Fonografie Muziek

LIVE OPNAMEN

LIVE OPNAMEN, DE EXTRA VREUGDE VAN

 

De afgelopen week heb ik me intensief bezig gehouden met het 3 cd’s bevattende album Martha Argerich and friends (EMI 476.871-2) met tijdens het door haar opgezette Lugano kamermuziekfestival gemaakte opnamen uit de periode 2002/4. Uit de jaren 2003/4 was er met goeddeels andere uitvoerenden al zo’n uitgave: EMI 562.970-2, 2 cd’s plus een bonus met een populairder programma onder de titel ‘Late night Lugano’.  Het lijkt qua opzet allemaal veel op het aan Schumann gewijde dito met 2 cd’s (EMI 555.484-2) dat in 1994 in het Nijmeegse Concertgebouw De Vereniging ontstond. Beide uitgaven zijn – bij alle eventuele beperkingen - een feest voor het gemoed en maken ons erop attent dat we van Argerich al jaren opnamen hadden moeten ontzeggen als ze niet had toegestaan dat microfoons (en soms ook videocamera’s) bij haar optredens waren toegelaten.

Zonder dat expliciet zeker te weten, lijkt het er namelijk op dat ze geen studio opnamen meer maakt. Op deze manier is haar helaas altijd wat beperkte cd repertoire verder verrijkt. Aan het NPS/NAA archief hebben we bijvoorbeeld ook opnamen van haar te danken: een gemengd Scarlatti/Bach/Chopin/Prokofiev/Bartók/Ginastera recital (EMI 556.975-2) en een Schumann/Ravel dito (EMI 557.101-2) uit 1978/9 uit het Amsterdamse Concertgebouw. Met werken van Prokofiev, Shostakovitch en Stravinsky is van haar een recital met Mischa Maisky uit Brussel beschikbaar (DG 477.532-2) en met Gidon Kremer en Mischa Maisky eentje uit Tokio met werken van Tschaikovsky en Shostakovitch (DG 459.326-2).

Samen met Mikhail Pletnev wijdde ze zich nog wel aan een studio opname van Prokofievs Assepoester suite en Ravels Ma mère l’oye (DG 474.868-2), waarna Pletnev zich live in 2004 in de Zürichse Tonhalle wijdde aan de 18 Morceaux op. 72 van Tschaikovsky (DG 477.537-8). Maar ook aan recente studio opnamen ontbreekt het bij haar nog niet geheel: Beethovens Pianoconcerten nr. 2 en 3 (DG 477.502-6).

Juist kamermuziek en pianorecitals, kleine bezettingen in het algemeen – lenen zich uitstekend voor mooie live opnamen. Dat is ooit begonnen met materiaal van Pablo Casals’ festivals in Prades en Perpignan (Philips/CBS/Sony) en mondde begin jaren tachtig uit in een uitgebreide documentatie van Gidon Kremers Lockenhaus festivals (Philips en ECM).

Een andere beroemde musicus die concerten en het maken van opnamen schuwde, was Carlos Kleiber. Alleen dankzij diverse archieven kunnen we over belangrijk meer repertoire van hem beschikken. Een Beethoven VI (Orfeo C 600.031B) en een Borodin II (Hänssler 93.116) in cd gedaante en – nog welkomer – Mozarts symfonieën nr. 33 en 36, Beethovens nrs. 4 en 7 plus de ouverture Corliolan en Brahms’ nr. 4 op dvd-v (Philips/DG 074-3080 UCH5).

Bij de Philips opnamen van het Saito Kinen orkest onder Seiji Ozawa gaat het ook overwegend om zaalregistraties.

Ook Abbado verkondigde een paar jaar geleden dat hij bij voorkeur alleen nog live concertregistraties laat uitbrengen. Zijn met de Berlijners opgenomen Beethovensymfonieën (dvd-v TDK 10.513, 10515/7), Mahlersymfonieën nr. 3 (DG 471.502-2), 5 (DG 477.071-2), 6 (DG 477-568-4), 7 (DG 471.623-2) en 9 (DG 471.624-2) plus nogmaals nr. 9 met het Gustav Mahler jeugdorkest (Euro Arts 205.400-9 dvd-v), nr. 2 met het Luzern festival orkest (DG 477.508-2 met Debussy’s La mer en TDK 10.53269) en het Verdi Requiem (EMI  en dvd-v 492.693-2) geven daar blijk van.

