Fonografie Muziek

INSPIRATIEBRONNEN

INSPIRATIEBRONNEN – EEN SPECIFIEK ROMANTISCH FENOMEEN

 

Kwesties van subjectiviteit en kruisbestuiving

Scheppende romantische kunstenaars maakten een deugd van de subjectiviteit en van hun eigen emotionele reacties op situaties. Een werk als Goethe’s Leiden des jungen Werther bepaalde de trend, Byron en anderen volgden. De muzikale romantiek is vervuld van subjectiviteit. Berlioz’ Symphonie fantastique vertelt over zijn liefdesleven, Schumanns Carnaval gaat over hemzelf en zijn vrienden, net als Elgars Enigmavariaties; Richard Strauss’ Ein Heldenleben en Sinfonia domestica gaan geheel over hemzelf en zelfs minder subjectieve componisten als Brahms verwerkten persoonlijke gegevens – in dit geval het F-A-F Frei aber Froh thema aan het begin van zijn 3e symfonie; Dit als contrast van het F-A-E Frei aber einsam motto dan o.a. in de gezamenlijke vioolsonate van Schumann, Dietrich en Brahms voorkomt. Laatstgenoemde droeg het scherzo bij – in hun muziek.De romantiek had ook vaak een politieke kant; een van de consequenties van Rousseau’s filosofie was de Franse revolutie. Zowel Chopin als Liszt gebruikten de muziek om hun nationale oorsprong (Pools en Hongaars) te proclameren en de nationalistische kanten van het landschap en de volksmuziek waren in de romantiek ideale vehikels voor bijvoorbeeld Dvorak en Grieg om de ritmen en melodieën van hun vaderland (Bohemen en Noorwegen) in hun muziek te integreren. Russische componisten als Tschaikovsky en Moessorgsky introduceerden – in verschillende mate – ook nationalistische elementen en Duitse componisten toonden eveneens een grote vaderlandsliefde.Geen wonder, dit alles. De romantiek begon immers als een reactie tegen het heersende dominante intellectuele klimaat. De 18e eeuw geldt als “Tijdperk van de Verlichting” en wordt gemarkeerd door een diep geloof in de menselijke rede. Het was een periode van orde, terughoudendheid en formaliteit, zoals blijkt uit de architectuur van Palladio, de gedichten van Pope en de muziek van C.P.E. Bach en Haydn. De denkers uit de Verlichting geloofden stellig in de menselijke maat der dingen en keken neer op alles dat naar bijgeloof zweemde. Sprookjes en legenden, al het bovennatuurlijke en zonderlinge werden gemeden. Ook de tastbare natuurwereld was iets dat moest worden getemd; wat we nu landschapsarchitecten noemen beleefden een glorietijd. De componisten uit de 18e eeuw gaven de voorkeur aan duidelijk bepaalde structuren als de sonatevorm en de symfonie. Het was een tijd waarin begrippen als “enthousiasme” en “passie” bijna taboe waren.De eerste reactie daartegen was de primair literaire Sturm und Drang beweging. De muzikale ontwikkeling liep altijd al achter die op literair en schilderkunstig gebied aan tenslotte. De naam is te danken aan een stuk van de Duitse schrijver Klinger uit 1777. Deze beweging geloofde in de expressie van emotionele uitersten, maar de muzikale manifestatie daarvan in de mineur symfonieën van C.P.E. Bach en Haydn bleef heel beschaafd en terughoudend. Deze componisten driegen nog niet het hart op de tong. 

Zwervers en griezelverhalen

Aan het eind van de 18e eeuw begon de Verlichting af te brokkelen. Jonge schrijvers kregen aandacht voor de volkstraditie, voor folklore; dichters kregen een voorkeur voor de simpele balladevorm en ontleenden inspiratie aan de natuur in zijn ruigere vormen. De belangrijkste romantische schrijver, Goethe, schreef novellen en gedichten waarin de kunstenaar centraal stond; hij werd vaak uitgebeeld als eenzame figuur, vechtend tegen een hem vijandige wereld en alleen troost vindend in de pracht van de natuur, hoe meedogenloos die soms ook is. Rousseau, de grote dichter van de romantiek verkondigde naar het motto “Terug naar de natuur” een soort pantheïstische, anti-urbane natuurliefde nog in de achttiende eeuw. Er is natuurlijk ook heel wat muziek met natuurimpressies van vòòr die tijd. Alleen al Vivaldi’s opus magnum Le quattro stagioni en Haydns Die Jahreszeiten wijzen daarop. Maar de romantische muziek beschrijft pas echt de landelijke wereld, gefilterd door de menselijke psychologie. Schuberts Winterreise toont een landschap gezien door een naar liefde smachtende geest die de vertwijfeling nabij is. Het Waldweben uit Wagners Siegfried is ook een landelijke zelfreflectie op de psychische toestand van de held. Wat minder melancholiek zijn Mendelssohns landschapsbeschrijvingen van Schotland en Italië in zijn Schotse en Italiaanse symfonie en Smetana’s dito’s uit de cyclus Má vlast, met name Vltava, De Moldau en Uit Bohemens velden en bossen.Romantische schrijvers stortten zich ook enthousiast op volksverhalen en legenden met al hun inherente bovennatuurlijke elementen.Ondine, de watergeest spookt bijvoorbeeld niet alleen in Chopins 3e Ballade en in Lortzings opera Undine, maar ook in Ravels Gaspard de la nuit. Een ander soort waternimf komen we in Dvoraks opera Rusalka tegen. Het is slechts één voorbeeld uit vele.In de vroegste romantische geschriften en schilderijen is de kunstenaar een eenzame zwerver, een verschoppeling, die tegen het noodlot strijdt. Zwervers staan centraal in menig lied van Schubert, maar ook bij Wagner, met name in de figuur van Siegfried. Maar zelfs Wodan, de oppergod, wordt in Götterdämmerung een “Wanderer”. De koormuziek van Brahms biedt ook een schuilplaats aan zwevers, met name natuurlijk de Altrhapsodie. Later worden die zwervers supermensen, zoals in Richard Strauss’ Also sprach Zarathustra naar Nietzsche.Bovennatuurlijke verhalen komen in zwang; er was een hype voor zonderlinge en sensationele griezelverhalen. De neerslag van het soort griezelverhalen treffen we om te beginnen aan in de Heksensabbat uit Berlioz’ Symphonie fantastique, in een lied van Schubert als Erlkönig, in Mendelssohns Erste Walpurgisnacht, in de Totentanz en Mephistowals van Liszt maar ook Moessorgsky’s Nacht op de kale berg, eigenlijk Johannesnacht op de kale berg naar het toneelstuk De heks van Georgi Mengden, Saint Saëns’ Danse macabre (naar een gedicht van Henri Cazalis) behoren tot deze categorie met zelfs Dukas’ L’apprenti sorcier – weer Goethe met Der Zauberlehrling - en Francks Chasseur maudit (naar een ballade van De Burger) als verre verwanten. En wat te denken van Mahlers Klagendes Lied en Schönbergs Gurrelieder? Overigens: Moessorgsky’s Johannesnacht is op zijn beurt gelieerd met het verhaal van Gogol dat leidde tot zijn opera De jaarmarkt van Sorochinskaya. Nog meer kruisbestuiving.Romantische schilderijen zoals die van Caspar David Friedrich beeldden eenzame figuren in mysterieuze landschappen af. De centrale figuren tussen het muzikale classicisme en de romantiek zijn Beethoven en Schubert. Hoewel beiden vasthielden aan klassieke vormen, zochten beiden ook naar nieuwe, persoonlijke expressiemiddelen. Allebei werden ze danig