties leveren. Het gaat om de Mexicaan Manuel Ponce (1882-1948), de Paraguyaanse ‘Paganini van de gitaar’ Agustin Barrios Mangoré (1885-1944) en de Braziliaan Heitor Villa-Lobos (1887-1959).
Van dit stel geniet Ponce momenteel de geringste belangstelling, hij is ook het conventioneelst hoewel zijn muziek best innovatief was binnen de context van de gitaarwereld. Het Concierto del sur begonnen in 1929 en voor het laatst herzien in 1940 behoort tot zijn beste en bekendste werken. Uiteraard maakte de grote Andrés Segovia er een opname van, maar een moderner versie van John Williams is aanbevelenswaardiger. Het pianoconcert uit 1910 van Ponce is een energiek stuk in de trant van Liszt, wat in vreemd contrast staat met zijn vioolconcert (1943) dat haast meer weg heeft van Hindemith. Dit drietal werken is logisch bijeengebracht op een heel mooie ASV cd die deel uitmaakt van een grotere opzet onder de titel Musica Mexicana en gekoppeld is aan een mooi vioolconcert van Rodolfo Halffter (1900-1987) en korte orkestwerken van Ponce (waarvan feitelijk alleen Chapultepec de moeite waard is) en werken van Chávez en Revueltas.
Wat de pianowerken van Ponce aangaat, is het recital van Osorio op ASV idiomatisch en fraai maar ’s componisten gitaarwerken zijn veel interessanter. De meeste werden voor Segovia geschreven en sommige van zijn registraties zijn verspreid over Teldec. Testament en EMI te vinden. Ook verder zijn legio opnamen met dit materiaal verkrijgbaar. Een n alle opzichten goede keus zijn Timo Korhonen op Ondine, John Williams op Sony en Adam Holzman op Naxos.
Agustin Barrios zoals hij algemeen bekend is, was een kleurige figuur en een echte pionier die soms optrad in Indiaanse dracht. Hij was de eerste klassieke gitarist die al in 1910 opnamen maakte. Blijkbaar was hij ook een der eersten die een luitsuite van Bach op de gitaar speelde. Als componist hield hij zich bij zijn eigen instrument en stond hij – net als Ponce – dichter bij Chopin dan bij Paganini. Dat wordt bevestigd door zijn beste composities, zoals Le catedral, Madrigal en de Prélude in c. John Williams heeft zich erg ingezet voor Barrios en hij is het naar wie op cd de voorkeur uitgaat, boven Rojas (Dorian) en Barruecco (EMI) en Söllscher (DG).
Villa-Lobos, die ‘wilde onbeschaafde feniks’ zoals Bryce Morrison hem ooit omschreef, was een uiterst vruchtbaar componist die meer dan duizend werken in vrijwel alle denkbare vormen naliet. Maar wat bij zulke veelschrijvers (denk aan Martinu) gangbaar is, geldt ook voor hem: er zit nogal wat onbeduidend en minder geslaagd moois bij. Vooral daar waar hij zijn rijke inspiratie in het keurslijf van traditionele vormen dwong. Zijn gitaarconcerten uit de periode 1951-1955 zijn best de moeite waard, maar bijvoorbeeld de vijf pianoconcerten waarvoor Cristina Ortiz zo’n warm pleidooi hield op Decca, zijn een stuk minder, hoewel best voor een keer het aanhoren waard. Haar cd met pianowerken (Decca 417.650-2) is helaas ingetrokken.
De discografie van Villa-Lobos is dermate lang dat keuzes moeten worden gemaakt. Een prima uitgangspunt vormen de EMI opnamen die hij zelf in 1956 met het Frans Nationaal orkest voor EMI maakte. Dat moois is naderhand op 6 cd’s samengebracht en bevat als hoofdschotel alle negen Bachianas Brasileiras, vier Chôros, de Descobrimento do Brasil suites. Het geheel draagt het stempel van authenticiteit, al zijn er moderner opnamen met perfecter uitvoeringen en een betere geluidskwaliteit. Te denken valt bij de orkestwerken vooral aan de hieronder genoemde opnamen van Bátiz, Tilson Thomas en López-Cobos. Ook de Slowaakse programma’s op Marco Polo met de 6e symfonie Rudepoêma, het ballet Rudá en wat dansen zijn de moeite waard. Van CPO is er een opname van de 12 symfonieën, waarvan de interessantste de combinatie van no. 1 en 11 is.
