Fonografie Muziek

GOEBAIDOELINA: WAARNEMINGEN, GEVOELENS

 

SOFIA GOEBAIDOELINA: WAARNEMINGEN, GEVOELENS

 

Tijdens het zesde Lockenhaus Festival (1986) van Gidon Kremer in dat schilderachtige dorpje met roofridderburcht en ‘Zwiebelturn’ kerkje in het Oostenrijkse Burgenland, pal aan de toen nog door een licht doorlaatbaar IJzeren Gordijn van Hongarije afgesloten, verraste de violist met de aankondiging dat de in Moskou levende, uit Chistopol aan de Wolga stammende, in Moskou wonende componiste Sofia Goebaidoelina dat jaar ‘Composer in residence’ zou zijn.

In mijn herinnering was de componiste toen een heel onopvallende, zelfs lichtelijk schuwe vrouw van wie in het Westen nauwelijks iets bekend was. Een citaat van Viktor Soeslin over de componiste uit het toenmalige programmaboekje:

“Haar begaafdheid verschilde van die van mijn meeste andere erudiete kennissen; ze drukte zichzelf niet zozeer in woorden als wel in daden uit. Wanneer ze spreekt, klinkt dat vaak geremd en niet zo goed geformuleerd – het gevolg van verlegenheid. Ze verkeert niet graag in groot gezelschap, maar wat ze te berde brengt wordt gekenmerkt door grondigheid en onweerstaanbare waarachtigheid. Onwillekeurig realiseert men zich dat ‘Sofia’ in het Grieks staat voor ‘wijsheid’. Haar manier van spreken is mooi beschreven in de woorden van Lao Tzu: “Ware woorden zijn niet inschikkelijk. Mooie woorden hoeven niet te worden vertrouwd. De oprechte is geen vleier, de vleier kan niet oprecht zijn. Degene die weet kan bewijzen meebrengen. Degene die bewijzen heeft, weet niets.”

 

Goebaidoelina richtte in 1975 met Viktor Suslin en Vyatcheslav Artyomov het ensemble ‘Astreya” op. Deze musici gebruikten naast conventionele instrumenten, in de volksmuziek gebruikt instrumentarium en zelf ontwikkelde geluidsbronnen. Later is niets meer van dat ensemble vernomen.

Hun programma luidde: “Deze activiteit is in menig opzicht experimenteel. Het is niet bestemd voor grote concertzalen en heeft niets gemeen met commerciële muziek. Dat helpt ons om het compositieproces op een nieuwe manier te beleven en het te ontdoen van academische subtiliteiten.”

Geholpen door deze woorden en de beschrijving van Soeslin moet het mogelijk zijn met onbevangen en open oren naar de muziek van Goebaidoelina te luisteren. Van haar toen uitgevoerde werken werden gelukkig meteen opnamen gemaakt. Een paar jaar later viel De Muur en kon ze zich vrijelijk in Europa en de V.S. bewegen, maar al in 1989 (?) vierde Reinbert de Leeuw haar voor het eerst in het Holland Festival. De componiste vestigde zich in 1992 in Hamburg, later in Berlijn.

Biografische gegevens van de 1931 in Kazan geboren, later onder meer als assistente van Shostakovitch in Moskou werkzame componiste die daar van 1954-1962 bij Peyko en Shebalin studeerde, begon met kamermuziek te schrijven waarin de muzikale klank, ook in  dynamisch ver werd opgerekt en deze techniek later ook in haar orkest- en koorwerken toepaste met speciale aandacht voor ritme en tempo zijn makkelijk in Wikipedia op het web en in andere bronnen te vinden, zodat ze hier niet nog eens hoeven worden opgeschreven. Haar nieuwe technieken gaan zelfs zover dat ze in Stimmen verstummen uit 1986 een solo voor dirigent inlaste en gekleurd licht een functie gaf in Alleluja (1990). Maar vrijwel steeds is sprake van een religieuze basis. Verder redeneert zij: “Ieder interval schept een som- en een verschiltoon; een interval in het laagste register zorgt voor een verschiltoon die we niet als zodanig waarnemen, maar als een puls. In de hogere registers horen we die pulsen tegelijk met het oorspronkelijke interval.” Ze beschouwt dergelijke overgangen van toon naar puls en terug (en het mogelijke verlies van zo’n puls) als een metafoor voor hoop en wanhoop.