beïnvloed door romantische schrijvers als Goethe en Schiller. Nadat hij Napoleon als held had geschrapt, maakte Beethoven van zijn 3e symfonie een persoonlijke verklaring over de kunstenaar als held. Daartoe verlengde hij de vorm en intensiveerde hij de inhoud, zo een ultieme artistieke test voor latere componisten leverend.Maar als opperste emotionele ervaring gold in de romantiek het primaat van de al dan niet mislukte liefde. Goethe’s poëzie is vervuld van liefdessmart. Later, onder invloed van Schopenhauer, ontwikkelde Wagner een theorie waarin de liefde sterker is dan het leven. Die gedachte vindt zijn weerslag vooral in zijn Tristan und Isolde, maar ook in de Ring. Daar kan uitsluitend zuivere liefde de wereld redden en de boosaardige vloek van de machtsring breken.Schubert vond een volmaakt transportmiddel voor zijn persoonlijke expressie in het lied, waarin zijn gave voor melodie en een talent voor compact drama worden verenigd door literaire invloeden, met name die van Goethe, Schiller, Mayrhofer, Müller (Schöne Müllerin en Winterreise), Rellstab, Heine en Seidl (Schwanengesang) Grillparzer, von Collin, Körner, Hölty Schlegel en in mindere mate van Leopold, Matthisson, Kosegarten, Silbert, Claudius, von Baumberg, Bertrand, Engelhart, Rochlitz, von Schober, von Bruchmann en von Willemer. Schuberts liederen zijn vol met zwervende figuren, wilde landschappen en vervuld van een merkwaardige filosofie.De literatuur was enorm belangrijk voor de meeste romantische componisten. Sommigen meenden dat een literaire achtergrond onontbeerlijk was om een muzikaal verhaal te vertellen. Het eerste volbloed romantische werk in deze geest is Berlioz’ Symphonie fantastique, een muzikale beschrijving van Berlioz’ eigen beproevingen en tegenspoed in de liefde. Om zijn wilde, door drugs beïnvloede verhaal tot leven te wekken, zocht Berlioz naar nieuwe orkestklanken. Hout- en koperblazers kregen een nieuwe opwindende en kleurige rol toebedeeld. Andere componisten volgden dra. Liszt schreef een orkestratie voor zijn pianoconcerten die in de 18e eeuw als heel vulgair zou zijn beschouwd. Liszt schiep een beeld van de componist en musicus als flamboyant genie dat tot op heden stand hield. In die visie zijn componisten opmerkelijke, meer dan levensgrote figuren met kleurige levens als Chopin (die, zijn liefdesleven ten spijt, gereserveerd en sarcastisch was), Schumann, Wagner en Tschaikovsky.Liszt werd gewild of ongewild beschouwd als de leider van de “Nieuw Duitse school” in de muziek, een richting waarbij de vorm altijd ondergeschikt was aan de inhoud. Hij was gefascineerd door de literatuur en zijn orkestwerken zijn vrijwel alle programmatisch. Als resultaat ontstond het symfonisch gedicht, dat ook in Frankrijk navolging vond bij Franck, Dukas en Saint-Saëns. Maar de grootmeester op dit gebied was Richard Strauss, die zelf verhalen schiep rond zijn voorkeurs thema’s. Sibelius volgde.Als Liszt traditionele vormen als de sonatevorm hanteerde, boog hij ze in de gewenste richting. Liszt had grote invloed op Wagner, die de opera hervormde, de technische vooruitgang bij de productie van muziekinstrumenten volgde om intens chromatische harmonieën te kunnen toepassen. Harmonieën dus die in tegenstelling tot de tot dan toe gebruikte vaste harmonieën glijdend en zwervend waren, precies wat de romantici wensten.Maar niet alle romantische componisten keerden zich af van de traditionele beproefde vormen. Chopin en Schumann kozen een “halverwege” benadering en hielden vast aan de conventionele sonate- en concertvorm. Als Schumann zich persoonlijker, autobiografischer wilde uiten, koos hij de vorm van albums met muziek – meestal miniaturen – voor solopiano en greep hij naar het lied waar Schubert was opgehouden. Chopin bedacht een “literaire” pianovorm, de ballade en vroeg de aandacht voor de volksritmen van zijn vaderland Polen in zijn polonaises en mazurka’s. Dat werd een belangrijke trend: de muzikale expressie van nationalisme. Een trend die bij Dvorak, Smetana, Tschaikovsky, Grieg en Sibelius tot grote bloei kwam.Romantische componisten als Brahms die stug vasthielden aan de overgeleverde tradities en conventies zijn in het verband tussen literatuur, beeldende kunst en muziek minder interessant. Deze algemene inleiding van het “Umfeld” lijkt nuttig voordat nader wordt ingegaan op de diverse onderlinge beïnvloedings resultaten. 

De ultieme muzen uit de muziek

Misschien een geïdealiseerd beeld: achter iedere goede componist gaat een muze schuil. Bij een poging om die muzen te rubriceren, kunnen ze in zeven hoofdcategorieën worden ingedeeld: de dichters/schrijvers, sprookjes, de mythen, de schilders, de weldoeners, de minnaars en de vertolkers/bestuurders. Gemeen hebben deze dat ze veel van de mooiste muziekwerken hebben geïnspireerd. Het is zelfs vrijwel onmogelijk om veel van onze opera’s, liederen en orkestwerken voor te stellen zonder dat daaraan de hierna te noemen belangrijkste inspiratiebronnen waren te pas gekomen. De lijst kan ad lib door iedereen met interesse voor de materie worden aangevuld. Dit is slechts een eerste aanzet voor een typisch work in progress dat door iedere lezer ad lib kan worden voortgezet. Denk bijvoorbeeld ook aan bijbelse figuren.Hoe vaak zou een goed functionerende Timemachine van Wells geen uitkomst kunnen bieden? Bijvoorbeeld om een uitstapje te maken naar het Mantua tussen 1600 en 1608. Dan zou kunnen blijken of Monteverdi contact had met Rubens en vice versa. Ze moeten elkaar haast gekend hebben toen beiden in dienst waren van hertog Vincenzo Gonzaga en verplicht waren met hem op reis te gaan. Voelden zij enige verwantschap? Bewonderden ze elkaars werk? Hadden ze invloed op elkaar? Duidelijke blijken daarvan zijn niet overgeleverd.Van latere componisten weten we iets meer. Bijvoorbeeld dat Händel schilderijen verzamelde. Hij bezat tenminste één Rembrandt en twee Canaletto’s. Trekken van die schilderkundige meesterwerken zijn in zijn muziek moeilijk aanwijsbaar en toch lijkt men Händel iets beter te kennen nu bekend is hou hij zijn huis in Brook Street, Mayfair, inrichtte. Jammer dat onbekend is welke boeken hij bezat. Die werden namelijk in tegenstelling tot zijn schilderijen niet gecatalogiseerd.In wezen weten we weinig van de inrichting van de geesten van de componisten tot het midden van de 19e eeuw. We weten nu niet alleen wat Berlioz las en de toneelstukken die hij bezocht, maar ook dat hij een bewonderaar was van de Cecil B. De Mille onder de schilders, John Martin (“Mad Martin” zoals tijdgenoten hem noemden). Telkens wanneer Berlioz zijn eigen muziek als “Babylonisch, Ninevitisch” omschrijft, blijkt dat hij denkt aan de sensationele beelden van Martin.We weten ook dat Debussy van Oosterse kunst, de pre-Raphaelieten en Turner hield; misschien kunnen we dat in zijn muziek terughoren (zien?).  