Naast die orkestwerken zijn het vooral weer de gitaarcomposities die de aandacht vragen. De 12 Etudes (1929) en 5 Préludes (1929) – een zesde is volgens de componist verloren geraakt – zijn voor de gitaar wat de gelijknamige werken van Chopin voor de piano zijn. Ook hier weer legio opnamen. Julian Bream nam de Etudes tweemaal op, in 1971 en 1978, maar die opnamen maken onhandig deel uit van een set van 28 (!) RCA cd’s. Daarom is het beter om te kiezen voor Korhonen die voor Ondine onderweg is alle gitaarwerken op te nemen en die profiteert van een optimale geluidskwaliteit.
Wat de pianowerken met als mooiste stukken Bachiana no. 4 (1939) en Circlo brasileiro (1936) betreft is een fraaie keuze van Débora Halász op 2 BIS cd’s voorhanden. De 17 strijkkwartetten behoren tot de betere, interessanter werken van de componist omdat ze van meer inventiviteit getuigen dan de sonates en trio’s. Ook van deze werken bestaan min of meer integrale versies. Die van het Danubius kwartet op Marco Polo is het beste; het Bessler-Reis kwartet leverde een niet complete reeks af, maar heeft het voordeel dat de werken contrastrijk niet in chronologische volgorde worden aangeboden.
Chant du Monde heeft een leuke kamermuziekcombinatie samengesteld uit de vroege kamermuzikale Chôros, Chôros bis en het blaaskwintet in de vorm van een Chôros.
De koormuziek van Villa-Lobos vormt vrijwel een terra incognita, maar Hyperion brengt enige uitkomst met de opmerkelijke Missa Sao Sebastiao uit 1937.
Keren we terug naar Mexico waar de volgende componist die tot internationale roem kwam Carlos Chávez (1899-1978) was. Zijn partituren boeiden het publiek danig sinds de jaren twintig vanwege de stimulerende ritmen en de exuberante orkestratie met gebruik van een uitgebreide slagwerkkeuken. Caballos de vapor – Paardenkracht – uit 1927 stond tijdenlang op de populariteitslijst naast Mosolovs IJzergieterij en Prokofievs Pas d’acier. Voor het huidige publiek lijkt het oorspronkelijke vermogen sterk verminderd. De beste inleiding tot zijn muziek biedt een Dorian cd met Xochipilli (1940), ‘imaginaire Azteken muziek’ voor kamerensemble en slagwerk, Tambuco (1964) en de suite voor blazers en strijkkwartet uit De dochter van Colchis uit 1943. Bátiz nam de orkestversie daarvan op.
Chávez’ zes genummerde symfonieën uit de periode 1933-1961 zijn er met Eduardo Mata en het Londens symfonie orkest op Vox en ze komen beter uit de verf dan de selectie die Enrique Bátiz voor ASV maakte. Het bekendst is de 2e, de Sinfonia India (1935); twee andere hebben ook een bijnaam: de 1e is de Sinfonia de Antigona (1933), de 4e de Sinfonia romántica (1952). De finale van de 6e is een uitstekende kandidaat voor een wedstrijd om het best geslaagde symfonische deel dat ten zuiden van de Rio Grande is gecomponeerd. Vooral Chávez’ kortere symfonieën behielden een plek op de concertprogramma’s, met name dus de Sinfonia India met zijn mooie Indiaanse melodie; het werk is haast meer een sinfonietta. Mata nam het werk op voor Dorian, maar de opname waaraan oudgedienden de beste herinneringen bewaren is die van Bernstein op Sony. Trouwens Chávez zelf was ook geen gering dirigent en hij verzorgde heel wat premières, bijvoorbeeld van Coplands Short symphony en El salón Mexico en van Ponce’s vioolconcert. Het enige voorbeeld dat ons rest van zijn activiteiten als dirigent is in een NMC opname van zijn pianoconcert (1940) met Eugene List als solist.
