JONGERENCULTUUR EN MEER
Dat jongeren met wat voor achtergrond ook – autochtoon en allochtoon – geen concerten bezoeken, heeft louter en alleen te maken met een jarenlange traditie van liefdeloosheid en verwaarlozing. Die bepaalt in ons land alles wat met kunst en cultuur te maken heeft.
Hoe kun je een boek, een theater, een concertzaal of een museum serieus nemen en verleidelijk vinden wanneer je opgroeit in een sfeer waarin die stelselmatig worden genegeerd of in het beste geval met dédain, minachting en kleinering zijn bejegend? Wanneer kunstvakken op scholen zijn gemarginaliseerd tot overbodig hobbyisme, die zich verre houden van een diepzinnige, liefhebbende, steekhoudende en vooral veeleisende omgang met de levende kunsten?
Wanneer kunstprogramma’s van de publieke omroep (de commerciële besteedt er absoluut geen aandacht aan) meedogenloos zijn weggedrukt, eerst door ze zo min mogelijk geld te geven, vervolgens door hun uitzenduren naar de randen van de nacht te verbannen en tenslotte hun makers te verwijten dat ze dan te weinig kijkers en luisteraars trekken?
Er bestaat geen esthetische ervaring zonder daaraan voorafgaande grondige kennis, wat alle charlatans van de naïeve belevingscultuur ook mogen beweren. En er bestaat geen gedeelde cultuur zonder regelmatig, grondig onderhoud.
In breder verband heeft het te maken met wat Frank Furedi in zijn boek Waar zijn de intellectuelen? (Meulenhoff) beschrijft, namelijk de teloorgang van traditionele disciplines als de humaniora en de kunst ten faveure van praktische, instrumentele studies. Zeg maar communicatiewetenschap en managent van het toerisme. De achtergrond van die verschuiving is de relativering van de waarheid, het postmodernisme dus.
‘De waarheid is een onderhandelbaar goed geworden’, aldus Furedi. En als de waarheid niet meer zo belangrijk is, maar afhankelijk van de persoon of groep verschillend, waarom zou je je er dan nog druk om maken? Als iedereen zijn eigen waarheid heeft, dan is extra voorzichtigheid geboden. Geen vervelende uitspraken graag. Respect!
Curieus is dat het cynisme over objectieve kennis samenvalt met het idee dat we in een kennismaatschappij leven. Wat is dat dan voor kennis? Praktische kennis, bruikbaar om vooruit te komen in het leven. Geen klassieke muziek.
Hij introduceert de ‘kennisondernemer’ die de plaats inneemt van de docent. Kennis is niet langer macht maar markt. Het leidt tot de volgende paradox: relativering van de waarheid voert tot disciplinering van degenen die haar moeten uitdragen.
Politieke partijen: Bij verkiezingen is het altijd een kwestie de club te kiezen die de minste slechte lijkt. D’66 lijkt een smakeloze filtersigaret naast de zware shag van de PvdA en de geurige sigarenrook van de VVD. De PvdA heb ik belast met herinneringen aan proleten en padjepeeërs als Voskuil, Burger, Den Uyl nooit gekozen. Confessionele partijen waren voor een doorgewinterde seculier, die ooit in Nuenen leed onder R.K. discriminatie en later in Ede onder dito SGP buiten de orde en ‘extreem links’ kwam al helemaal niet in aanmerking.
Redelijkerwijs kun je dan alleen bij D’66 terecht, toch heb ik ook daar nooit op gestemd..
Historie: terug naar de tijd van het bisschoppelijk mandement dat je verbood op Oud te stemmen, het lekenapostolaat van Bas de Gaay Fortman van de PPR die overging in de PvdA. De revolutie van ’68, Geloof in soepgroente in de jaren zeventig, in de kraakbeweging van de jaren tachtig, het vooruitgangsrealisme van de jaren negentig, in de noodzaak om leuk, populair, een beetje op je hurken te ‘communiceren’ van rond de eeuwwisseling, de heilige geest van internet en de regering van managers en verdomming van daarna. Al die wanen hadden een omlooptijd van ongeveer vijf jaar.