Liszt als archetype

Bij de aartsromanticus Liszt verdwijnen de grenzen tussen de kunstvormen echt. Veel van zijn werken zijn door de natuur of door een kunstwerk geïnspireerd. Op literatuurgebied had hij een goede smaak. Hij had ook het voordeel thuis te zijn in tenminste drie talen. Zijn liederen zette hij niet discrimenerend tussen culturen en taalgebieden op tekst van Goethe, Heine, Schiller, Hebbel, Geibel, Rellstab, Uhland, Schober, Lenau, Bodenstedt en Von Fallersleben uit de Duitstalige wereld, Racine, Hugo, Dumas, de Musset, Lamartine (met zijn Méditations poétiques ook stamvader van Les préludes), Roquette en Béranger uit de Franstalige en Petrarca uit de Italiaanse en St. Franciscus. Zijn enige uitstapje in het Engels met Go not, happy day is op basis van Tennyson. Een tekst van Tolstoi verbond hem met Rusland. Er zijn twee andere groepen composities waarin Liszt tracht een kunstvorm of een visuele impressie te interpreteren in termen van zijn eigen kunst. Dat is wat hij in essentie doet in al die “parafrasen” en “fantasieën” over opera’s van andere componisten. Een enkele keer gebruikt hij de melodie van een populaire hit uit zijn tijd om daar een eigen virtuoos succesnummer van te maken. Bekende opera-aria’s uit het werk van Auber, Rossini, Wagner, Mozart, Bellini, Meyerbeer, Glinka, Verdi, Weber, Beethoven, Berlioz, Tschaikovsky en Gounod, bien étonné de se trouwer ensemble ondergingen zo een metamorfose. Ook liederen van Schubert, Schumann, Beethoven en Mendelssohn werden verwerkt, zelfs het Halleluja uit Händels Messiah. Maar vaker probeert hij de sfeer van de bewuste opera op te roepen met alle subtiele effecten die hij aan de steeds verbeterde concertvleugel kan ontlenen als Dichter aan de piano. Iets dergelijks doet hij met zijn natuurimpressies. Om de fonteinen uit de Romeinse Villa d’Este op te roepen, gebruikt hij virtuositeit als middel om de neervallende stromen waterdruppels te imiteren, maar veel in het stuk is contemplatief en sereen: kijkend naar de fonteinen werd Liszt zoals hij zelf  volgens een inscriptie in de partituur zegt evenzeer herinnerd aan de woorden van Johannes over het water des eeuwigen levens. Ook aan de cypressen bij die villa wijdde hij een impressie in zijn aan Italië gewijde Années de pèlerinage, waarin ook Après une lecture de Dante (de Dantesonate) een plaatsje vond. En in het 3e, aan Zwitserland gewijde deel van dat werk treffen we “vertalingen” aan van de Kapel van Wilhelm Tell, de Vallée d’Obermann en de Cloches de Genève. Een vreemde eend in de bijt is in dit verband  het pianostuk Bunte Reihe naar de destijds beroemde violist Ferdinand David.Met andere woorden: Liszt gaat verder dan letterlijk illustratiewerk en om hem goed te kunnen volgen is het nodig om meer te weten over de meubilering van zijn geest. Zijn normale woninginrichting was volgens de geleerden behangen met erg slechte schilderijen. Zijn Sint Franciscus van Paola wandelend op de golven is, zoals vaak wordt beweerd, gebaseerd op een bijzonder slecht schilderij van E.J. von Steinle. Dat mag waar zijn, maar dat schilderij betekende veel voor Liszt omdat het een geschenk was van de vrouw met wie hij bijna trouwde, prinses Carolyne von Sayn-Wittgenstein. Het ging om Liszts eigen schutspatroon en hij beschouwde het als een portret van zichzelf, kalm temidden van de storm, geleid door geloof, hoop en liefde. Het prijkte ruim dertig jaar op Liszts bureau. Diverse andere werken waren geïnspireerd door schilderijen van de – in onze huidige ogen – afschuwelijk sentimentele Ary Scheffer. Maar Scheffer was een persoonlijke vriend, een in zijn tijd enorm populair kunstenaar, met name bij religieuze mensen als prinses Carolyne en Liszt. En dan hebben we het nog niet over het historiestuk Die Hunnenschlacht van Von Kaulbach, de aanleiding tot het gelijknamige symfonische gedicht.Liszt wordt ook bekritiseerd omdat hij hield van het werk van Moritz von Schwind, maar hoe kon hij een artiest weerstaan die niet alleen een cyclus fresco’s had geschilderd van het leven van Sint Elizabeth, de patroonheilige van Hongarije (Liszt baseerde daar een oratorium op), maar die als jongeman ook een goede vriend was geweest van Schubert, een componist die door Liszt zeer werd bewonderd? En zo slecht was Von Schwind nu ook weer niet. De Lisztdeskundigen hebben ook geen goed woord over voor een schilderij van Mihály Zichy waarop Liszt zijn late Tondichtung Vom Wiege bis zum Grabe baseerde, hoewel bijna niemand dat portret kent. Het gaat in wezen om een reeks scènes die de muziek tonen ter begeleiding van alle levensstadia vanaf de geboorte tot de dood. Zichy zag het als een fresco decoratie voor de wand van een ronde concertzaal. Een idee dat Liszt en ook Wagner enorm moet hebben aangesproken.Sommige critici worden heel zuur als Liszt uitging van echte grote kunst, zoals Il penseroso (naar Michelangelo) en Spozalizio (naar Raphael) uit Années de pèlerinage. Ze beschouwen het als “devote of verheven impressies van een gevoelige toerist”. Il pensiero is echter een oprechte poging om het pianistische equivalent van Michelangelo’s grandeur te vinden en ook als het resultaat nu eens aan Beethoven en dan weer aan Wagner doet denken, hoeveel dichter kun je Michelangelo in de muziek benaderen? En Spozializio is niet slechts de reactie van een pianodichter op Raphael, maar op Italië en meer in het bijzonder op het Italiaanse licht en een groots religieus beeld. Een groot gedeelte van Liszts werken is door religie geïnspireerd. Daaronder veel stukken die zelden worden gespeeld. Als kind al wilde hij priester worden, maar pas na de virtuoze jaren en de vele liefdesaffaires werd hij dat op nogal omstreden manier.Slechts weinigen zijn positief over In de Sixtijnse kapel. Maar als zelfportret van Liszt in de jaren nadat zijn plan om met de prinses te trouwen was gesaboteerd en nu hij priester van een lage kerkorde was die alleen en vermoedelijk eenzaam onder de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse kapel wandelde en die troost vond in de godsdienst en in een aangenaam treffen met twee van de geesten uit die kapel – Allegri en Mozart (Allegri’s Miserere en Mozarts Ave verum worden geciteerd) – vormt Evocation à la chapelle Sixtine een treffend kort orgelstuk, ook weer een blijk van de inrichting van Liszts geest.Maar hoog tijd nu voor een meer algemeen overzicht van inspiratiebronnen.  

Schrijvers/dichters

 Dante Alighieri (1265 – 1321)Dante and Beatrice zelf vinden we terug bij Bantock, Dante e il fabbro en Dante il Genovese bij Sacchetti. Maar zijn werk is in verschillende vormen op muziekgebied terug te vinden. Bij Liszt als Dantesymfonie en Dantesonate. Dan is daar Tschaikovsky’s Francesca da Rimini, een thema dat ook ten grondslag ligt aan werk van Rachmaninof, Goetz, Foote en Zandonai, terwijl Rossini en Verdi ook niet om Dante heen konden. Francesco Petrarca (1304 – 1374)Zijn sonnetten ving Liszt op vrij abstracte manier in zijn Petrarca sonnetten voor piano. De teksten dienden Monteverdi, Schubert, Liszt en Schönberg voor vocale uitingen. Buonarroti Michelangelo (1475 – 1564)De beeldhouwer, architect, schilder en dichter is tenminste als dichter eer aan gedaan door Britten in zijn 7 Sonnets of Michelangelo en Shostakovitch in zijn  11-delige Liederensuite op verzen van Michelangelo. Miguel de Cervantes Saavedra (1547 – 1616)Het opus magnum van deze Spanjaard werd na 1972 vooral populair dankzij de verfilmde musical The man of La Mancha van Mitch Leigh met bijdragen van Purcell, Eccles, Lenton, Stanley, Tollet, Courtville, Compton en anderen. Een hoogtepunt van de muzikale Don portretten vormt natuurlijk het symfonisch gedicht van Richard Strauss. Dan is er uiteraard de opera van Massenet. Maar probeer ook eens de balletmuziek van Minkus en Gerhard, het “muzikale beeld” van Anton Rubinstein, de 6 