Fonografie Muziek

HAITINKS MAHLER

HAITINKS MAHLER DOOR DE JAREN HEEN

 

In de beginjaren zestig vorige eeuw aarzelend op gang gebrachte en inmiddels tot tsunamikracht aangezwollen Mahlerrenaissance heeft Bernard Haitink van begin af aan een groot aandeel gehad sinds zijn eveneens aarzelende vroegste opname van de Eerste uit 1962.

Dirigenten als Mengelberg, Walter, Scherchen, Klemperer en Mitropoulos die zich al veel vroeger voor deze componist inzetten, hadden nooit kunnen dromen dat Mahler zo populair zou worden. Bernstein (CBS, later Sony) bereikte als eerste de finish met een complete cyclus op elpee, dra gevolgd  door Abravanel (Vanguard), Kubelik (DG) en Haitink. Daarna was er haast geen houden meer aan: Solti (Decca), Tennstedt (EMI) Inbal (Denon), Maazel (Sony), Neumann (Supraphon), Segerstam (Chandos), Abbado (DG, momenteel zowat 1,5 maal), nog eens Bernstein (DG), Ozawa (Philips), Bertini (EMI), Gielen (Hänssler), De Waart (RCA) en Tabakov (Capriccio). En het NedPhO bracht in eigen beheer een deel van Haenchens niet te versmaden serie uit. Een praktisch onderling verschil bestond wel tussen degenen die van de Tiende alleen het adagio en eventueel het purgatorio uitvoerden en degenen die zich aan een der volledige reconstructies (Cooke et al) waagden.

En dan zijn er de onvoltooide cyclussen. Van Karajan bijvoorbeeld hadden we op meer mogen hopen, maar triester is dat Haitink nooit zijn reeks aan Mahler gewijde, beroemde Kerstmatinees uit de jaren 1977 tot 1987 heeft kunnen afmaken en dat ook zijn latere Berlijnse serie strandde, zodat daaraan de – inderdaad duur te produceren – nr. 8 en 9 ontbreken helaas.

Na de overemotionele escapades van de charismatische, flamboyante Bernstein en de soms wat opjutterige aanpak van Solti vormde de kerngezonde, doodnormale (voor zover daar bij Mahler sprake van kan zijn), lucide, weinig demonstratieve opvatting van Haitink balsem voor de geest bij zijn eerste poging. Hij wees op de best denkbare manier de weg in een muziekwereld die decennialang iets onaanvaardbaars had voor de zogenaamde beschaafde wereld.

De frasering was volkomen natuurlijk, de soms nog wat hoekige ritmiek was geruststellend en de preoccupatie met de gangbare symfonische waarheden van vorm en structuur stonden een prachtige klank niet in de weg. Ook de digitale remastering van de analoge opnamen lukte goed, al is er hier een daar een ruisresidu over.

De Eerste als letterlijke eersteling is meestal beschouwd als wat minder geslaagd; opvallend zijn wel de fraaie inbreng van de houtblazers en het vibrato van de trompetten. Zo wordt karakter en charme verleend aan een verder wat karakterloze verklanking. Het ‘Joodse’ karakter van het derde deel doet wat geforceerd aan en de opnamekwalkiteit is hier nog niet optimaal.

De Vierde, met Ameling, klinkt duidelijk op de man af en is ontdaan van enige gemaniereerdheden die in Haitinks latere versies met Alexander, Frittoli en McNair inslopen. Heel mooi is het poco adagio. Wel toonde de dirigent in zijn latere versies een minder grote emotionele terughoudendheid, waardoor ze representatiever zijn. Het eerste deel had fantasierijker mogen zijn, de dierenkarikaturen in de finale vulgairder.

In de Zevende vermeed Haitink gelukkig de zielwringende theatraliteit van Bernstein. Ook zonder is het werk al hallucinerend genoeg. Feitelijk is dit zelfs – naast de Negende – het hoogtepunt uit de reeks. Die Negende begint betrekkelijk koel en duister, maar wordt vervolgens heel gedreven en intens. Het zijn maar een paar opmerkingen bij een reeks waarover al zoveel is geschreven en die genoegzaam bekend mag worden verondersteld. Van veroudering is gelukkig niet nadrukkelijk sprake.

Het mooie is vooral dat deze in vrijwel alle opzichten gematigde interpretaties zo goed de tand des tijds doorstonden; veel beter dan de opvattingen waarin het soms nachtmerrie achtig emotionele werd toegespitst. Hier is de jongere Haitink al een ideale reisleider in het Mahlerdomein.