Meegedaan heb ik er nooit aan: de verering van de paus, de therapieboerderijen van Tom Pauka, het macramé en werken met kurk, met de new economy, de nieuwshiërarchie die bij voetbal zweert, met de Burke-stichting, de apekool van het bloggerproza en de literatuur van hoofdboekhouders
Nederland is een land waar de dingen in het tegenwoordige jargon zijn ‘losgezongen’ van hun betekenis. Over de strekking van een beeld wordt zelden gediscussieerd, hooguit over de prijs. Angst inboezemende autoriteiten en taboes zijn verdwenen. Alleen hakenkruisen en hoofddoekjes lokken soms nog reacties uit. Het opkomende moslimextremisme is is de peper die het insukkelende, zelfgenoegzame, verwende Westen waarschijnlijk nodig heeft.
Het lijkt erop dat moslimfundamentalismen de enigen zijn in West Europa zijn die normen opleggen op een wijze die zoden aan de dijk zet. Osama Bin Laden heeft de woorden van Heraklitos ‘Al het vee wordt met de zweep gehoed’ ter harte genomen. Westerse democratieën zijn er niet meer op ingesteld om incidenteel de zweep ter hand te nemen. Wel zelfcensuur uit zelfbehoud. Niemand durft het meer over ‘geitenneukers’ te hebben
Ben ik een man zonder opinies? Bezit ik affiniteit maar ook antipathieën? Zeker en ook opinies.
Als ik Nederland bezie, krijg ik visioenen van Rome aan de vooravond van de ondergang. De decadentie, het kabaal, het gebazel, de vormloosheid, de alomtegenwoordige banaliteit, de verveelde rijkdom die afspat van glanzende carrosserieën al dan niet als P.C. Hooft traktor, de toenemende xenofobie, het hysterische exhibitionisme op de TV, iedereen die zijn eigen norm is en dat uitkraait, de minachting voor politie en leraren, de kennis en cultuur in verval.
Het gezicht van de media in het algemeen en de televisie die letterlijk en figuurlijk steeds platter wordt in het bijzonder wordt bepaald door nichterigheid: overdrijf, wees vals, smeer het vet uit, wees brutaal en eenduidig, maar speel een spel, het is maar een maskerade. Hoe exuberanter, hoe authentieker. Veel gebabbel met een zeer gering soortelijk gewicht.
Toekomstfun
‘Voorspellen is moeilijk, zeker als het om de toekomst gaat’, is een gevleugeld woord. Onze verbeeldingskracht schiet tekort om ons een radicaal andere samenleving voor te stellen. Vandaar dat onze visionaire blik zich altijd bepaalt tot karikaturen van het heden: wenselijke of onwenselijke toestanden van vandaag die tot in het gigantische worden uitvergroot.
Dat begon ongeveer bij Huxley’s Brave new world en werd vervolgd met Orwells 1984 (en in mindere mate Animal farm). Tijdens de Koude Oorlog waren er diverse scenario’s van een genre waarin werd beschreven wat mogelijkerwijs zou gebeuren als de atoombom valt met Stanley Kubricks film Dr Strangelove als een der hoogtepunten. Maar zo’n scenario is geen antiutopie. Na de Koude Oorlog verscheen op dit gebied ook niets bijzonders meer. Dankzij de Nieuwe Economie zou iedereen alleen maar rijker worden, of hij wilde of niet.
