BIJ DE DOOD VAN HANS WERNER HENZE (1926-2012)
Het was bekend dat Henze al een poosje ziek was, maar toch komt het berichte van zijn overlijden op 27 oktober 2012 nog onverwachts. Hij verbleef daar als composer in residence.
Sinds Hans Werner Henze in 1968 de bij een aanslag zwaar gewonde Rudi Dutschke bij zich thuis opnam, zijn engagement voor radicale linkse bewegingen kenbaar maakte en de première van zijn oratorium Das Floß der Medusa in december dat daar door een politiek gemotiveerd schandaal onmogelijk werd gemaakt, was Henze de meest omstreden Duitse componist.
Tegelijk echter behoort hij als componist – nooit beschadigd door links socialistische opvattingen of activiteiten – tot het grote establishment.
Niet zonder reden dankt hij zijn reputatie vooral aan het genre dat sterker dan welk ander ook sociale kwesties aan de orde stelt: de opera. De vraag of Henze’s socialistische wending het ineen vloeien van sociale en artistieke vooruitgang ook zijn persoonlijke ontwikkeling diende, is moeilijk eenduidig te beantwoorden want ook aan het begin van zijn carrière had Henze al heel goed geweten hoe hij invloeden van Berg, Hindemith, Bartók en Stravinsky met een zijlijntje naar de jazz tot zelfs de methodische overname van Schönbergs twaalftoons systeem tot een even expressieve als persoonlijke stijl kon integreren. De strikte wending richting serialiteit voerde hij evenwel nooit uit.
De 1 juli 1926 in Gütersloh geboren Henze moest aan het eind van W.O. II nog net even in Duitse militaire dienst, maar kon daarna compositie bij Fortner en Leibowitz gaan studeren. Al op 25-jarige leeftijd had hij drie symfonieën, een paar balletten en de volwaardige opera Boulevard Solitude (1951) op zijn naam.
Juist daarom oogstte hij waarschijnlijk de gunst bij een breder publiek, juist met zijn opera’s. Zich een politiek engagement aanmeten en door een schandaalstuk als Das Floß der Medusa vooral of zelfs alleen maar publiciteit te genereren, is een onjuiste veronderstelling.
Al sinds het ontstaan van dat werk vertoonde de componist de neiging om zich ook van verworvenheden uit het verleden bewust te tonen; zinnelijkheid en reflectie kenmerken bijvoorbeeld El Cimarrón uit 1970. Het gaat ook hier om een sterk politiek geëngageerd werk in de vorm van een recital voor bariton, fluit, gitaar en slagwerk over de herinneringen van een Cubaanse slaaf.
Hij streefde naar een soort eigentijdse muziek die iets van de emoties, de lyriek en het gulle gebaar van de romantische tijd in zich verenigde. Geen wonder dat hij koos voor genres als symfonie, strijkkwartet, (orkest)lied en opera.
Of zijn homoseksualiteit zijn leven in Italië aan de baai van Napels al sinds 1953 veel draaglijker maakte dan dat in Duitsland? Veel charme en een heel goed ontwikkeld gevoel voor sardonische humor moeten hem overal hebben geholpen.
En in zijn politieke show Der langwierige Weg in die Wohnung der Natascha Ungeheuer (1971) heeft Henze overeenkomstig zijn politieke stelregels net zo een stap gezet om zijn burgerlijke persoonlijk stijl te overwinnen als in zijn in Cuba geschreven Zesde symfonie (1969) of in het pianoconcert Tristan (1973) en de Edward Bond opera Wir erreichen den Fluß (1976).
Voor Symfonie nr. 7 (1984) lijkt Beethoven model te hebben gestaan; nog duidelijker blijkt dat uit nr. 9 (1997) met koor waaraan drama in de vorm van een beschrijving van wanhoop, gevolgd door hoop in Berlijn aan het eind van W.O. II niet ontbreekt.
Dit is zo maar een greep uit leven en werk van Henze. In 2006 wijdde ik voor deze website een componistenportret aan hem, maar veel meer en uitgebreider is bijvoorbeeld op Wkipedia te vinden.
Getrouw aan de aard van deze website lijkt het zinvoller nog wat recensies over aan Henze gewijde opnamen te maken.
Discografie
Een keuze uit zijn vele werken
The Henze collection. Symfonieën nr.1-6; Pianoconcert Tristan; Doppio concerto per oboe ed arpa; Vioolconcert nr. 1; Ode an den Westwind; Contrabasconcert; Fantasie voor strijkorkest; Sonata per archi; Der junge Lord; Scènes uit Elegie für junge Liebende; Das Floß der Medusa; El Cimarrón; Natascha Ungeheuer; Cantata della fiaba estrema; Musen Siziliens; Moralitäten; Whispers from heavenly death; 5 Napolitaanse liederen; Being beauteous; Versuch über Schweine. Diverse uitvoerenden. DG 449.860-2 (14 cd’s).
