Fonografie Muziek

IPHIGENIA BIJ GLUCK

 

IPHIGENIA BIJ GLUCK

 

Het lot van Iphigenia vóór de Trojaanse oorlog in de Griekse havenstad Aulide en ná die oorlog in het barbaarse Scythische Tauris op de Krim vormt het hoofdonderwerp van de twee Franse opera’s van Gluck, zijn laatste.

 

Geschiedenis

 

Iphigeneia is een van de hoofdfiguren uit de Artridensage zoals die door de Griekse tragici is overgeleverd. Ze is de dochter van de koning van Mycene, Agamemnon en Clytaemnestra, zuster van Orestes, Elektra en Chrysosthemus. Toen de Griekse vloot in Aulis klaar lag om uit te zeilen voor de strafexpeditie naar Troje, trad windstilte in.

Iphigenia of Iphigeneia is een van de hoofdfiguren in de Atridensage zoals die door Griekse tragici als Euripides is overgeleverd. Zij was de dochter van Agamemnon, koning van Mycene, en Clytaemnestra. Toen de Griekse vloot in Aulis klaar lag om uit te zeilen naar Troje, verhinderde windstilte het dat de schepen uitvoeren.

Agamemnon die Artemis had beledigd, moest zijn dochter aan de godin offeren, zo verklaarde de ziener Calchas. Daarop ontbood Agamemnon zijn vrouw en Iphigenia naar Aulis onder het voorwendsel dat hij zijn dochter wilde uithuwelijken aan Achilles.

Op het moment van de offerhandeling ontvoerde Artemis Iphigenia en bracht hij haar naar Tauris (De Krim), waar ze priesteres werd in het Artemisheiligdom. Ter plaatse heerste de barbaarse gewoonte om vreemdelingen aan de godin te offeren. Op aanwijzing van het Orakel van Delphiakwamen Orestes, Iphigenia’s broer en diens vriend Pylades naar Tauris om daar te worden gereinigd van de bloedschuld die Orestes op zich had geladen door zijn moedermoord.

Ze moesten het houten cultusbeeld van Artemis uit haar tempel in Tauris naar Athene brengen. Iphigenia die als priesteres de plicht had beide mannen als vreemdelingen aan de godin te offeren, herkende tenslotte haar broer en beiden vluchtten met het godenbeeld naar Griekenland.

Dit is het thema van Euripdes’ drama’s Iphigenia in Aulis en Iphigenia in Tauris. De geschiedenis van Iphigenia is vele malen in de literatuur en de opera behandeld. Het motief van het offer van Agamemnon (Iphigenia in Aulis) onder meer door Racine, Gottsched en Hauptmann in de literatuur; opera’s op dit thema zijn gemaakt door A. Scarlatti, Caldara (op tekst van Zeno), Porpora, Jomelli en Gluck.

Iphigenia in Tauris is het onderwerp van drama’s van Schlegel, Latouche en Goethe en opera’s van A. Scarlatti, Jomelli, Gluck en Piccinini.

 

De betekenis van Gluck

 

Nadat Gluck de Italiaanse opera seria grondig had gerevitaliseerd, wijdde hij zijn krachten aan de hervorming van de Franse tragédie lyrique. Met zijn Iphigénie en Aulide en de Franse versie van Orfeo ed Euridice (Orphée et Eurydice) die beide in 1774 in Parijs werden opgevoerd, ontketende de 60-jaar oude componist een cultuurstrijd die voor een belangrijk element in de operageschiedenis zorgde.

De strijd ging tussen twee groepen. Aan de ene kant waren dat de ‘Piccinisten’, de Italiaanse componist Piccinini die voorstanders waren van de overgeleverde, op hofdoeleinden gerichte operastijl en aan de andere kant, rond Gluck verzameld, de ‘Gluckisten’ die wilden dat de idealen van de Franse Verlichting werden weerspiegeld in een vrije kunst voor de gewone man.

Die doorbraak begon met matig succes 19 april 1774 toen Glucks eerste hervormingsopera Iphigénie en Aulide in Parijs in première ging meteen ook als zijn eerste werk daar. Misschien gold als verzachtende omstandigheid dat het libretto van Leblanc du Roullet, gebaseerd op Racine geheel Frans was. Het werk werd in 1775 herhaald in licht gewijzigde vorm door nu ook de godin Diana als dea ex machina aan het einde van de opera te introduceren, maar kreeg pas echt succes sinds 1776 toen her pleit definitief was gewonnen.

Glucks hervormingsopera’s munten uit door eenheid in verscheidenheid omdat hij “de eenvoud van de opéra comique, de grandeur van de tragédie lyrique, de vocale bekoring van de Italiaanse opera seria en de verworvenheden van de Italiaanse en Duitse school verbond” (Donald Jay Grout).

De Aulis opera is altijd overschaduwd door de Tauris dito. Dat is niet helemaal, of zelfs helemaal niet terecht. Luister alleen maar eens naar de grote monoloog van Agamemnon.

In 1847 herzag Wagner het werk voor een uitvoering aan het Dresdense hof. Wat ontstond was een opgeblazen ‘nieuwe’ versie, royaal georkestreerd, met toevoeging van eigen passages en een nieuw slot.

Terwijl de strijd tussen muzikaal conservatieven en progressieven in de Franse hoofdstad werd gevoerd, was Gluck in 1778 in Wenen aan zijn twee laatste succesvolle opera’s: Iphigénie en Tauride en de mislukking Echo et Narcisse. Het libretto waarop hij zich voor die versie baseerde, was van Nicolas-François Guillard.

Door een merkwaardig toeval werd juist op het moment dat het meesterwerk van de Duitse componist bij de Parijse Opéra werd ingestudeerd, Duitslands grootste dichter Goethe de laatste hand legde aan zijn op hetzelfde materiaal van Euripides gebaseerde toneelstuk Iphigenie auf Tauride. In de ogen van Schiller was Goethes Iphigenie ‘verteufelt human’. Zes weken voordat Glucks opera in Parijs in première ging, werd het voor het eerst in Weimar opgevoerd, maar het toneelstuk werd lang niet zo populair als de opera.

Toen Gluck in 1778 in Parijs kwam, was hij net op tijd om een actie tegen de opvoering van zijn opera te verhinderen. In plaats had de nieuwe administrateur De Vismes een Iphigénie van zijn rivaal Piccinini op het programma gezet. Het lukte Gluck om dit complot te verijdelen en toen het werk van de Italiaan twee jaar later werd opgevoerd, werd het een wansucces. “Iphigénie en champagne” werd gespot omdat de prima donna dronken was.

Gluck daarentegen bereikte 18 mei 1779 zijn grootste Parijse succes met de Franse Iphigénie en Tauride. Zelfs zijn tegenstanders toonden ontzag voor dit nobele werk.

 

Discografie

 

Zie in beide gevallen de aan deze werken gewijde Vergelijkende discografie uit september 2011.