Iemand die thans ook lijkt te zweren bij directe concertopnamen, is Nikolaus Harnoncourt. Ga maar na, te beginnen met de complete symfonieën van Mendelssohn (Teldec 0630-10021-2) en Schumann (Teldec 4509-90867-2 en 4509-983220-2) produceerde hij de ene na de andere live opname: de pianoconcerten van Beethoven met Aimard (Teldec 0927-47334-2), de Brucknersymfonieën nr. 3 (Teldec 4509-98405-2), 5 (RCA 82876-60749-2), 7 (3984-24488-2), 8 (8573-81037-2) en 9 (82876-5433-2) en Haydns Schöpfung (DHM 82876-58340-2). Van de integrale Amsterdamse opname van de symfonieën van Schubert gaat het alleen bij de Achtste om een directe zaalopname.

Verder schijnt Simon Rattle schijnt steeds meer naar directe concertregistraties te neigen, zoals zijn Berlijnse Mahler V (EMI 557.385-2, dvd-v 490.325-9) en VIII (EMI 557.045-2), Orffs Carmina burana (EMI 557.888-2) illustreren. Eerder wijdde hij zich aan de complete Beethovensymfonieën in Wenen (EMI 557.445-2).

Ook Christian Tielemann maakt meer en meer live opnamen: Bruckners Vijfde (DG 477.537-7), Strauss’ Alpensinfonie met de Rosenkavalier suite (DG 469.519-2) en diens Heldenleben (DG 474.192-2).

Uit de afgelopen tijd herinner ik me andere waardevolle zaalregistraties, zoals van de door Archiv en Philips afgedankte John Eliot Gardiner die het restant van zijn kerkopnamen van de Bachcantates op een eigen label uitbrengt (Soli Deo Gloria SDG 101/4).

Iemand als violiste Anne Sophie Mutter is ook vrijwel alleen nog live via cd te beluisteren: in de vioolconcerten van Beethoven (DG 471.349-2) en Brahms (DG 457.075-2) en Beethovens 10 Vioolsonates (DG 457.619-2) tot Dutilleux’ Sur le même accord (DG 477.537-9) toe. En Alfred Brendel is de laatste tijd als hij met Matthias Goerne in de Londense Wigmore Hall ook ingesteld op direct gewonnen materiaal: eerst Schuberts Winterreise (Decca 467.092-2) en onlangs diens Schwanengesang in combinatie met Beethovens An die ferne Geliebte (Decca 475.601-1).

Op operagebied hebben we enorm veel te danken aan het feit dat DG en Philips jarenlang Wagnerrepertoire in Bayreuth konden opnemen. En hoe waardevol zijn niet de opnamen uit de jaren negentig in die unieke serie Russische werken met Gergiev uit het St. Petersburgse Kirov theater (Philips)? Diezelfde Gergiev liet ook een Tschaikovsky V live vastleggen (Philips 462.905-2) en ging met het Weens filharmonisch orkest verder in zee met Prokofievs Klassieke symfonie, het altvioolconcert van Schnittke (solist Joeri Bashmet) en Stravinsky’s complete Vuurvogel (TDK DV-VPOVG, dvd-v). Met pianist Lang-Lang registreerde hij voor publiek Rachmaninovs Tweede pianoconcert (DG 477.523-1).

Pianorecitals zijn er bij de vleet, bij voorkeur vanuit Carnegie Hall. Zonder alle nummers op te zoeken, schieten me zo in de gauwigheid Horowitz (RCA), Kissin (RCA), Lang-Lang (DG) en Volodos (Sony) te binnen.

Bekend feit is dat menig musicus een gruwelijke hekel heeft aan de kil/zakelijke, steriele studiosfeer met het dictaat van de groene/rode lamp en de voortdurende supervisie van een producer. Pas vrijuit werkend onder normale concertomstandigheden, met verwachtingvol publiek en de spanningen van het moment suprème komen zij tot volle ontplooiing. Die extra frisson, het onder die omstandigheden zo mogelijk even boven zichzelf uitstijgen, bepaalt de meerwaarde van dergelijke ondernemingen.