De tachtigste verjaardag van de kleine tengere componiste, 24 oktober 2011, wordt in de muziekwereld in het algemeen en in Nederland in het bijzonder gevierd. Ze is wel vergeleken met de beroemd/beruchte Madame Blavatsky (1831-1891), de Russische moeder van de New Age stroming.

 

Een paar opmerkingen bij wat voor deze componiste essentiële opnamen:

 

Werken uit haar vroege periode zijn bijeengebracht op de Accord cd. En iedereen die moeite heeft met de wat dwalende plechtigheid van haar latere werken, zal hier genoegen aan beleven. Zo is de Chaconne (1963) een en al strak gevormde helderheid met brokjes neoclassicisme, maar dan heel anders dan bij Schnittke en zonder dat de schaduw van Shostakovitch over de muziek valt.

Domweg ontzettend leuk zijn de 14 korte stukjes uit het pianowerk Musikalisches Spielzeug (1969) die ook door kinderen moeten kunnen worden gespeeld (vergelijk met dergelijk materiaal van Bartók en Kurtág). En passant worden we bijvoorbeeld aan Debussy en Prokofiev herinnerd. De korte Invention (1974) is een mooi epigram en Introitus in een ééndelige structuur van twintig minuten met hints richting Pärts ‘tintinnabulistische’ stijl (1978) loopt vooruit op later werk. Alle lof voor pianiste Claire-Marie Le Guay en het Zwitserse orkest voor een gave realisatie.

In het eendelige ruim een half uur durende voor Anne-Sophie Mutter geschreven Vioolconcert uit 2006/7 horen we de componiste in een ongecompliceerde stemming waarin ze met volledig behoud van haar persoonlijke identiteit net als Shostakovitch en Schnittke ook geen Mahleriaanse toespelingen schuwt. Sfeerwisselingen van klaaglijk tot euforisch passeren de revue n een reeks visioenen van hemel en hel en de uitvoering maakt een optimale indruk omdat de soliste en de dirigent geheel op één lijn zitten. Enige expressieve overdrijving kan bij deze componiste geen kwaad. Of de combinatie met beide Vioolconcerten van Bach voor de hand lag? Offertorium uit 1980 zou de ware Goebaidoelina bewonderaar liever zijn geweest waarschijnlijk. Daarvan maakte Oleh Krysa met het Stockholm filharmonisch orkest onder James DePreist in 1990 een mooie opname (BIS CD 566).

Van het Vioolconcert bestaat nog een andere opname met Mutter, maar ditmaal met het Berlijns filharmonisch o.l.v. Simon Rattle, maar dan op dvd als documentaire van Jan Schmidt-Garre die de voorbereiding voor de wereldpremière documenteerde en die wereldpremière zelf natuurlijk tijdens het Luzern Festival. Of het allemaal spontaan en niet grondig geënsceneerd tot stand kwam? Dat Mutter de enveloppe met de kersverse partituur hier ‘voor het eerst’ opent, lijkt bijvoorbeeld nogal onwaarschijnlijk.

Opvallender is de heel open, spontane houding van Goebaidoelina in haar toelichting. De documentaire zit vol leuke, boeiende, zeer humane momenten.

De altviool bedacht Goebaidoelina ook met een concert. Niemand lijkt beter toegerust voor een stijl- en karktervolle interpretatie dan het geëngageerde koppel Bashmet/Gergiev en zo pakt het ook uit.