Silvestre Revueltas werd in hetzelfde jaar als Chávez geboren, maar stierf helaas vrij jong in 1940. Hij was behalve de componist van een reeks meeslepende, vrij ruige en felle werken ook de assistent dirigent van Chávez. Hoezeer zijn muziek elementair en duister is, kan worden beluisterd op de ASV cd van Bátiz met Caminos (1934), Música para charlar (1938) en Ventamas (1932). Revueltas’ bekendste werk is het ‘gezang voor het doden van een slang’ Sensemayá (1938) dat Bernstein als geen ander vertolkte. Natuurlijk is ook Mata met het Philharmonia orkest respectabel; hij zorgde ook voor een logischer koppeling met Homenaje a Federico Garcia Lorca (1938) en het heel levendige La noche de los mayas (1939).
De lichtere kant van Revueltas wordt op Dorian verkend met de oorspronkelijke kamermuziekversie van Sensemayá. Revueltas werkte bij voorkeur niet binnen het kader van overgeleverde vormen en genres, maar hij schreef wel een viertal onstuimige strijkkwartetten die niet geschikt zijn voor flauwhartigen. Er bestaat een New Albion opname van door het Cuarteto Latinoamericano.
ASV’s ‘Musica Mexicana’ reeks bevat natuurlijk heel wat andere werken die de moeite waard zijn, zoals Huapango van José Mocayo García (1912-1958). Dorian heeft een cd met werk van de jongere generatie. Bijvoorbeeld met de subtiele Danzón no. 2 (1993) van Arturo Márquez (1950- ) en Metro chabacano (1986/91) van Javier Alvarez (1956- ).
Gaan we naar Cuba, dan komt mogelijk eerst Ernesto Lecuona (1896-1963) in gedachten met een hele reeks beeldende, sfeervolle karakterstukjes voor piano. Een aantal van die miniatuurtjes is door Thomas Tirino op BIS vastgelegd. Onbekender is de jong gestorven Alejandro Garcia Caturla (1906-1940) die drie aardige Cubaanse dansen uit 1928 naliet.
Julian Orbón (1925-1991) was eigenlijk een Spanjaard, maar emigreerde naar Cuba en verwierf daar in 1942 het staatsburgerschap. Zijn best bekende partituren dateren uit de jaren vijftig en hij verdient alleen al met zijn vrolijke Tres versiones sinfónicas uit 1953 gehoord te worden. Het gaat om briljante bewerkingen van stukken van Milán, Perotinus en een Kongolese volksmelodie. Ook zijn Concerto grosso is een fantastisch werk voor strijkkwartet en orkest uit 1951. Ooit was zijn 4e Partita op Olympia verkrijgbaar.
Onder de nog levende Cubaanse componisten neemt Leo Brouwer (1939- ) een prominente plaats is. Zijn derde Elegische (1986) en vierde Toronto (1987) gitaarconcert gaven hem de nodige bekendheid. Ze zijn voor respectievelijk Julian Bream en John Williams geschreven en door beide op verschillende labels vastgelegd. Het ligt meer voor de hand om de in Kiev off all places ontstane opname van Ricardo Cobo aan te schaffen, net als die schijf met solowerken van Naxos.
Brouwer had bij de muziekindustrie meer geluk dan de Puerto Ricaan Roberto Sierra (1953- ) al is er een opname van zijn Memorias tropicales gekoppeld aan twee Peruviaanse strijkkwartetten van Celso Garrido-Lecca (1926- ) en Aurelio Tello (1953- ) van het Cuarteto Latinoamericano op New Albion.
Uit Venezuela is niet veel moois bekend. Maar het Simón Bolívar symfonie orkest legde wel wat deels interessante werken van Inocente Carreno (1909- ), Juan Bautista Plaza (1898-1963) en Antonio Estévez (1916-1988) vast op Dorian. Met name Estévez’ Cantata Criolla is de moeite waard en dat geldt feitelijk ook voor zijn symfonisch gedicht Melodía en el Ilano (‘middag op de prairie’ uit 1942).
Estévez’ leraar, de ‘vader van de Venezolaanse muziek’ Vicente Sojo (1887-1947) is slechts vertegenwoordigd met een paar onbeduidende gitaarwerken, in tegenstelling tot Antonio Lauro (1917-1986) die in dat opzicht beter voer dankzij Adam Holzman op Naxos.
Aan Reynaldo Hahn (1875-1947) gaan we hier maar stilzwijgend voorbij omdat hij op vijfjarige leeftijd naar Frankrijk kwam; aan hem is trouwens een apart verhaal gewijd.