karakteristieke pianostukken van Korngold, het tromboneconcert (!) van Sandström en de televisiemuziek van Schifrin. Dan zijn er onder fraaie titels de afgeleiden, zoals Salieri’s Don Chisciotte alle nozze di Garnace, Obradors Don Quijote de la Mancha, Telemanns Don Quichotte auf der Hochzeit des Comacho en Boismortiers Don Quichotte chez la duchesse. William Shakespeare (1564 - 1616)De vermoedelijk grootste toneelschrijver had een enorme invloed op de Westerse klassieke muziek, met name op de romantische muziek omdat zijn stukken pas sinds het eind van de achttiende eeuw buiten de Engelssprekende wereld bekend werden. Tot die tijd ontfermden alleen Engelse componisten zich over materiaal van Shakespeare. Purcell bijvoorbeeld met zijn Fairy Queen en Timon of Athens, Locke met toneelmuziek bij The Tempest. Arne bracht veel op zijn naam: As you like it, Love’s labour lost, Much ado about nothing, The tempest en Twelfth night. Van Boyce kennen  we werken geïnspireerd door Romeo en Julia en Winter’s tale (Florizel and Perdita), Thomas Linley leverde een bijdrage met Ode on the witches and fairies en Robert II Johnson leverde toneelmuziek bij The tempest. Dan zijn er nog een Tempest opera uit 1756 van John Christopher Smith en toneelmuziek bij datzelfde stuk van John Weldon uit 1712.Van Beethoven is bekend dat hij – gevraagd naar een toelichting bij zijn Pianosonate no. 17 in d op. 31/2 – moet hebben gezegd: “Lees Shakespeare’s Tempest”. Dat stuk was uitgangspunt voor heel wat andere composities: toneelmuziek van Chausson, Sullivan, Honegger en Sibelius, een opera van Martin, symfonische gedichten van Fibich en de Amerikaan Cliff Eidelman (1996), balletmuziek van Nordheim en last but not least Tschaikovsky’s symfonische fantasie  op. 18 (een andere Storm op. 76 van Tschaikovsky is gebaseerd op een stuk van Ostrovsky).Mendelssohns ouverture bij A Midsummer Night’s Dream was een van de vroegste stukken op het gebied van de descriptieve muziek bedoeld voor concertuitvoering.  Dat Britten zich ruim een eeuw later ook met succes bezighield met de Midsummer Night’s Dream is algemeen bekend, dat zijn landgenoot Hackett een gitaarconcert op dit thema schreef, zal echter nauwelijks zijn opgevallen.Dat romantische initiatief van Mendelssohn werd al gauw gevolgd door het intense enthousiasme van Berlioz voor de stukken van Shakespeare, die werd gevoed door zijn liefde voor de actrice Harriet Smithson. Van hem zijn een Ouverture King Lear en de dramatische symfonie Roméo et Juliette. King Lear hielp Balakiref en Shostakovitch aan toneelmuziek (Shostakovitch ook aan latere filmmuziek op. 137) en Aribert Reimann aan een opera. Romeo and Juliet zorgde kwantitatief voor de meeste muziekwerken, chronologisch gezien te beginnen bij  Boyce in 1750 en Benda in 1776. In Rusland confirmeerde Tschaikovsky zich in 1880 als een der eersten aan de romantische traditie met zijn fantasie-ouverture Romeo en Julia, een thema dat hij in 1893 nog eens toespitste in een duet voor sopraan, tenor en orkest. Later schreven Prokofief zijn ballet Romeo en Julia en Lyatoshinsky plus Kabalevsky hun toneelmuziek in respectievelijk 1955 en1956. Er is niet veel speurwerk voor nodig om aan het licht te brengen dat van de mindere goden op compositiegebied ook Jörg Baur (1963: Visions for orchestra), Bridgewater (toneelmuziek 1958), Dusapin en Zandonai (opera’ uit resp. 1958 en 1922), German (toneelmuziek 1895), Pierson (ouverture 1874), Rorem (8 stukken voor fluit en piano 1975), Rota (filmmuziek 1968) en Svendsen (orkestfantasie 1876) zich compositorisch met dit prille liefdespaar bezighielden. Enigszins met de haren erbij gesleept is natuurlijk Delius’ A village Romeo and Juliet.Hamlet stond model voor de opera van Thomas en Tschaikovsky’s Fantasie ouverture op. 67 plus de daaruit afgeleide toneelmuziek op. 67a. Liszt leverde een symfonisch gedicht Hamlet, dat werd uitgewerkt tot een arrangement voor twee piano’s. Toneelmuziek is er van Prokofief en Shostakovitch, filmmuziek van Walton, Morricone, Wolpe en Doyle, een ouverture van Joachim en Gade. Zijdelings kan ook nog Rihms Hamletmaschine worden genoemd. Julius Caesar werd het bekendst dankzij Händels opera Giulio Cesare, maar spoorde ook de Noorse Pauline Margrete Hall en de tot Amerikaan genaturaliseerde Miklós Rozsa aan tot toneelmuziek. Uit Estland komt een Caesar ouverture van Rudolf TobiasEn dan zijn er de liederen: onder andere Beach, Chicas, Dring, Eisler, Elgar Kleiberg, Korngold, Ton de Leeuw, Quilter, Stravinsky, Swayne, Thomson en Vaughan Williams bezondigden zich aan Shakespeare liederen.Macbeth vinden we het krachtigst terug in Verdi’s gelijknamige opera. Maar er zijn ook werken van Bloch (opera), Ibert (concertsuite en filmmuziek), Spohr (ouverture), R. Strauss (symfonisch gedicht), Sullivan (toneelmuziek)Op het gebied van de opera werd Rossini’s Otello later overschaduwd door Verdi’s meesterwerk, waarin hij zich bovendien nauwkeuriger aan het origineel houdt. Maar de jaloerse Moor werd muzikaal ook bekend door Dvorak en Schumann (ouverture), Coleridge-Taylor en David Hamilton (toneelmuziek) en door Khatchatoerian en Walton (filmmuziek).Twelfth night is muzikaal vormgegeven in toneelmuziek van Sibelius en Anthony Bernard, filmmuziek van Davey, een ouverture van Mackenzie en een a capella koor van Barber.Behalve bij Arne komen we Much ado about nothing tegen bij Doyle, Korngold en Reynolds, de Merchant of Venice opnieuw bij Reynolds, maar ook bij Sullivan en Rosse; Anthony and Cleopatra vormde een thema voor een opera van Barber en een ouverture van de Zweed Norman.Met Falstaff ging Salieri in 1799 het eerst aan de slag, maar opnieuw buitte Verdi het gegeven veel beter en dieper uit; met zijn opera opende hij heel nieuwe perspectieven voor de ensemble opera. Nicolai zorgde met zijn Die lustigen Weiber von Windsor voor een aardig initiatief. Elgar werkte het gegeven uit in een symfonische fantasie en Vaughan Williams kwam met zijn Sir John in love. Britten baseerde overigens zijn Rape of Lucretia op Shakespeare’s Troilus and Cressida. Walton handhaafde de oorspronkelijke titel voor zijn opera. Hij schreef bovendien filmmuziek voor As you like it,  Hamlet, Henry V, Macbeth en Richard III. Tirso de Molina (1584 – 1648)Bundelde als eerste een stel aan Don Juan gewijde verhalen, die op hun beurt een aantal componisten inspireerden. Allereerst Gluck met een pantomime, daarna Mozart met zijn opera Don Giovanni en later Strauss met zijn symfonische gedicht Don Juan. Voltaire (1694 – 1778)Candide was een inspiratiebron voor Bernstein. Rossini ging voor zijn Semiramide en Tancredi  van Voltaire uit (Monteverdi’s Il combattimento di Tancredi e Clorinda gaat terug tot Tasso). Pierre Augustin Carin de Beaumarchais (1732 – 1799)Leeft voornamelijk voort als de leverancier van het gegeven voor twee zeer populaire opera’s: Rossini’s Il barbiere di Siviglia en Mozarts Le nozze di Figaro. Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832)Een van de figuren die talloze kiemcellen op literatuurgebied leverde. Goethe’s gedichten vormden vooral het uitgangspunt voor talloze liederen in de Duitstalige wereld van Schubert (met als overbekende uitingen Erlkönig, Rastlose Liebe en Gretchen am Spinnrade) tot Wolf. Daar speelt hij een dominante rol. Maar ook van Berlioz (Damnation de Faust) via Liszt (Faustsymfonie al ontstond die door tussenkomst van Lenau) tot Mahler (Symfonie no. 8) is zijn rol bij grootschalige koorwerken groot. Mendelssohns Erste Walpurgisnacht en Schumanns Requiem für Mignon worden overschaduwd door de Faust opera’s van Gounod en Boito. Sterk gelieerd met Faust is natuurlijk ook nog Moessorgsky’s Lied van de vlo. Maar ook Beethovens Egmont en Massenets Werther gaan terug tot Goethe. Aan door het Faustthema geïnspireerde muziek is een apart hoofdstuk gewijd. Wie verder speurt naar verbanden tussen Goethe en de muziek, komt onder andere ook bij de 8 Goethe liederen van Max Brod en Birds cantate Goethe’s Briefe.Op het gebied van de liedkunst is ook veel aan Goethe te danken. Het bekendst zijn Wolfs 51 Goethe Lieder (hij schreef er trouwens meer), Schuberts An Silvia, Mignonliederen en het Ständchen, maar met enig zoekwerk is veel meer te vinden. Bijvoorbeeld alleen al de tekst van Mignon bracht naast Schubert o.a. Gounod, Berg en Reimann tot liederen en Thomas tot een  opera. Friedrich von Schiller (1759 – 1805)Deze Duitse dichter leeft in de muziekwereld vooral voort als schrijver van de woorden bij “Ode an die Freude” uit Beethovens Symfonie no. 9. Maar ook het libretto van Rossini’s Guglielmo Tell en Verdi’s Don Carlos, I Masnadieri en Giovanna d’Arco is gebaseerd op Schiller en Schubert componeerde ruim vijftig liederen op zijn teksten. Die Ideale is een op een tekst van Schiller gebaseerd symfonisch gedicht van Liszt. Friedrich Hölderlin (1770 – 1843)Tijdgenoten ontfermden zich opvallend genoeg nauwelijks over Hölderlins gedichten, componisten uit het nageslacht des te meer. Getuige bijvoorbeeld Brittens liederencyclus 6 Hölderlin fragments (1958), Komma’s 5 Hölderlin Fragmente (1976), Reutters 3 Hölderlin Lieder (1947), Eislers 6 Hölderlin Fragmente (1943), Hauers 3 Hölderlin Lieder (1915) en Rihms Hölderlin-Fragmente (1977).  Walter Scott (1771 – 1832)Etonnée de se trouver ensemble: Schuberts Ave Maria, Berlioz’ ouvertures Rob Roy en Waverley, Donizetti’s Lucia di Lammermoor, Bellini’s I Puritani, Rossini’s La donna del lago en Bizets La jollie fille de Perth. George Noel Gordon Byron (1788 – 1824)Lord Byrons werk leidde tot een aantal muzikale meesterwerken. Zijn Childe Harold’s pilgrimage vond zijn neerslag in Berlioz’ Harold in Italië en de ouverture Le Corsaire; zijn Manfred leidde tot de toneelmuziek van Schumann, Tschaikovsky’s Manfred symfonie en de Manfred meditatie van Nietzsche; dan zijn er nog het symfonisch gedicht Tasso van Liszt en Verdi’s I due Foscari en Il Corsaro. Don Juan werd nader door Richard Strauss uitgebeeld. Heinrich Heine (1797 – 1856)De gedichten van Heine dienden als inspiratiebron voor talloze liederen van Schubert, Schumann, Mendelssohn en Brahms; met naam en  toenaam komt Heine onder andere voor in de twee Heine songs van Bridge. Alexander Poesjkin (1799 – 1837)Tengevolge van de uitzonderlijke adem en verscheidenheid tussen de karakters van zijn personages en ook als gevolg van de muzikaliteit van zijn taalgebruik oefenden Poesjkins werken een grote aantrekkingskracht uit op negentiende- en twintigste eeuwse componisten. De omvangrijke reeks werken die hij inspireerde omvat onder andere Glinka’s Ruslan en Ludmilla, Moessorgsky’s Boris Godoenof, Rimsky-Korsakofs Mozart en Salieri, Tschaikovsky’s Eugen Onegin en Schoppenvrouw, Dargomishky’s Stenen gast en Brittens The poet’s echo. Het toneelstuk Eugen Onegin voorzag Prokofief trouwens van toneelmuziek. Victor Hugo (1802 – 1885)Vooral Liszt von dankbare stof bij deze Franse schrijver, getuige zijn symfonische gedichten Ce qu’on entend sur la montagne en Mazeppa. Maar ook gebruikte hij zijn gedichten als liedtekst. Zelfs Britten ging te rade bij Hugo in zijn 4 Chansons françaises. Charlotte (1816 – 1855) en Emily Brontë (1818 – 1848)Hun Jane Eyre en Wuthering heights waren het uitgangspunt voor filmmuziek van Newman, Herrmann en Williams; laatgenoemd werk bracht ook een muzikale show van  Bernard Taylor voort.  Alexander Tolstoi (1817 – 1875)Zijn meesterwerk Oorlog en vrede werd door Prokofief tot opera verwerkt, Rota schreef filmmuziek bij de bekende verfilming, Janacek koos de novelle Kreutzersonate als inspiratie voor zijn 1e strijkkwartet en onvermoed zette Liszt een gedicht van Tolstoi op muziek. Alexander Ostrovsky (1823 – 1886)Zijn Sneeuwmeisje ontmoeten we in de toneelmuziek van Tschaikovsky uit 1873 en de opera Snegourouchka van Rimsky Korsakof uit 1898. Alexandre Dumas jr. (1824 – 1895)Zijn Dame aux camélias leidde tot Verdi’s La traviata. Henry James (1843 – 1916)Tweemaal koos Britten een stuk van deze schrijver om er een opera van te maken: Paul Bunyan en The turn of the screw. Maurice Maeterlinck (1862 – 1949)Maeterlincks Pelléas et Mélisande produceerde toneelmuziek van Sibelius, Fauré en Schönberg plus de gelijknamige opera van Debussy; zijn Ariane et Barbebleu maakte Dukas tot opera. Thomas Mann (1875 – 1955)Afgezien van de compilatie van werken van verschillende componisten – Mahler! – die voor de verfilming van Der Tod in Venedig werden gebruikt, is daar Brittens opera Death in Venice. Scott Fitzgerald (1896 – 1940)Zijn Rubáiyat of Omar Kayyám leverde een werk voor verteller en orkest van Hovhaness, een werk voor bariton en kamerorkest van Goebaidoelina en een orgelwerk van de Libanees Hakim op. Wystan Hugh Auden (1907 – 1973)Auden was niet alleen een vruchtbaar componist, hij was ook bevriend met Britten en Stravinsky. Zijn invloed in de muziekwereld leidde tot Stravinsky’s Rake’s progress en Elegy for J.F.K., Brittens Our hunting fathers en Paul Bunyan plus een half dozijn liederen, waaronder de Cabaret songs en de orkestliederencyclus Our hunting fathers tot Henze’s Elegie für junge Liebende en Die Bassariden. En dan is er nog Bernsteins Tweede symfonie (voor piano en orkest) The age of anxiety. Franse schrijversNa het voorgaande is het haast grof om een aantal Franse schrijvers op één hoop te gooien. Maar individueel hadden ze niet zo’n groot bereik in een muzikale wedergeboorte. Daarom slechts dit beperkte aantal gezamenlijke voorbeelden:François Villon (1431 – 1464) vinden we o.m. terug in de 3 Ballades de F.V.van Debussy.Charles Baudelaire (1821 – 1867) in de 5 Poèmes de C.B ook van Debussy en – haast nog fraaier – in Duparcs L’invitation au voyage, La vie antérieure en Les fleurs du mal.Stéphane Mallarmé (1842 – 1898) liet onder andere zijn sporen na in Debussy’s 3 Poèmes de S.M, in de 3 dito’s van Ravel plus diens Sainte en Sur l’herbe.Paul Verlaine (1844 – 1896) alweer in liederen van Debussy, zoals Apparition, 6 Ariettes oubliées, Clair de lune, En sourdine, Fantoches, Mandoline, Pantomime, Fêtes galantes en 3 Mélodies de P.V., maar ook in Ravels Un grand sommeil noir en Brittens 4 Chansons françaises.Guy de Maupassant (1850 – 1893) werd ook door Britten ontdekt voor zijn opera Albert Herring.Arthur Rimbaud (1854 – 1891) droeg verrassend het materiaal aan voor Brittens orkestliederencyclus Les illuminations.Sidonie-Gabrielle Colette (1873 – 1954) verdient alleen al vermelding vanwege Ravels L’enfant et les sortilèges.Guillaume Apollinaire (1880 – 1918) bleek vooral Poulenc te inspireren. Denk aan Banalités, Le bestiaire, Bleuet, La grenouillière, Hyde Park, Montparnasse en ook aan Les mamelles de Tirésias.Jean Cocteau (1889 – 1963) was veelzijdig in zijn inbreng voor de muziekwereld. Denk aan Satie’s Parade (1919), Milhauds Le boeuf sur le toît (1920), Poulencs Les mariés de la tour Eiffel (1924), Roger-Ducasse’s Orphée (1927) en opnieuw Poulencs La voix humaine (1930).En dan zijn er nog Racine (Phaedra, Britten), Gautier (Duparcs Au pays où de fait la guerre; La fuîte; Lamento), Ronsard (Poulencs A sa guitarre), Eluard, Louys (Debussy’s Chansons de Bilitis)…… Sprookjesschrijvers Charles Perrault (1628 – 1703)Tot Perraults in 1697 verschenen Contes de ma mère l’oye behoren Assepoester – aanleiding tot o.m. de opera’s La Cenerentola van Rossini (1817) en Cendrillon van Massenet (1899) en het ballet Assepoester (1945) van Prokofief. Blauwbaard vinden we terug in de operette Barbe-Bleue (1866) van Offenbach en Ravel bundelde in zijn eerst als suite voor pianoduo, later georkestreerde Ma mère l’oye (1911) 8 verhalen uit Moeder de gans. Andere Assepoester composities van Coates, Feeney, Hoofman, Reade en Rodgers (een TV musical uit 1957) kunnen buiten beschouwing