Als fluitsolist staat The deceitful face of hope and despair, een fluitconcert, (2005) ter beschikking. We horen de soliste, in dit geval Sharon Bezaly (en andere stemmen) met merendeels rustige motieven die worden ‘aangevallen’ door het orkest of gedeelten daaruit. Het blijkt te draaien om een regel uit T.S. Eliots gedicht Ash Wednesday dat zijn titel met veel monolithisch slagwerk en zware orkestbegeleiding waarmaakt. De fluitsolo uit zich aardig assertief in verdrietig protest en klachtvorm.

Sieben letzte Worte is in 1982 met een toespeling op Haydns gelijknamige werk geschreven voor cello, accordeon en strijkorkest. Een soort gezelschap van In Croce voor cello en orgel (1979), een werk waarin de confrontatie tussen twee danig verschillende instrumenten boeiend verloopt. Als accordeon is feitelijk bedoeld de Russische vorm: bayan. Hier gaat het inderdaad om een symbolische uitbeelding van de kruisiging. En opnieuw vergt de componiste van haar solisten dat deze ver buiten de geijkte expressieve en dynamische oevers treden om de pijn en de wanhoop van de betrokkenen toch te laten uitmonden in blijken van hoop voor ons luisteraars. Sharon Bezaly en Mie Miki leveren hier werkelijk een topprestatie.

Ook Elsbeth Moser en Boris Pergamentchikov gaan in Sieben letzte Worte wat meditatiever, introverter te werk. Hun betoog is wel mooi helder. Hun ECM opname bevat verder de 10 Preludes, feitelijk études voor solocello (1974), waarover ook Pieter Wispelwey zich ontfermde (Channel Classics CCSSA 20904). Het materiaal behoort tot het populairste van de componiste en vergt veel van de cellotechniek in een reeks heel wisselende stemmingsbeelden. De profundis (1978) is voor een ‘klassieke’ accordeon en bestaat uit een grillige mengeling van dissonanten en bezweringen, hier heel helder voorgedragen door Moser.

Een vierkantsvergelijking kennen we uit de algebra, maar er is weinig wiskundigs aan Quaternion voor 4 celli (1996). In dit werk gaat – zoals wel meer bij de Russische – een quasi improvisatorische vrijheid hand in hand met een grote samenhang. De bedoeling is onderscheid te laten horen tussen het alledaagse en het transcendente. Gelukkig heeft de vertolking van de vier solisten (twee Russen, twee Engelsen) niets zweverigs, maar klinkt het resultaat resoluut, kleurig en evenwichtig.

Om al in 1994 te spreken van een cd met “complete pianowerken’ lijkt wat voorbarig; het gaat om stukken uit de jaren zestig en zeventig vorige eeuw. Maar Diana Baker ontfermde zich over het toen beschikbare materiaal en laat in zorgvuldige vertolkingen horen wat Goebaidoelina tot dan toe aan pianorepertoire bijdroeg. Niettemin: er blijken sindsdien nauwelijks of geen solowerken te zijn bijgekomen.

Toen Goebaidoelina in 1996 de opdracht kreeg om voor de Internationale Bach Academie in Stuttgart Passiemuziek te schrijven, overwoog ze in één groot werk de Passie en de Opstanding uit het evangelie van Johannes samen te vatten met nadruk op de relatie van Jezus met God de Vader. Die opgave bleek vrijwel onmogelijk en zo ontstonden twee oratoria.

De Johannes Passion ontstond in 1999/200 en werd meteen in Stuttgart in première gegeven door Gergiev; het andere werk volgde een seizoen later in Hamburg, ook met Gergiev.

Oorspronkelijk zijn beide werken van Russische tekst voorzien, maar later werd ook een Duitse vertaling geleverd die in de onderhavige vertolking wordt gebruikt. Voor het overige gaat het hier om een gereviseerde versie die voor het eerst in februari 2007 in Dresden klonk.