Iemand als Villa-Lobos heeft vrijwel alle andere Braziliaanse componisten overschaduwd. Toch waren er best meer grootheden te ontdekken. Mozart Camargo Guarnieri (1907-1994) bijvoorbeeld, een echte rivaal met fraai werk op zijn naam. Maar momenteel kan men hem op cd alleen leren kennen via wat composities op Marco Polo: drie dansen, een kort symfonisch gedicht, een paar mooie vioolsonates en wat pianowerken. Oscar Lorenzo Fernández (1897-1948) verging het nog slechter. Van hem slechts wat liederen en de Batuque finale uit zijn suite Reisado do pastoreio uit 1930 – typisch een stuk voor Leonard Bernstein.
Andere, minder prominente Brazilianen van wie werk op cd zijn vereeuwigd: Antonio Jobim (1927- ) met vooral liederen, waaronder het bekende Garota de Ipanema, Osvaldo Lacerda (beiden uit 1927), Marlos Nobre (1939- ), Antonio Madureira ( ? ) die vooral kwintetten schreef en Marco Guimaraes (19? ) een slagwerkspecialist.
In tegenstelling tot Brazilië bracht Argentinië een behoorlijke reeks goede componisten voort, al waren ze misschien niet van het kaliber van een Villa-Lobos. Alberto Ginastera (1916-1983) is de belangrijkste en beste onder hen. In de veelheid der genres waarin hij actief was, kan hij het haast tegen de Braziliaan opnemen, maar hij ging economischer te werk, toonde een groter eigen stijlbesef en werkte economischer. Vergelijk zijn briljante Concert voor strijkorkest (1965) met Villa-Lobos’ Bachiana no. 9 door de Musici de Montréal op Chandos en dat wordt overduidelijk.
Ginastera bracht een aantal voortreffelijke concerten op zijn naam. Met name die voor harp (1956) en het 1e voor piano (1961) waarvan Bátiz met een stel voortreffelijke musici een fraaie ASV opname maakte, samen met de balletsuite Estancía. Ginastera schreef twee concerten en een cellosonate voor zijn tweede vrouw, de celliste Aurora Natola, maar zijn beste werk voor een solo strijkinstrument is het vioolconcert (1963). Zijn andere orkestwerken, voornamelijk balletmuziek, zijn in goede handen van Gisèle Ben-Dor op Koch en Conifer. Ook zijn strijkkwartetten lonen de moeite; ze leunen enigszins tegen Bartók aan en zijn er van het Lyric kwartet op Newport. Alberto Portugheis bekommerde zich om Ginastera’s pianomuziek op ASV, maar in de sonates is Barbara Nissman onovertroffen.
De tango’s van Astor Piazzolla (1921-1992) hebben sinds twintig jaar de wereld veroverd. De beste, zoals Invierno porteno, La muerte del ángel, Adiós Nonino, Decarissimo, Libertango, Oblivion en Primavera portena zijn met succes door vele handen gegaan. Niet alleen op de bandonéon, Piazzolla’s eigen instrument en een soort middending tussen een accordeon en een concertina, maar ook in talloze bewerkingen voor gitaar, piano, kamermuziekbezettingen en orkest. Tot de musici die zich met goed gevolg om deze materie bekommerden behoren gitaristen als Helasvuo en Savijoki op Ondine, dirigenten Kremer en Pons op Nonesuch c.q. Harmonia Mundi, cellist Ma op Sony, pianisten Stott (Danacord), Ax op Sony en Barenboim op Teldec en andere gitaristen zoals Kotzia en Ogden (Chandos), Barrueco (EMI) en Rojas (Dorian).
Twee totaal verschillende brokken Argentijnse muziek zijn te beluisteren in de vorm van de mild lyrische liederen van Carlos Guastavino (1912- ) en het radicalisme van Mauricio Kagel (1931). Kagel schreef massa’s meest provocerende en kosmopolitische werken die voor een groot deel ook door DG zijn opgenomen, maar hij is sinds 1957 voornamelijk in Duitsland werkzaam, zodat hij voor de Latijns Amerikaanse muziekwereld niet representatief en relevant is.
Een andere avontuurlijke geest is Alejandro Vinao (1951 ) die graag hulp van de computer inroept; enige van zijn stukken verschenen bij Wergo en Musidisc.