Of met de jaren steeds meer sprake is geworden van een grotere professionaliteit en discipline bij de musici is een nog moeilijk te beantwoorden vraag. Maar waren vroeger vaak na zo’n zaalopname nog correctie/reparatie sessies ingelast, daar lijkt momenteel nauwelijks meer sprake van te zijn. Bekend in eigen land waren bijvoorbeeld de sessies met Leonard Bernstein.

Vroeger werd – wel terecht – geklaagd dat concertdirecties hun seizoenprogramma’s bepaalden op grond van de spin-offs (revenuen) die de aansluitende, onder studio omstandigheden gemaakte opnamen opleverden. Een bekend voorbeeld is Colin Davis bij het Concertgebouworkest. Maar daaraan hebben we wel een stel prachtvertolkingen van late Haydn- en Dvoraksymfonieën en van Stravinsky’s populairste balletten te danken.

Wat aan de opnametechniek opvalt, is vooral dat deze met sprongen is vooruitgegaan. Natuurlijk lukt niet altijd alles optimaal, er blijven beperkingen en enig geluk moet men hebben. De meeste stoorgeluiden (niet alleen op het podium, maar juist ook van hoestend publiek) zijn uitgebannen. Daar was vroeger veel meer sprake van. Een notoir voorbeeld is de in Sofia in 1958 tot stand gekomen opname (Philips 464.734-2) van Moessorgsky’s Schilderijententoonstelling die gepaard ging met een publieksgeblaf de afdeling sterftebegeleiding van een ziekenhuis waardig. Niettemin was het de mooiste vertolking ooit die Richter van dat werk gaf. Wat Richter betreft, is bijvoorbeeld ook maar de vraag op zijn studio opname met Rostropovitch van Beethovens cellosonates uit 1961 (Philips 464.677-2) ‘beter’ is dan de live beeldregistratie uit 1964 in Edinburgh (EMI 492.848-9). De aanwezigheid van beeld beïnvloedt te zeer het oordeel.

Meestal is tegenwoordig zelfs – als men het niet tevoren weet – nauwelijks te merken dat het om een live opname gaat. Totdat men tot zijn verrassing het vaak niet weggelaten slotapplaus hoort. Grote verschillen tussen studio en live zijn vaak niet hoorbaar.

Hoe professioneel ensembles reageren blijkt misschien wel het duidelijkst uit al die op dvd-v uitgebrachte alweer live concertregistraties, opera- en balletopvoeringen en recitals. Meestal moet men met een loep naar echte fouten zoeken terwijl duidelijk is dat in dergelijke video opnamen moeilijk geluidsynchroon te monteren valt.

Sommige labels bestaan ook louter bij de gratie van live opnamen. Te denken valt vooral aan het pionierswerk van het Londens symfonie orkest, dat onder de naam LSO Live in eigen beheer eigen cd’s ging uitgeven. Later volgden het San Francisco symfonie orkest (o.a. een lopende reeks Mahlersymfonieën met Tilson Thomas), het Concertgebouworkest en nu ook het Londens filharmonisch. Verder bracht het Nederlands filharmonisch met Haenchen in eigen beheer materiaal uit. In al deze gevallen is de productie niet zozeer de bottleneck, maar de goede distributie.

En dan zijn daar natuurlijk de radio archieven die successievelijk zijn opengesteld. In Nederland is dankzij Q-Disc veel moois ter beschikking gekomen: albums met materiaal van het Concertgebouworkest, het Holland Festival en dirigentgericht van bijvoorbeeld Van Beinum, Chailly, Fournet, Mengelberg e.a. In het Duitstalige gebied brachten Orfeo, Preiser en Capriccio veel fraais aan het licht, in Engeland is veel van dergelijk waardevols te vinden bij de BBC Legends en Testament.

Hier zijn slechts wat voorbeelden gegeven van moois dat me al nadenkend en noterend te binnen schiet. Iemand met meer tijd, geduld, speurzin en repertoirekennis kan de lijst natuurlijk nog stukken langer maken.                                                    J. de K.