In zijn latere Berlijnse reeks klinkt wat grof geformuleerd al het bekende nog eens wat doorleefder, gerijpter, intenser en ook wat langzamer. Maar wel nog mooier opgenomen. Liefst moet men dit ervaren via de dvd’s en niet primair via de cd’s. Belangrijk te weten hierbij is dat beide niet identiek zijn. De cd’s zijn een eigen Philips productie met Volker Straus als belangrijkste man aan de knoppen, bij de dvd’s gaat het om opnamen van Sender Freies Berlin met mensen als Barrie Gavin, Hans-Ludwig Feldgen, waaraan aan geluidskant alleen de Philipsmensen Job Maarse en Stan Taal meewerkten. Prachtig is meteen het doodkalme, organische begin van de Eerste en het lome, uitermate gestileerde derde deel. Pas in de finale brengen koper en slagwerk de boel echt tot leven. In de Tweede is spraje van een fraaie opbouw naar de gepassioneerde, blij opluchtende finale toe. Met name de Derde slaagde veel intenser op dvd dan op cd, waar het slagwerk nogal eens de draad kwijt was. Natuurlijk horen en zien we hier ook de donkerder altstem van Florence Quivar in plaats van de lichtere mezzo van Jard van Nes. In de Vierde zijn we te gast in een kostelijk boerenlandschap met McNair als inleidster tot het hemelse leven. De Zevende begint nog wat aardgebonden, maar eindigt ook meeslepend in gelukkig vrij strakke tempi.

De dirigent maakt nu als ervaringsdeskundige een meer ontspannen, boven de materie staande indruk dan voorheen; zijn slagtechniek is vloeiender, economischer, duidelijker geworden, à la Karajan sluit hij soms de ogen en hij weet wanneer hij niet hoeft in te grijpen. De ‘live’ omstandigheden zorgden duidelijk voor meer spanning, intensiteit en aandacht. De geluidskwaliteit lijkt optimaal. Beluister het Fernorchester in de Tweede en de beide Nachtmusiken in de Zevende. Wie een complete symfoniecyclus plus het Lied von der Erde op dvd wenst, blijft aangewezen op de integrale opname uit de jaren 1971/6 van Bernstein (DG 073-4088-9) inclusief repetitiefragmenten. Een reeks die interpretatief en opnametechnisch langzamerhand wel wat achterhaald is, maar het blijft een feest om de dirigent – of men hem in alles volgt of niet – letterlijk aan de slag te zien.

En dan zijn er die buitenbeentjes: een mooie Rotterdamse uitvoering van de Tweede uit 1990, de door de AVRO en de Wereldomroep in beperkte oplage verspreide Vierde met Frittoli en Haitinks uitstapjes  naar het Parijse Théâtre des Champs Elysées waar hij met het Frans nationaal orkest in oktober 2002 eerst de Zesde en in juni en juli 2004 de Vijfde uitvoerde. Daarvan werden een ‘live’ opnamen gemaakt die bij Naïve verschenen. Interessant, maar tamelijk teleurstellend en het is de vraag of de dirigent graag aan deze escapade wil worden herinnerd. Trage, aarzelende vertolkingen met een onidiomatisch orkest zonder enige magie.

Nee, dan de Kerstmatinees uit de periode 1977 tot 1987. Ze zijn gelukkig behoorlijk gearchiveerd door de omroep. In 1999 verschenen ze minus een viertal liederen uit Des Knaben Wunderhorn op negen cd’s, in november 2006 in echt complete vorm op vier dvd’s, nog aangevuld met de documentaire “Bernard Haitink, een dirigentenleven” uit 1992.

Wie dus niet het geduld heeft om de traag vorderende, ongelukig na twaalven door Ned. 2 tv uitgezonden reeks te volgen of met behulp van de timer op de videorecorder vast te leggen, is wonderwel bediend met de voor een heel civiele prijs aangeboden 4 dvd’s. Het gaat hier om een specifiek Nederlands (dus ook Nederlandstalig) project waarin Philips, de nps en het Concertgebouworkest samenwerkten. Aan het begin wordt gewaarschuwd voor een paar oncorrigeerbare gebreken, in de praktijk valt dat erg mee, afgezien van een paar kleine hiaten en witte banden door het beeld.

De geluidskwaliteit is goed, typisch zoals we die van ‘goede ‘live’ opnamen ter plekke gewend zijn (en beter dan menige recente RCO Live opname!). De beeldregie is achtereenvolgens in handen van Wilhelmina Hoedeman (die in de Eerste de camera nodeloos veel in de zaal laat ronddwalen), Fred Bosman en vanaf nr. 3 van de uiterst competente Hans Hulscher.

Soms vraagt men zich af of bij de postproductie niet nog wat had kunnen worden verbeterd (in de Derde bijvoorbeeld de lange pauzes tussen de delen hadden kunnen worden bekort en daarmee het hinderlijke applaus na deel 1 geëlimineerd). Interessant is wel de samenstelling van het orkest ruim twintig jaar geleden nog eens in beeld te krijgen, met bijvoorbeeld de jonge Jaap van Zweden als concertmeester en Jan Labordus nog tronend achter de pauken. Grappig ook de kapsels en brilmonturen uit die tijd.

Of die prachtige Vierde uit begin november 2006 met Christine Schäfer uit de als Goud voor Haitink geafficheerde optredens ter herdenking van zijn vijftigjarige dirigentschap in Amsterdam in de reeks KCO Live gaat verschijnen? Het is onwaarschijnlijk in de huidige, voor de muziekindustrie moeilijke tijd, dat nog veel Mahleropnamen van Haitink verschijnen. Maar er is al ruim genoeg om voor altijd dankbaar voor te zijn.