blijven.Doornroosje, ofwel La belle au bois dormant, associëren we vooral met Tschaikovsky’s ballet uit 1890, maar dan zijn er ook nog het muzikale sprookje La bella dormente nel bosco (1934) van Respighi en een lied van Gibbs uit 1922. La belle et la bête van Madame de Villeneuve vinden we behalve bij Ravel ook nog terug als filmmuziek van Auric uit 1946 en als opera van Glass uit 1994. De tekst is van Cocteau. Jakob en Wilhelm Grimm (1785/6 – 1863/1859)Sneeuwwitje komen we tegen in de bekende verfilming van het sprookje; de muziek uit 1937 is van Frank Churchill. De tovenaarsleerling leeft voort in het bekende symfonisch scherzo van Dukas (1897) en Hans en Grietje hebben een muzikaal voortbestaan te danken aan Humperdincks opera uit 1893. Hans Christian Andersen (1805 – 1875) De keizer en de nachtegaal kennen we in de muziekwereld vooral dankzij Stravinsky’s Le rossignol (1914) en in veel mindere mate dankzij een a capella koor van Tschaikovsky en composities van Bateson, Jansson en Kostainen. Andrew Lang (1844 – 1912)Met name zijn Peter Pan kreeg muzikale bekendheid dankzij  Bernsteins gelijknamige toneelmuziek uit 1954 en in mindere mate door Charlaps muzikale show uit datzelfde jaar en Fains filmmuziek uit ’53. 1001 NachtScheherazade, de Arabische verhalenvertelster, werd het bekendst dankzij de kleurige symfonische suite van Rimsky-Korsakof uit 1888, waarin de avonturen van Sinbad de zeeman breed worden uitgemeten. Maar dan is er ook nog de driedelige liederencyclus Shéhérazade op tekst van Klingsor die Ravel in 1903 schreef.Cherubini wijdde in 1833 een opera aan Ali-Baba, ou les quarante voleurs.Aladdin was een onderwerp dat Nielsen in 1919 tot toneelmuziek bewoog, een andere Deen, Horneman tot een ouverture (1863), de Amerikaan Menken tot filmmuziek (1992) en de Engelsman Tomlinson tot een ballet (1974). Schilders Wederzijdse kruisbestuiving tussen schrijvers en musici bestond logisch genoeg. Een van de leukste voorbeelden is natuurlijk Beethovens Vioolsonate no. 9, de Kreutzer, die Tolstoi inspireerde tot zijn novelle Kreutzer sonate, waarmee hij op zijn beurt Janacek bracht tot het schrijven van zijn 1e Strijkkwartet met de ondertitel Kreutzer sonate.Een dergelijke kruisbestuiving over en weer is er ook tussen schilders en componisten. Beeldend kunstenaars die onder meer muziekwerken inspireerden zijn er zonder twijfel veel. Een paar voorbeelden. Piero della Francesca (1406 – 1492)Bracht Martinu tot het componeren van zijn Trois fresques de Piero della Francesca voor orkest. Sandro Botticelli (1444 – 1510)Geëerd door Respighi met zijn Trittico Botticelliano uit 1927. Matthias Grünewald (1480 – 1528)Inspiratiebron voor Hindemiths opera Mathis der Maler en als afgeleide van de Symfonie Mathis der Maler. Francisco José de Goya y Lucientes (1746 – 1828)Granados schreef naar aanleiding van prenten van Goya niet alleen zijn 9-delige Pianosuite Goyescas, maar ook een gelijknamige opera.  Victor Hartmann (1823 - 1873)Het letterlijk meest in het oog en oor springend onder de schilders als inspiratiebron is ongetwijfeld Victor Hartmann die alleen bekend is geworden dankzij Moessorgsky’s Schilderijententoonstelling.  Carl Spitzweg (1808 – 1885)Deze Duitse autodidact, die tekeningen leverde aan o.m. de Fliegende Blätter, vinden we terug  Arnold Böcklin (1827 – 1901)Het is gek genoeg Böcklin die tweemaal prominent in de muziekgeschiedenis voorkomt dankzij Rachmaninofs Dodeneiland en Regers Böcklinsuite.  Alfred Kubin (1877 – 1959)Zijn tien pianostukken baseerde Hans Erich Apostel op tekeningen van deze Tsjech. Paul Klee (1879 – 1960)Paul Klee komen we tegen in Schullers Seven studies on themes of Paul Klee.. De allergrootsten der Nederlandse schilderkunst hebben vast hun sporen nagelaten in de muziek. Mondriaan  bijvoorbeeld is in klank uitgebeeld. En dan zijn daar meer in het algemeen bijvoorbeeld Novaks Schilderstudies. De weldoeners De familie Esterházy (1670 – 1790)Een adellijke Hongaarse familie die zeer welwillend tegenover de muziek en musici stond. Joseph Haydn was in dienst van vier van de prinsen uit dit geslacht en het leeuwendeel van zijn symfonieën werd voor prins Nikolaus geschreven; hij diende hem bijna dertig jaar. De prins bestelde ook zes missen en ruim honderdtwintig baryton trio’s bij Haydn. Beethoven schreef zijn Mis in C voor Esterházy. Nadezhda von Meck (1831 – 1894)Deze rijke weduwe, frigide sinds de dood van haar echtgenoot, vormde een grote inspiratiebron van de steeds gefrustreerder Tschaikovsky toen deze zich in toenemende mate bewust werd van de gevolgen van zijn homoseksualiteit. Von Mecks belangstelling voor hem was gewekt door zijn Storm en duurde veertien jaar. De relatie werd alleen per brief onderhouden, persoonlijk contact werd vermeden. Twee keer ontmoetten ze elkaar bij toeval, maar ze spraken niet met elkaar. De gemeenschappelijke noemer van hun verhouding schijnt een afkeer van fysieke contacten met de andere sekse te zijn geweest. Von Meck schreef bijvoorbeeld: “Er is veel, veel dat ik over mijn denkbeeldige relatie met U zou willen schrijven, maar ik ben bang dat ik misbruik zou maken van Uw beperkte vrije tijd. Ik wil alleen zeggen dat deze relatie, hoe abstract ook, me zo dierbaar is als het diepste gevoel waartoe de menselijke natuur in staat is”. Ze bestelde bij Tschaikovsky de Symfonie no. 4, Francesca da Rimini en de opera Eugen Onegin. Sergei Diaghilef (1872 – 1929)De Russische impresario Diaghilef veranderde de ontwikkeling van de uitvoerende muzikale- en danskunst overal. Zijn Ballets russes verschenen voor het eerst in 1909 in Parijs en in de loop van zijn bestaan bestelde Diaghilef décors bij Picasso, Bakst, Gris, Miro, Utrillo en Matisse, inspireerde hij schrijvers als Cocteau, koesterde hij choreografen en dansers als Fokine, Nijinsky, Massine, Lifar en Ballanchine. Maar hij gaf ook opdrachten voor balletmuziek aan onder andere Stravinsky (Petroesjka, De vuurvogel, Sacre du printemps, Pulcinella, Renard, Les noces en Apollon musagète), Fauré (Dolly) Debussy (Jeux), Ravel (Daphnis et Chloé, Boléro), Strauss (Josephslegende), Auric (Les mariés de la Tour Eiffel), Milhaud (Le boeuf sur le toit, L’homme et son désir, La création du monde), Prokofief (De verloren zoon), Satie (Parade), Respighi (La boutique fantasque), Falla (Driekanten steek) en Poulenc (Les biches). Serge Koussevitzky (1874 – 1951)De Russische contrabassist en later Amerikaanse dirigent leidde in zijn Russische jaren een muziekuitgeverij die werken van Scriabin, Rachmaninof, Stravinsky en Prokofief publiceerde. Na de revolutie emigreerde hij naar Boston, waar hij premières van onder meer Roussel, Gershwin, Schuman, Barber, Copland en Harris dirigeerde en diverse componisten opdrachten verleende. Ravel schreef voor hem zijn Pianoconcert in G en de orkestratie van Moessorgsky’s Schilderijententoonstelling, Stravinsky zijn Psalmensymfonie, Prokofief zijn Symfonieën no 2 en 4, Hindemith zijn Konzertmusik, Hanson zijn Symfonie no. 2, Bartók zijn Concert voor orkest, Britten zijn Peter Grimes. Paul Sacher (1906 – 1998)De Zwitserse dirigent en oprichter van het Bazels kamerorkest in 1926 en in 1933 van de Schola cantorum Basiliensis kon zich dankzij zijn huwelijk met een miljonairsvrouw veroorloven mecenas te spelen. Niet alleen hield hij Strauss’ Metamorphosen ten doop,hij was ook de directe aanleiding voor het ontstaan van werken als Bartóks Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta, Stravinsky’s Concert in D en werken van Hindemith, Honegger, Tippett, Henze en Birtwistle. Minnaars (m/v) Katharina Cavalieri (1760 – 1801)Cavalieri, een Oostenrijkse sopraan, was de maîtresse van Salieri en zong in twee van zijn opera’s. Maar belangrijker was dat Mozart het leeuwendeel van zijn operarollen voor sopraan voor haar schreef en daarnaast nog een stel losse aria’s; hun ware relatie