Natuurlijk kunnen deze verhandeling en de bijbehorende discografie geen enkele aanspraak op volledigheid maken. Heel wat componisten en opnamen zijn niet aan bod gekomen. Er ontbreekt zelfs informatie over een aantal landen als Guatemala, Costa Rica, Colombia, Chili en Uruguay. Het ging er hier slechts om de eetlust te wekken aan de hand van een idee plus wat voorbeelden van de Latijns Amerikaanse muziekwereld die krioelt als het tropische regenwoud.
Selectieve discografie
Barrios: Gitaarwerken. John Williams. Sony 47669, 64396
Barrios: Gitaarwerken. Aurelio Gori. Naxos 8.554558.
Barrios: Intimate Barrios. Berta Rojas. Dorian DOR 93167.
Brouwer: Gitaarconcerten no. 3 en 4. Riccardo Cobo met Kiev Pro musica o.l.v. Richard Kapp. ESSAY ESS 1040.
Chávez: Symfonieën no. 1-6. Londens symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Vox CDX 5061.
Chávez: Symfonieën no. 1, 2 en 4; Baile; De dochter van Colchis. Mexico filharmonisch orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDCA 1058.
Chávez: Toccata; Paisajes mexicanos; Suite De dochter van Colchis. Royal philharmonic orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 927.Chávez: Pianoconcert. Eugene List met het Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Carlos Chávez. NMC MCD 80086.Chávez: Kamermuziekwerken. Camerata; Tambuco o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90215.
Chávez: Pianosonates no. 2 en 6; Cinco caprichos. Hsuan-Ya Chen. Elan CD 82406.
Estévez: Cantate criolla. Solisten, koor en het Simon Bolivar symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DIS 80101.
Ginastera: Pianoconcert no. 1; Harpconcert; Suite Estancia. Nancy Allen, Oscar Tarrago en met Mexico staats filharmonisch orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 854.
Ginastera: Panambi; Estancia. Londens symfonie orkest o.l.v. Gisèle Ben-Dor. Conifer 75605-51336-2.
Ginastera: Kanttekeningen bij thema’s van Casals; Variaciones concertantes. Londens symfonie orkest en Israël kamerorkest o.l.v. Gisèle Ben-Dor. Koch 37149-2.
Ginastera: Pampeana no. 3. Simón Bolivar symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90178.
Ginastera: Harpconcert. Rachel Masters met London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9094
Ginastera: Werken voor strijkorkest. Musici de Montréal o.l.v. Yuli Turovsky. Chandos CHAN 9434.
Ginastera: Strijkkwartetten. Olivia Blackburn en het Lyric kwartet. ASV CDDCA 944.
Ginastera: Pianosonates no. 1-3. Barbara Nissman. Newport Classic NPD 85510.
Ginastera: Pianowerken. Alberto Portugheis. ASV CDDCA 880.
Guarnieri: Vioolsonates no. 2-7. Lavard Skou Larsen en Alexander Müllenbach. Marco Polo 8223885—8223703.
Guastavino: Liederen. Margot Pares-Reyna en Georges Rabol. Opus 111 OPS 30-9002.
Rodolfo Halffter: Vioolconcert. Henryk Szeryng met orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 871.
Kagel: Auftakte, sechshändig; Phantasiestück; Serenade; Transicón. Art pour l’art. CPO CPO 999.577-2.
Lauro: Gitaarwerken. David Holzman. Naxos 8.554348.
Lecuona: Pianowerken. Thomas Tirino. BIS CD 754, 794, 1104.
Orbón: Tres versiones sinfónicas. Simón Bolivar symfonie orkest o.lv. Eduardo Mata. Dorian 90179.
Orbón: Concerto grosso. Simon Bólivar symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90178.
Piazzolla: Tango’s. Yo-Yo Ma c.s. Sony 63122.
Piazzolla: Aconcagua; Adiós Nonino; Oblivión; Tres tangos. Mika Värynen en het Kuopio symfonie orkest o.l.v. Atso Almila. Finlandia 3984-29723-2.
Piazzolla: Muziek voor fluit en gitaar. Mikael Helasvuo en Jukka Savijoki. Ondine ODE 781-2.
Piazzolla: Maria de Buenos Aires. Julia Zenko, Horacio Ferrer, koor en Kremerata musica o.l.v. Gidon Kremer. Teldec 3984-20632-2.
Piazzolla: Bandonéonconcert e.a. Pablo Mainetti met het Teatre Lliure kamerorkest o.l.v. Juan Pons. Hamonia Mundi HMC 90.1595.