Het heet dat op 9/11 (of beter 11/9) officieel de nieuwste tijd is aangebroken; eigenlijk al veel eerder, maar toen werd het voor iedereen onvermijdelijk zichtbaar. In de loop van de jaren die volgden, hebben we nieuwe wereldconstanten leren onderscheiden; de factoren die in hoge mate ons doen en laten en onze verwachtingen bepalen. Een summiere opsomming:
1. Het internationale terrorisme waarvan we aannemen dat het voortkomt uit het moslimfundamentalisme of mogelijk juister het islamfascisme en dat zijn asymmetrische oorlog voert. Het gecompliceerde, maar niet echt effectieve verweer, de macht van de veiligheidsdiensten en het industrieel militair complex.
2. De voorspoedige, helaas niet te stuiten voortgang van de cultuur van het entertainment. Games, pop/rock festivals, dance/disco, verre reizen naar tropische paradijzen, voetbal, de Tour, kortom de wereldrevolutie van de fun.
3. Daaraan verbonden: de sluipende gedaanteverwisseling van de westerling, de vraatzucht, de onbeschoftheid, het egoïsme, de botheid als levensbekorende ziekte.
4. De groei van internet over de wereld, de onbegrensde capaciteiten van de computer, de chip, alle info zo snel mogelijk voor iedereen, ook via mobieltjes met sms-, foto-, tv- en filmcapaciteit. Vertegenwoordigd door internetgoeroe Kevin Kelly met de uitspraak: ‘quintillion translators, billion clicks per day’.
5. Verandering van het klimaat, smelten van ijskappen, slinkende gletsjers, overstromingen, catastrofale droogte. Waardoor het komt is secundair en omstreden; hoofdzaak is dát het onafwendbaar gebeurt.
6. Toenemende uitputting van energiebronnen, van de natuur in het algemeen, gepaard gaande aan verdere industrialisering, motorisering en verkwisting van hulpbronnen door de mensheid.
Zo is het wel genoeg. Met deze factoren kan iemand met enige verbeeldingskracht zeker vijf antiutopieën bedenken. Over vier jaar: de wereldkampioenen voetbal worden onderbroken door een vloedgolf. Miljoenen pafferige, lallende dikzakken proberen zich te redden, maar de pompen hebben geen benzine meer en het toch al verwaarloosde openbaar vervoer wordt geteisterd door bomaanslagen. Via internet schreeuwt iedereen om hulp, maar door een grootschalige stroomstoring vergeefs. Je kunt er ook een game van maken. Begin nu want het is fun!
Infobombardement
In het begin van de jaren negentig leden vooral jonge mensen aan het Attention Deficit Syndrome, een uiteraard in Amerika ontdekte kwaal. De patiënt, meestal iemand tussen de tien en de twintig, slaagde er niet in om zijn hersens bij één onderwerp te houden. Dat kwam van de consumptiemaatschappij die hem van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat met onweerstaanbare verleidingen bestormde. Het archetype van de ADS-lijder is de ezel die er niet in slaagt om te kiezen tussen het heerlijkste hooi en het zuiverste water en die bijgevolg tegelijkertijd verhongert en verdorst.
Het ADS verscheen in twee vormen: òf de patiënt slaagde er niet in tot een keuze te komen en verkommerde in besluiteloosheid, òf hij wilde alles hebben en voegde zoveel mogelijk de daad bij de wil. Dit laatste nu is intussen normaal geworden.
De consumptie-industrie heeft sindsdien nog veel meer begerenswaardigs op de markt gebracht en over ADS horen we niets meer. Intussen is het volgende psychologische verschijnsel ontdekt: de Continuous Partial Attention. De CPA wordt niets als een kwaal of een afwijking beschouwd. Eerder moeten we aan een mutatie denken, in de betekenis van een natuurlijke aanpassing. De mens plooit zich naar zijn omgeving, leert en verwerft zich een nieuwe weerbaarheid. Dat is bekend.
