Fonografie Muziek

FAUST

FAUST: EEN VEELGEBRUIKT DUIVELS THEMA

 De geschiedenis van de man die zijn ziel aan de duivel verkocht heeft door de eeuwen heen tal van componisten gefascineerd. De Faustlegende resulteerde in tal van veelsoortige muziekwerken. Inderdaad heeft het verhaal van Faust  als een van de meest inspirerende mythes aanleiding gegeven tot tal van werken. Er zijn meer opera’s, cantates, symfonische gedichten en liederen dan de verhalen van Oedipus, Don Juan, Romeo en Julia en Hamlet samen. Opvallend is ook dat in tegenstelling tot andere mythes Faust tot op de dag van vandaag zijn aantrekkingskracht niet lijkt te hebben verloren.Wie wat nauwkeuriger in de discografie blikt, zal meteen aan de hand van de componistennamen en ontstaansdata ontdekken dat het gegeven uiteraard hoogtij vierde gedurende de romantiek. Maar dat het zijn kracht niet heeft verloren in een tijd waarin nauwelijks nog iemand aan de duivel gelooft, blijkt uit de werken van Henri Poisseur, Ronald Stevenson, Wolfgang Rihm en Alfred Schnittke. Met enig speurwerk zullen vast nog wel een paar moderne Fausts te ontdekken zijn. Jammer dat Schnittke na zijn succesvolle Faustcantate niet meer in staat was om zijn Faustopera in 1995 tot een goed einde te brengen.De lijst met op Faust geïnspireerde werken kan natuurlijk makkelijk worden uitgebreid met aanverwante werken als Stravinsky’s opera The Rake’s Progress en Brittens Death in Venice. Als belangrijke mythe had het Faustverhaal lang nodig om gemeengoed te worden.  

Faust in de literatuur en op het toneel

Faustus is een legendarische figuur die vermoedelijk vooral ontleend aan een zekere Doctor Georg (of Johannes) Faustus (Knittlingen ca. 1480 – Breisgau ca. 1540). De historische Faust wordt in een brief van abt Trithemius uit 1507 gememoreerd als zwetser, bedrieger en landloper. Een getuigenis van Rufus uit 1513 heeft het over de waarzegger Georgius Faustus die door de onnozelen wordt bewonderd en door de geestelijken wordt bestreden. Als een werkelijk en met de duivel gelieerd tovenaar wordt deze Faust het eerst beschouwd door de predikant Johann  Gast uit Bazel in diens Sermones convivales  uit 1543.De Faustsage begon daarna veel verbreiding te vinden. Hij is gegroepeerd rond twee grondmotieven: 1) Het verkopen van zijn ziel aan de duivel om bovennatuurlijke macht en kennis te krijgen en 2) De opvatting dat alle wetenschap in het algemeen en de humanistische in het bijzonder een boosaardig karakter bezit. Die anti-humanistische inslag van de Faustsage hangt nauw samen met de reformatie van Luther. Tussen de “Fahrende Schüler” (rondtrekkende geleerden, vaganten, die als humanist, alchemist en astroloog optraden) en de lutherse orthodoxie bestond van meet af aan een scherpe tegenstelling. Die oer-Faust was een Duitser en het heet dat Luther zo bang was voor de duivel, dat hij een inktpot naar hem gooide. Een protestante Faust was het prototype van zo’n vagant, geschapen in een tijd van predikers over hel en verdoemenis, die poneerden dat iemand zonder geloof voorbestemd is voor de hel. Die Faust werd het eerst aan een groter publiek getoond in het marionetten theater.In literaire vorm verschijnt de Faustlegende het eerst in 1587 als Historia von Dr. Johann Fausten, in het zg. Faustbuch uitgegeven door Spiess. Dat werk had een ongekend succes. Het werd vaak herdrukt, gewijzigd en aangevuld, o.a. in 1589 met Faustverhalen uit Erfurt. De eerste Nederlandse vertaling dateert uit 1529. In 1725 zag een versie als met houtsneden verlucht volksboekje. Goethe kocht het op een jaarmarkt.Ook op het volkstoneel  werd dr. Faustus een populaire figuur. Al vòòr 1589 schiep Christopher Marlowe een toneelversie naar het Engelse volksboek The tragical history of Dr. Faustus (1588, verschenen 1604) die door reizende Engelse toneelgroepen in de 17e eeuw ook op het continent werd opgevoerd.. Van Rijndorp, destijds directeur van de Haagse Schouwburg,  was een Nederlandse navolger met zijn Hellevaart van Dr. Joan Faustus uit 1731. Behalve op het toneel trof men Faust ook aan in de poppenkast, waar Goethe het eerst kennis met hem maakte.Hoe populair Faust was, blijkt uit de opmerking van Lessing, dat Duitsland verliefd was op Faust. Lessing zelf heeft in zijn Literaturbriefe (1759) een fragment van zijn Faustdrama bekend gemaakt waarin voor het eerst sprake is van de redding van Faust. Overeenkomstig de rationalistische levensopvatting van de Verlichting werd Faust tenslotte niet door de duivel opgeëist, maar door zijn drang naar kennis worden gered. Op Lessing die de dramatische kern van het werk zag volgde Goethe met zijn Urfaust (1774-1775), Faust I (1808) en Faust II (1832) waarin hij op meesterlijke wijze de meest definitieve gestalte gaf aan de sage. Ook bij Goethe wordt Faust ondanks zijn vele dwalingen gered omdat hij onophoudelijk naar volmaaktheid streeft. Van de duivel maakt Goethe de “geest die steeds ontkent”, een negatieve kracht die hij tegenover het positieve streven van Faust. Daarnaast zijn er tal van bewerkingen van de stof, onder meer door Maler, Müller, Chamisso, Grabbe, Klinger, Lenau, Heine, Valéry (het toneelstuk Mon Faust), Butor en Simrock (poppenspel waarop Busoni en Reutter zich baseerden, 1846). En dan is er natuurlijk Thomas Mann met zijn Doktor Faustus uit 1947. 