is altijd een bron van veel speculatie gebleven. Harriet Smithson (1800 – 1854)In 1827 zag Berlioz een opvoering van Hamlet door een Engels gezelschap, waarin Harriet Smithson de Ophelia was. Hij viel onmiddellijk voor de poëzie van de bard en de schoonheid van de actrice. “De indruk die ze op mijn hart en mijn geest maakte met haar buitengewone talent werd slechts geëvenaard door de verwoesting die in mij werd veroorzaakt door de dichter welke ze zo nobel vertolkte.” Dwangneurotisch achtervolgde hij Harriet, die hij zijn Ophelia noemde. Zijn emotionele spanningen ontlaadde hij enigszins in zijn Symphonie fantastique. In 1833 trouwde hij eindelijk met zijn muze, maar de werkelijkheid was heel anders dan het geïdealiseerde scenario en de twee scheidden weer. Waar ze feitelijk slechts één werk inspireerde was de vurigheid van Berlioz’ preoccupatie met Harriet kenmerkend voor haar rol als ultieme muze. Clara Schumann (1819 – 1896)Op haar zestiende gold Clara Wieck als muzikaal wonderkind; ze werd bewonderd door Mendelssohn, Chopin, Paganini en Robert Schumann, met wie ze na veel tegenwerking van haar vader in 1840 trouwde. Ze inspireerde heel wat pianowerken en liederen van Schumann. Hij droeg o.a. zijn Pianosonate in fis aan haar op en schreef variaties over thema’s welke zij opgaf. Er wordt ook beweerd dat sommige werken van Schumann gecodeerde zinspelingen bevatten die alleen zij beiden kenden. Clara componeerde niet onverdienstelijk, was een goede moeder en had ook een bijzondere relatie met Brahms. Mathilde Wesendonk (1828 – 1902)De minnares, van Wagner en tevens schrijfster van de teksten en degene aan wie zijn Wesendonk liederen zijn opgedragen. Ze inspireerde ook Tristan und Isolde. Dat werk werd grotendeels geschreven in de Zwitserse woning van haar echtgenoot. Daar vond de echte mevrouw Wagner een brief die haar man aan Mathilde had geschreven, waarna hij die woning moest verlaten. Peter Pears (1910 – 1986)Pears ontmoette Benjamin Britten in de jaren dertig en ze werden meteen verliefd op elkaar. Al Brittens opera’s met uitzondering van Paul Bunyan en verder de meeste liederencyclussen werden met Pears in gedachten geschreven. Brittens compositiestijl werd in hoge mate gevormd door de haast instrumentale stijl van Pears’ stem. Walton schreef Anon in love voor tenor, gitaar en orkest voor Pears.  Uitvoerende kunstenaarsIn deze rubriek kunnen veel kunstenaars worden genoemd die op een of andere manier componisten stimuleerden en hielpen. Als aanzet tot verder speurwerk hier slechts een paar voorbeelden. Willem Mengelberg (1871 – 1951)Van alle werken die aan Mengelberg en het Concertgebouworkest zijn opgedragen, is Richard Strauss’ Ein Heldenleben het belangrijkste. Artur Rubinstein (1887 – 1982)Op rekening van Rubinstein komen onder meer wat Spaanse pianowerken  uit de sector Falla, Granados en Albeniz. Sergei Eisenstein (1898 – 1948)Eisenstein die beroemd werd met zijn zwijgende film Slagschip Potemkin was in die zin een uitzondering onder de filmregisseurs, dat hij veel gevoel voor muziek toonde. Hij schreef: “Een montage kun je niet afronden als er geen innerlijke ‘melodie’ is om de constructie te bepalen.” Hij wist van Prokofiefs connectie met zijn vroegere leraar, de theaterdirecteur Meyerhold en van zijn recente bezoek aan Hollywood. Hij nodigde Prokofief uit om muziek te schrijven bij zijn film Alexander Newsky. Deze propagandafilm moest snel worden gemaakt en Eisenstein raakte onder de indruk van Prokofiefs vlotte werkwijze. Geen wonder dat hij hem ook uitnodigde om de filmmuziek voor zijn magnum opus Iwan de Verschrikkelijke te componeren. Eisenstein liet Prokofief vaak muziek schrijven voor onafgewerkte dagproducties en stond de componist zo toe om een aanzienlijke controle te krijgen over het ritme en de stemming van de scènes. Eisenstein inspireerde Prokofief tot de nodige evocatieve en emotioneel welsprekende muziek. Martha Graham (1894 – 1991)Deze Amerikaanse danseres ontwikkelde met succes een meer op expressie dan of show gerichte ballettechniek die elke danser kan dienen als basis om zijn eigen individuele stijl te ontwikkelen. Het beroemdste voor haar geschreven werk is Coplands Appalachian spring, op de voet gevolgd door Barbers Cave of the heart met daarin Medea’s “Wraakdans”. Menotti (Errand into the maze; Sebastian), Hindemith (Der Dämon; Hérodiade) en William Schuman (Night journey) schreven ook voor haar. Jascha Heifetz (1901 – 1987)De vioolconcerten van Walton, Korngold, Castelnuovo Tedesco, Rozsa en Gruenberg zijn aan Heifetz te danken. David Oistrakh (1908 – 1974)Als een der grootste violisten aller tijden stond Oistrakh bekend om zijn krachtige, warme toon. Hij kon monumentaal en elegant zijn. Die kenmerken inspireerden Prokofief tot een van zijn beste werken, de Vioolsonate no. 1. Heel wat andere Russische componisten, onder andere Khatchatoerian, Shostakovitch en Miaskovsky droegen werk aan hem op. Sviatoslav Richter (1915 – 1998)Richter, die in 1942 de Pianosonate no. 6 van Prokofief ten doop hield, had een nauwe band met deze componist die ook zijn 7e – 9e Pianosonate aan hem toevertrouwde. Yehudi Menuhin (1916 - 1998)Het bekendste aan Menuhin opgedragen werk is Bartóks Sonate voor soloviool. Verder zijn daar Baal Shem en mogelijk het Vioolconcert van Bloch, het Vioolconcert van Ben Haim en een vioolwerk van de Amerikaan Easley Blackwood. Jean-Pierre Rampal (1922 – 2000)Iedere verrijking van het fluitrepertoire is welkom en Rampal zorgde voor nieuwe composities van o.m. Poulenc (fluitsonate), Jolivet (fluitconcert, Fantaisie caprice, Clair de lune), Ibert (fluitconcert, Histoires), Ohana en Penderecki. Mstislav Rostropovitch (1927 -   )Celloconcerten van Miaskovsky en Katchatoerian waren al snel zijn deel; zijn vriendschap met Prokofief leverde het Symfonie-concert op. Daarna kwamen in Rusland het Celloconcert no. 1 van Shostakovitch, Celloconcert no. 2 van Schnittke en Sotto voce van Shchedrin op zijn naam. Later volgden in het Westen Britten met zijn Symfonie voor cello en orkest, zijn Cellosonate en de 3 Solosuites, gevolgd door de Celloconcerten van Lutoslawski en Dutilleux plus Triptique van Gagneux. Dietrich Fischer-Dieskau (1925 -     )Voor de Duitse bariton schreef Britten zijn Songs and proverbs of William Blake en Reimann zijn opera Lear. Cathy Berberian (1928 -        )Intelligent, humoristisch en veelzijdig was deze Amerikaanse sopraan. Haar eertijdse echtgenoot Berio schreef diverse werken voor haar: Calmo, Chamber music, Circles, 11 Folk songs, Recital for Cathy. Door Stravinsky werd ze voorzien van Elegy for J.F.K. Verder ontving ze werk van Bussotti, Cage, Maderna, Messiaen, Milhaud en Pousseur. Goden, mythen en legendenDe Griekse en Romeinse oudheid zijn zo rijk aan goden en historische figuren dat door de eeuwen heen de aansprekendste figuren onder hen muzikaal werden uitgebeeld. Hier een keuze. AntigoneDe dochter van Oidipous en Jokaste die haar vader in ballingschap begeleidde en tenslotte de hongerdood stierf, vinden we terug bij onder andere Schubert in diens lied Antigone und Oedip, toneelmuziek bij Sophocles’ stuk Antigone van Mendelssohn, Antigone voor hobo, althobo en harp bij het stuk van Cocteau door Honegger en in de vorm van Antigonae weer als Trauerspiel naar Sophocles en Hölderlin van Orff. ApolloDe Grieks/Romeinse zonnegod verschijnt in menige opera, inclusief beroemde van Lully en Gluck, maar de kleurigste mythe rond hem wordt in Mozarts Apollo e Hyacinthus behandeld, terwijl Händel Apollo e Dafne voor zijn rekening nam en Clérambault Apollo et Doris. Dan zijn er nog Stravinsky’s Apollon musagète, Brittens Death in Venice, Händels Semele en Strauss’ opera Daphne die rechtstreeks of zijdelings met Apollo te maken hebben. AriadneAan Ariadne is een apart hoofdstuk gewijd. Daarom wordt hier volstaan met een droge opsomming van de