 

Discografie

Symfonieën 1-9, Adagio uit nr. 10. Elly Ameling, Aafje Heynis, Groot Omroepkoor (nr.2), Maureen Forrester, Willibrordus jongenskoor, Groot Omroepkoor (nr. 3), Elly Ameling (nr. 4), Ileana Cotrubas, Heather Harper, Hanneke van Bork, Birgit Finnilä, Marianne Dieleman, William Cochran, Hermann Prey, Hans Sotin, Willibrordus jongenskoor, Collegium musicum Amstelodemense, Amsterdams Toonkunstkoor, De Stem des volks Amsterdam (nr. 8). Concertgebouworkest. Philips 442.050-2 (10 cd’s, 11 uur 32’). 1962/71

Kerstmatinees 1977-1987. Symfonieën nr. 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 9; Lieder eines fahrenden Gesellen; 4 liederen uit Des Knaben Wunderhorn. Roberta Alexander, Maria Ewing, Jard van Nes, Carolyn Watkinson, Benjamin Luxon, Tom Krause, het Groot Omroepkoor, Noord-Hollands jongenskoor en het Concertgebouworkest. Philips 464.321-2 (9 cd’s, 9 uur 24’39”). 1999

Symfonie nr. 1. Concertgebouworkest. Philips 456.658-2.

Symfonie nr. 1. Berlijns filharmonisch orkest. Philips 420.936-2 (57’02”). 1987

Symfonie nr. 2. Charlotte Margiono, Jard van Nes, het Groot Omroepkoor en het Rotterdams filharmonisch orkest. RphO STB 910011 (2 cd’s, 80’48”). 1990

Symfonie nr. 2. Sylvia McNair en Jard van Nes met het Ernst-Senff koor, het Tölzer jongenskoor en het Berlijns filharmonisch orkest. Philips 438.935-2 (2 cd’s, 86’05”). 1993

Symfonie nr. 3. Jard van Nes, dames uit het Ernst-Senff koor, Tölzer jongenskoor en Berlijns filharmonisch orkest. Philips 432.162-2 (2 cd’s,103’10”). 1990

Symfonie nr. 4. Elly Ameling met het Concertgebouworkest. Philips 442.394-2. (54’18”) 1972

Symfonie nr. 4. Roberta Alexander met het Concertgebouworkest. Philips 412.119-2 (55’33”). 1983

Symfonie nr. 4. Sylvia McNair met het Berlijns filharmonisch orkest. Philips 434.123-2 (58’27”). 1992

Symfonie nr. 4. Barbara Frittoli met het Concertgebouworkest. Rn music (56’05”). 2002

Symfonie nr. 5. Berlijns filharmonisch orkest. Philips 422.355-2 (78’47”). 1988

Symfonie nr. 5. Frans nationaal orkest. Naïve V 5026 (78’). 2004

Symfonie nr. 6; Lieder eines fahrenden Gesellen. Jessye Norman met het Berlijns filharmonisch orkest. Philips 426.257-2 (2 cd’s 102’55”). 1989

Symfonie nr. 6. Frans nationaal orkest. Naïve V 4937 (78). 2001

Symfonie nr. 7; Adagio uit Symfonie nr. 10. Berlijns filharmonisch orkest. Philips 434.997-2 (2 cd’s, 107’24”). 1992

Symfonie nr. 8. Ileana Cotrubas, Heather Harper, Hanneke van Bork, Birgit Finnilä, Marianne Dieleman, William Cochran, Hermann Prey, Hans Sotin, Toonkunstkoor, De Stam des volks, Collegium musicum Amstelodamense, Willibrordus kinderkoor en Concertgebouworkest. Philips 446.195-2 (1 uur 15’51”). 1971

 

Video

Kerstmatinees 1977-1987. Symfonieën nr. 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 9; Lieder eines fahrenden Gesellen; 8 liederen uit Des Knaben Wunderhorn; documentaire “Bernard Haitink, een dirigentenleven” (1992). Roberta Alexander, Maria Ewing, Jard van Nes, Carolyn Watkinson, Benjamin Luxon, Tom Krause, het Groot Omroepkoor, Noord-Hollands jongenskoor en het Concertgebouworkest. Philips 00289-442.871-3 (4 dvd’s, 10 uur 22’32” + 88’54”). 2006

Symfonieën nr. 1 en 2. Sylvia McNair, Jard van Nes, Ernst-Senff koor en het Berlijns filharmonisch orkest. Philips 074-3131 (152’). 1987/93

Symfonie nr. 3. Florence Quivar, Tölzer jongenskoor, vrouwen van het Ernst-Senff koor en Berlijns filharmonisch orkest; documentaire Mahler chronolgy. Philips 074-31332 (106’). 1992

Symfonieën nr. 4 en 7. Sylvia McNair met het Berlijns filharmonisch orkest. Philips 074-3134 (140’).  1992