De devote intenties van de muziek zijn duidelijk, maar deze verslapt na het begin telkens weer. Schuld zijn deels de lange recitatieven waarin de bariton en de bas de grootste rol spelen. Het ontbreekt aan drama en ja: aan passie. Zelfs deze prachtige vertolking kan dat niet verbloemen.

 

Selectieve discografie

 

Garten von Freuden und Traurigkeit; Strijktrio; Seven Words. Irena Grafenauer (fl), Maria Graf (harp), Vladimir Mendelssohn (vc), Isabelle van Keulen (v), Veronika Hagen (va), David Geringas (vc), Elisabeth Moser (acc) met het Kamerorkrest van de Jonge Duitse Filharmonie o.l.v. Mario Venzago. Philips 434.041-2 (71’12”). 1986/9

 

Chaconne; Pianosonate; Musikalisches Spielzeug; Introitus: Concert voor piano en kamerorkest. Andreas Häfliger met het NRD omroeporkest Hannover o.l.v. Bernhard Klee. Sony SK 53960 (72’21”). 1993

 

Invention; Chaconne; Musikalisches Spielzeug. Claire-Marie Le Guay (p) met het Kamerorkest Lausanne o.l.v. Jean-Jaques Kantorow. Accord 480.3153 (52’). 2009

 

In tempus preasens Vioolconcert. Anne-Sophie Mutter met het Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. DG 477.7450 (63’48”). 2007

 

Altvioolconcert. Joeri Bashmet met het Marriinsky theater orkest o.l.v. Valery Gergiev. DG 471.494-2 (69’51”). 2001

 

Seven last words; Fluitconcert The deceitful face of hope and despair. Sharon Bezaly (fl), Torleif Thedéen (vc), Mie Kiki (acc) met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Maria Venzago. BIS SACD 1449 (61’14”). 2005

 

Seven last words; De profundis; 10 Preludes. Elsbeth Moser (bayan) en Boris Pergamentchikov (vc) met het Münchens kamerorkest o.l.v. Christoph Poppen. ECM 461.897-2 (72’). 2001

 

Concert voor fagot en lage strijkers; Duosonate; Quasi hoquetus. Valeri Popov (fg), Natasha Gigashvili (va), Alexander Bakchiev (p), Mikhail Bochkov (fg) met het Russisch Staatsorkest o.l.v. Pyotr Meshchaninov. Chandos CHAN 9717. 1991

 

In croce; 10 Preludes; Quaternion. Alexander Ivashkin, Natalia Pavloetskaja, Rachel Johnston en Miranda Wilson (vc) met Malcolm Hick (org). Chandos CHAN  9958 (56’). …..

 

Jetzt immer Schnee; Perception. Stella Kleindienst (s), Siegfried Lorenz (b), Leonid Stasov (spr) met het Nederlands kamerkoor, Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Philips 442.531-2 (77’25”). 1992/3

 

Stimmen…. Verstummen; Now always snow. Leonid Vlasow (spr), Schönberg ensemble, Asko ensemble, Amsterdam Sinfonietta, Nederlands blazers ensemble, Nieuw ensemble, Nederlands kamerkoor o.l.v. Reinbert de Leeuw. Et’cetera KTC 9000/17 (64’05”). 1993/5

 

Complete pianowerken: Chaconne; Sonate; Musikalisches Spielzeug; Toccata-Troncata; Invention. Diana Baker. Stradivarius STR 33756 (54’08’). 1994

 

Johannes Passion; Johannes Ostern. Julia Soekmanova (s), Corby Welch (t), Bernd Valentin (b), Nicholas Isherwood (bs) met de Gächinger Kantoerei en het SWR Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Helmuth Rlling. Hännsler Classic CD 98289 (2 vd’s, 2u 2’). 2007

 

Video

 

Sophia: Biografie van een Vioolconcert. Anne-Sophie Mutter met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. ArtHaus 101.545 (dvd, 56’). 2006

 

‘Figuren der Zeit’ uit Zeitgestalten. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. Arthaus 102.045 (dvd).