Ponce: Gitaarconcerten. John Williams met orkest. Sony 44791.
Ponce: Concierto del sur e.a. Alfonso Moreno met het Mexico staats symfonie orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 871.
Ponce: Concerten. Alfonso Moreno, Jorge Federico Osorio, Henryk Szeryng en het Mexicaans staatsorkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 952.
Ponce: Pianowerken. Jorge Federico Osorio. ASV CDDCA 874.
Ponce: Tema variado y final; Sonate no. 3; Sonatina meriodonal. Variaties over La folia d’Espana. Timo Korhonen. Ondine ODE 770-2.
Ponce: Gitaarwerken. Adam Holzmann. Naxos 8.553832.
Ponce: Variaties en fuga over Folia de Espana. John Williams. Sony 47669.
Revueltas: Caminos; Musica para charlar; Ventanas. Royal philharmonic orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV CDDCA 942.
Revueltas: La noche de los mayas e.a. Div. orkesten o.l.v. Eduardo Mata, David Atherton en Herrera de la Fuente. Catalyst 09026-62672-2.
Revueltas: Sensemaya; Redes. Simón Bolivar symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90178.
Revueltas: Sensemaya – De onbekende Revueltas. Latijns Amerikaans kwartet; Camerata de las Americas o.l.v. Rolf Diernecke. Dorian DOR 90244.
Revueltas: Strijkkwartetten no. 1-4. Latijns Amerikaans kwartet. New Albion NA 062CD.
Villa-Lobos: Bachianas brasileiras no. 1-9; Chôros no. 2, 5, 10 en 11; Pianoconcert no. 5; Symfonie no. 4; Mômoprecóce; Descobrimento do Brasil. Victoria de los Angeles, Frederick Fuller, Maagd Tagliaferre, koor en het Frans nationaal orkest o.l.v. Heitor Villa-Lobos. EMI 767.229-2 (6 cd’s).
Villa-Lobos: Bachianas brasileiras. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Jesús López-Cobos. Telarc CD 80393.
Villa-Lobos: Bachianas brasileiras no. 4, 5, 7 en 9. Renée Fleming, de BBC Singers en het New World symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. RCA 09026-68538-2.
Villa-Lobos: De 5 pianoconcerten. Cristina Ortiz met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Miguel Gómez-Martínez. Decca 430.628-2 (2 cd’s).
Villa-Lobos: Chôros no. 11. Ralf Gothoni met het Fins omroeporkest o.l.v. Sakari Oramo. Ondine ODE 916-2.
Villa-Lobos: Gênesis; Erosno; Amazonas; Zonsopgang in een tropisch woud. Slowaaks omroeporkest o.l.v. Roberto Duarte. Marco Polo 8.223357.
Villa-Lobos: De 17 strijkkwartetten. Danubius kwartet. Marco Polo 8.223389/94 (6 cd’s).
Villa-Lobos: Strijkkwartetten no. 1-3 en 12-14. Bessler-Reis strijkkwartet. Chant du Monde LDC 278.1052 en 278.1066.
Villa-Lobos: Pianowerken. Débora Halász. BIS CD 712 en 812.
Villa-Lobos: As três Marias; Prole do bebê band 1-2. Marc-André Hamelin. Hyperion CDA 67176.
Villa-Lobos: Carnaval das crianças; Guia pratico 1-6. Caio Pagano. Glissando 779.009-2. Villa-Lobos: Prole do bebê; Cirandas; Hommage à Chopin. Sonia Rubinsky. Naxos 8.554489.Villa-Lobos: Missa Sao Sebastiao; Bendita sabedoria; Praesepe; Panis angelicus; Sub tuum praesidium; Ave Maria; Pater noster; Magnificat-alleluia; Cor dulce, cor amabile. Ansy Boothroyd, Elizabeth McCormack, de Corydon Singers en –orkest o.l.v. Matthew Best. Hyperion CDA 66638.
Meesterwerken van de Mexicaanse polyfonie. Werken van Franco, Padilla e.a. Westminster kathedraal koor o.l.v. James O’Donnell. Hyperion CDA 66330.
Muziek uit Spanje en de Nieuwe Wereld. Werken van Franco, Padilla, Guerrero e.a. Hilliard ensemble. Virgin 561.394-2.
Latin American Fiesta. Werken van Chávez, Fernández, Guarnieri e.a. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 60571.