Sinds de computer tot handgereedschap is geworden en de digitale techniek verder tot de nerven van het dagelijks leven doordringt, moeten we er rekening mee houden dat een generatie in opkomst is die door een diepe kloof van alle volwassenen zal zijn gescheiden. Dat is niet mijn wijsheid, maar die van Maurice Saatchi, het wereldbekende reclameopperhoofd en de uitgedragen opvattingen in het onlangs verschenen boek Generatie Einstein, slimmer, sneller, socialer van Jeroen Boschma en Inez Groen. Dit in tegenstelling tot de heersende indruk dat het gedegen onderwijs intussen failliet is.
Op gezag van niet nader genoemde sociale wetenschappers verdeelt Saatchi de postmoderne mensheid in digitaal geborenen en digitale immigranten. Iedereen die ouder is dan 25, is een digitale immigrant. De jongeren hebben spelenderwijs met alle voor ouderen nog altijd vreemde, nieuwe spullen leren omgaan. “Voor de tiener van vandaag is het de normaalste zaak van de wereld om binnen dertig seconden zijn mobieltje te beantwoorden, een sms’je te sturen, een tekst te verzenden, een foto te ontvangen, een beetje te gamen, een stukje muziek te downloaden, een tijdschrift te lezen en de reclame op de televisie te bekijken, dit allemaal zes maal sneller dan de digitale immigrant dat doet. Ze spreken accentloos digitaals.” Zegt Saatchi.
Gaan ze studeren, dan hebben ze in minder dan geen tijd een scriptie opgegoogled. Wij denken dat het mediafragmentatie is, een jungle waarin we van alle kanten door info worden belaagd en overspoeld; zij beschouwen het als hun natuurlijke omgeving.
Ik dacht even aan Michel de Montaigne (1533-1593). Die heeft zijn beroemde Essais geschreven in de bovenste kamer van een kasteeltoren. Om daar te komen, moest hij een lange kurkdroge trap op. Als Montaigne aan het werk was en hij hoorde de onderste treden van die trap onder de voeten van een bezoeker kraken, werd hij al dol van woede over de storing. Het is daarvan een heel zuiver voorbeeld: je bent met iets bezig, ‘je gaat erin op’, dat wil zeggen, je verliest je in je bezigheid. Dan komt er plotseling iets of iemand doorheen kakelen, weg concentratie. Alles wordt dan gereduceerd tot een krakende traptrede.
Een groeiend aantal mensen verdient zijn geld met het storen van een toenemend aantal andere mensen. Je bent aan het werk of aan het lezen. Ring, ring, telefoon. Aan de andere kant van de lijn zit een meisje of een jongen van de nieuwste generatie die je in haar of zijn authentieke generatieaccent iets wil verkopen dat je nooit zou willen hebben. Misschien houd je uit beleefdheid en taalkundige belangstelling het gesprek even gaande, hoort hoe krom menige zin is, maakt kennis met nieuw jargon, merkt hoe halve woorden worden ingeslikt en zegt dat het je spijt, maar dit wil je niet.
Werk klaar, boek gesloten. Naar buiten, maar eerst even in de brievenbus gekeken. Daar liggen in plastic verpakking ettelijke reclamefolders met kleurige aanbiedingen van spullen die je evenmin wenst of nodig hebt hoewel de bus is voorzien van een dubbel nee sticker. Gewacht op bus of tram, tegenwoordig vaak ook al van lichtkrant of zelfs tv voorzien met nieuws over omleidingen, het liefdeleven van Britney Spears, een nieuwe tsunami en slachtoffers in de Gazastrook.
Je ziet hoe een paar van die nieuwe Einsteins dat alles aandachtig met één oog volgen terwijl ze met het andere naar buiten kijken, intussen op de toetsen van hun mobieltje drukken en via hun oordopjes naar verdunde mp3 muziek luisteren.
‘Mediafragmentatie’. Reeds nu een van de kenmerkende begrippen van 2006. Nog altijd ben ik van mening dat je maar één ding tegelijk echt goed kunt doen. Steeds meer worden we de eindmorene van een gletsjer die zijn vergeetwaardige flauwekul bij ons naar binnen schuift. Het is duidelijk: ik ben een gemankeerde Einstein.