aan haar gewijde composities, te beginnen met Monteverdi’s Lamento d’Arianna. Verder zijn daar: Bonini: Lamento d’Arianna; Costa: Pianto d’Arianna; Porpora: Arianne in Nasso; Händel: Arianna in Creta; Schweitzer: Ariadne; Benda: Ariadne auf Naxos; Haydn: Arianna a Naxos; Massenet: Ariane; Strauss: Ariadne auf Naxos; Milhaud: L'Abandon d'Arianna en La délivrance de Thésée; Roussel: Bacchus et Ariane; Martinù: Ariadne; Leach: Ariadne’s lament en Goehr: Arianna. Bacchus/DionysosVormt het onderwerp van de meest kleurige mythen en is synoniem met orgies en drinkgelagen. De god van de wijn en de pret kon planten laten groeien en de menselijke voortplanting bespoedigen. Tijdens zijn ceremonies aten vrouwenaanbidders levende wilde beren terwijl ze tot krankzinnigheid werden gedreven. Hij legde verschrikkelijke straffen op aan degenen die niet in staat waren om zich te vermaken. De wilde excessen spraken vooral hoogromantici als Berlioz en Liszt aan. Verder kennen we onder andere Purcells Bacchus is our power divine, Roussels ballet Bacchus et Ariane, Glazoenofs Bacchantisch gezang en Holsts Choral symphony. Dafne en DafnisHier moet onderscheid worden gemaakt. Dafne is in de Griekse mythologie een door Apollo vervolgde nimf die na een metamorfose in een later heilige laurierboom verandert. Dafnis daarentegen is in diezelfde mythologie een fluitspelende herder die na zijn ontrouw jegens een nimf – Eglé, Chloé – met blindheid werd geslagen en nog slechts klaagliederen voorbracht. Longos baseerde er zijn Dafnis en Cloë op, dat later zo geweldig door Ravel in ballettermen werd vertaald. Maar verder zijn daar de opera Daphne –van Strauss, het lied Daphne van Walton, Schuberts lied Daphne am Bach en de “pastorale héroïque” Daphnis et Eglé van Rameau.  ElektraDeze dochter van Agamemnon en Klytaimnestra bracht na de moordpartij door laatgenoemde van eerstgenoemde de kleine Orestes in veiligheid, waarna hij haar hielp Klytaimnestra top haar beurt te doden. Deze bloedige geschiedenis vinden we op zijn sterkst terug in de opera Elektra van Strauss en in wat verdunde mate in de toneelmuziek bij Sophocles’ stuk van Diepenbrock en in de opera van de Duits/Zweed Johann Haeffner, ook onder de titel Electra. MedeaTovenares, moordenares maar ook wraakzuchtige heldin bij Euripides en Seneca, leeft vooral voort in de bekende opera Médée van Cherubini. Maar ze staat ook centraal in Barbers Medea’s meditation and dance of vengeance en zijn ballet Medea, in Benda’s melodrama Medea, in Caldara’s cantate Medea in Corinto, Mayrs opera Medea in Corinto, M.A. Charpentiers “tragédie lyrique” Médée, Clérambaults cantate Médée, d’Indy’s orkestsuite Médée, Milhauds opera Médée  en Xenakis’ toneelwerk Medea. OdysseusDe vorst van Ithaka, schrander en welsprekend, nam deel aan de Trojaanse oorlogen, maar werd bekender door zijn tien jaar durende omzwervingen. Zijn lot is muzikaal geïllustreerd door bijvoorbeeld Bruch in zijn Odysseus voor solisten, koor en orkest, door Hovhaness in zijn Symfonie no. 25 en door Maw in zijn orkestwerk Odyssey. Zelfs Kettings opera Ithaka kan er met de haren worden bijgesleept. OidipousDe ongelukkige zoon van Laios en Jokaste, gedoemd zijn moeder te huwen en zijn vader te doden was een dankbaar onderwerp voor componisten. Vooral nadat zijn moeder zich tot slot ophing en hij zijn ogen uitstak. Van Sacchini is er een tragédie lyrique Oedipe à Colone, Mendelssohn schreef onder de titel Oedipus at Colonos toneelmuziek bij het stuk van Sophocles, wat voor hem ook Purcell – zich baserend op Dryden - al had gedaan, van Enesco is er de opera Oedipe, van Moessorgsky zijn Oedipus in Athene; Stravinsky schreef zijn Oedipus rex, Stanford Oedipus tyrannus en Orff Oedipus der Tyrann. Orestes en IfigeneiaDe zoon van Agamemnon en Klytaimnestra, de broer van Elektra en Ifigeneia doodde met hulp van Elektra Aigisthos en Klytaimnestra, werd vrijgesproken en moest op last van het orakel van Delfi een oud Artemis-beeld uit Tauris halen. Ifigeneia als priesteres redde hem, hij werd vorst van Mykene en Argos, trouwde met Hermione nadat hij haar oorspronkelijke verloofde Neoptolemos had laten vermoorden. Orestes komen we tegen in Schuberts lied Orest auf Tauris, in Tanejefs muzikale trilogie De Oresteia en in Xenakis’ drama Orestia.Ifigeneia leeft natuurlijk in de eerste plaats voort dankzij de operatrilogie van Gluck: Iphigenia en Aulide, en Tauride en in Aulis. Maar er is bv. ook nog Schuberts lied Iphigenia. OrfeusIn veel muziekwerken is het thema van Orfeus met zijn luit en de betreurde Euridice uitgewerkt, maar het is het thema van Orfeus in de onderwereld dat de meeste operacomponisten het sterkst aansprak. In die opera’s wordt verhaald van Orfeo die wordt toegestaan om in de onderwereld af te dalen om zijn gestorven geliefde terug te halen op voorwaarde dat hij op de terugweg niet naar haar omkijkt.Het begon bij Caccini, gevolgd door Peri’s Euridice. Dan komen we op bekend terrein met Monteverdi’s L’Orfeo, M.A. Charpentiers La descente d’Orphée aux enfers, Glucks Orfeo ed Euridice, Liszts symfonisch gedicht Orpheus, Milhauds Les malheurs d’Orphée, Kreneks Orpheus und Eurydike, Malipiero’s L’Orfeide en Stravinsky’s Orpheus ballet. Offenbach zette het verhaal op zijn kop in zijn satirische operette Orphée aux enfers.Secundaire Orfeus composities zijn er onder meer nog van Bertoni, Hasse, Fux, Guadagni en Pergolesi. PenthesileiaDe dochter van Ares, vorstin der Amazonen was een thema voor Wolf (symfonisch gedicht), Szymanowski (een werk voor sopraan en orkest) en Schoeck (opera). PrometheusPrometheus stal het heilige vuur van de goden en werd bij wijze van straf aan een rots geketend waar een gier – dagelijks – zijn lever uitpikte. Deze mythe inspireerde Beethoven tot de balletmuziek Die Geschöpfe des Prometheus, Schubert en Reichardt tot hun liederen Prometheus (op tekst van Goethe), Scriabin tot zijn “Poème du feu” Prometheus voor piano, koor en orkest, Liszt tot zijn symfonische gedicht Prometheus, Bantock (werk voor fanfare) en Nono tot zijn opera Tragedia dell’ ascolto di Prometeo.   SemiramisDe Babylonische koningin die de hangende tuinen van Babylon zou hebben laten aanleggen, is muzikaal geportretteerd door Salieri, Gluck, Rossini en Meyerbeer. Trojaanse helden en anderenTe denken valt aan Dido en Aeneas, Ulysses, Penthesilea, Paris en Helena. En dus aan werken als: Monteverdi’s opera Il ritorno d’Ulisse in patria, Campra’s cantate Didon, B. Marcello’s cantate Didone, Cavalli’s opera Didone, Jommelli’s opera Didone abbandonata, Purcells Dido and Aeneas, Clementi’s pianosonate in g op. 50/3 Didone abbandonata en Schuberts lied Didone abbandonata.Meer in de aandacht springend door zijn grootschaligheid en alles omvattendheid is uiteraard Berlioz’ opera Les Troyens.Penelope is herdacht door Fauré in zijn Pénélope en door Britten in zijn toneelmuziek The rescue of Penelope en Penthesileia komen we als symfonisch gedicht tegen bij Wolf, als opera bij Schoeck en als werk voor sopraan en orkest bij Szymanowski.De schone Helena is zowel als Helen of Troy filmmuziek van Steiner als operettestof van Offenbach in zijn La belle Hélène. Paride ed Elena daarentegen was operastof voor Gluck. Andere histories en legenden  FaustOok aan de Faustlegende is een heel hoofdstuk gewijd. Daarin passeren de revue:Berlioz: La damnation de Faust; Boito: Mefistofele; Busoni: Doktor Faust; Liszt: Faustsymfonie; Pousseur: Vôtre Faust; Reutter” Doktor Johann Faust; Rihm: Faust und Yorrick; Schnittke: Faustcantate; Schumann: Szenen aus Goethe’s Faust; Wagner: Faustouverture en 7 Faust liederen. Jeanne d’ArcAan de Franse reddende engel en volksheldin wijdde Rossini een cantate Giovanna d’Arco, Liszt het lied Jeanne d’Arc au bûcher, Verdi een opera Giovanna d’Arco, Tschaikovsky dito, De maagd van Orléans en Honegger een oratorium Jeanne d’Arc au bûcher.