Symfonieën nr. 1-6. Berlijns filharmonisch- c.q. Londens symfonie orkest o.l.v. Hans Werner Henze. DG 449.861-2m 476.7234 (2 cd’s).
Symfonieën nr. 7 en 8. Omroeporkest Berlijn o.l.v. Marek Janowski. Wergo WER 6721-2.
Symfonie nr. 7; Barcarola per grande orchestra. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 754.762-2.
Symfonie nr. 7; Ariosi su poesie di Torquato Tasso. Christiane Oelze (s) en Christian Ostertag (v) met het SWR symfonie orkest o.l.v. Sylvain Cambreling. Hännsler CD 93.047.
Symfonie nr. 8; Adagio, Fuge und Mänadentanz (suite uit Die Bassariden); Nachtstücke und Arien. Claudia Barainsky (s) met het Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Markus Stenz. Phoenix Edition 113.
Symfonie nr. 9. Omroepkoor Berlijn en Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ingo Metzmacher. EMI 556.513-2.
Symfonie nr. 10; La selva incantata; Quattro poemi. Nationaal orkest Montpellier o.l.v. Friedemann Layer. Accord 476.7156.
Sinfonische Intermezzi; Mänadenjagd. Mahler Jeugdorkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 447.115-2.
3 Symphonische Etüden; Nachtstücke und Arien; Quattro poemi; La selva incantata. Michaela Kaune (s) met het NDR symfonie orkest o.l.v. Peter Ruzicka Wergo 6637-2.
Vioolconcerten nr. 1-3. Torsten Janicke (v), Ulf Dirk Mädler (b) met het Magdeburg filharmonisch orkest o.l.v. Christian Ehwald. MDG 601.1242-2.
Undine. London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knussen. DG 453.467-2 (2 cd’s).
Strijkkwartetten nr. 1-5. Arditti kwartet. Wergo 2 CD 60114/5-50 (2 cd’s).
Royal winter music; Gitaarsonates nr. 1 en 2. Reinbert Evers (git). MDG MDGL 3110.
Royal winter music. Dietmar Kreš (git.). Wergo CD 60126-50.
Sechs Gesänge aus dem Arabischen; 3 Auden songs. Ian Bostridge (t) en Julius Drake (p). EMI 557.112-2.
Die Bassariden. Loren Driscoll, Kostas Pascalis, Peter Lagger, Helmut Melchert, William Dooley, Kerstin Meyer met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Orfeo C 605032 l (2 cd’s).
Die Bassariden. Kenneth Riegel, Andreas Schmidt, Robert Tear, Karan Armstrong, Celina Lindsay, Ortrun Wenkel, Michael Burt, William Murray met het RIAS Kamerkoor, het S¨¨dfunk koor en het Berlijns omroporkest o.l.v. Gerd Albrecht. Schwann 314.006 (2 cd's).
Elegy for young lovers. Lisa Saffer (s), Rosemary Hardy (s), Mary King (ms), Christopher Gillett (t), Roderick Kennedy (bs), David Wilson Johnson (b) en Adrian Brine (bs) met het Schönberg ensemble o.l.v. Oliver Knussen. Et’cetera KTC 9000-11 (2 cd’s).
Voices. Sarah Walker (ms), Paul Sperry (t) met het Londens symfonie orkest o.l.v. Hans Werner Henze. Explore EXP 007/8 (2 cd’s).
Video
Boulevard Solitude. Laura Aikin (s), Pär Lindskog (t), Hubert Delamboye (t), Tom Fox (bs), Pauls Putnins (bs) en Marc Canturri (bs) met het Liceu theater ensemble Barcelona o.l.v. Zoltán Pesko. Euro Arts 205.6358 (dvd).
Der Prinz von Homburg. William Cochran (t), Helga Dernesch (s), MariAnne Häggander (s), François le Roux (b), Claes-Hakan Ahnsjö (t), Hans Günter Nöcker (bs) met het Beiers Staatsorkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. ArtHaus 100.164 (dvd).
L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe. Laura Aikin (s), Matthias Goerne (b), John Mark Ainsley (t), Alfred Muff (b), Hanna Schwarz (ms), Günther Missenhardt (b) Axel Köhler (ct) en Anton Scharinger (bs) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Markus Stenz. Euro Arts 205929 (dvd).
Henze: Memoirs of an outsider, A portrait and concert. Ueli Wiget (org), Haakon Hardenberger (tr), Ian Bostridge (t), Michaela Kaune (s), Julius Drake (p), Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Markus Stenz; Birmingham symfonie orkest o,l.v. Simon Rattle en Ensemble Modern o.l.v. Indo Metzmacher. ArtHaus 100.360 (dvd).