Faust in de muziek

Voor opera doeleinden ging het Faustverhaal dan nog eens door het filter van de librettist. In de Duitstalige wereld kent men Gounods Faust alleen als Margarethe als om duidelijk te maken dat het niet echt gaat om een verwerking van Goethe’s gegeven. Het werk concentreert zichzelf op het vrijwel terloopse figuurtje van Gretchen (Marguérite) en veronachtzaamt zo het hoofdthema uit het grote epos bijna geheel. Maar Gretchen was bepaald niet bijkomstig voor Goethe. De Faust uit de 16e eeuwse drie stuiversroman beleefde zijn geneugten nog met onschuldige melkmeisjes. Het idee om haar op hoger niveau te brengen en een universele vrouw van vlees en bloed, ja zelfs een lijdende heldin van haar te maken, is van Goethe. En tegelijkertijd kon hij – net als Marlowe die Faust naar Rome sleepte om daar de paus te ontmoeten – de verleiding niet weerstaan om het drama uit te breiden, waardoor de noordelijke held terechtkwam in klassieke zuidelijke landschappen. Niet alleen maakte hij van Faust een filantropische idealist, in de adembenemende slotscène raakt hij verzeild in het gezelschap van een heel gezelschap heiligen, waaronder de maagd Maria en inclusief de geest van Gretchen, dat alles om Fausts ziel te redden.Sindsdien is Faust een wisselende verschijning; elke volgende componist zocht en vond bij Goethe wat hij nodig had. Schumann vond voor zijn Szenen aus Goethe’s Faust een christelijke parabel en zocht alleen die gedeelten van Goethe uit, die deze visie ondersteunden. Voor Wagner, in zijn Faustouverture was Faust een soort oerbeeld van de kunstenaar, meer in het bijzonder vertegenwoordigd door Beethoven. Misschien gold dat ook voor Liszt, maar Liszt was een religieus man en net als bij Schumann eindigt zijn interpretatie met christelijke verlossing. Berlioz’ Damnation de Faust is een met veel fantasie omgeven wereldse Faust, die zelfs in Hongarije belandt. Wat dat betreft blijft hij dicht in de buurt van Goethe met zijn prachtige natuurschilderingen; de hemel en de hel worden voor Berlioz een romantisch décor. Gounod ontleende er de stof voor zijn opera aan, een werk dat kenmerkend genoeg in het Duits juist Gretchen heet.Faust is universeel genoeg om de Italiaanse katholiek Boito tot zijn opera Mephisto en de Itiaans/Duitse vrijdenker Busoni tot zijn Doktor Faust te inspireren. Zo verwierf Goethe’s meesterwerk een universeel karakter.Niet zolang geleden bracht Wolfgang Rihm Faust in verbinding met een andere mythe in zijn kameropera Faust und Yorick en in een nog latere opera maakte hij dat Hamlet Karl Marx ontmoet. Henri Pousseur schreef een “Fantasie op de manier van een opera” waarin een componist door Mefisto in de verleiding wordt gebracht om een opera te schrijven en daarbij vaststelt dat andere mythes zoals Don Juan en  Orfeus onverbrekelijk zijn verbonden  met het thema van de vrije wil van de mens. Om die reden wordt het publiek bij de uitvoering betrokken om te bepalen hoe het werk moet verlopen. Daarom heet dat werk ook Vôtre Faust.Er zijn twee pakkende voorbeelden hoe Faust voor de twintigste eeuw zou kunnen worden herschreven. De ene is volkomen denkbeeldig, maar uitdagend en verleidelijk. In Thomas Manns novelle Doktor Faustus is de Faustfiguur componist Adrian Leverkühn een afspiegeling van Duitsland dat zijn ziel aan de duivel verkoopt en vervolgens van de grootste hoogten van een culturele beschaving terugvalt in de peilloze diepten van wreedheid. Leverkühns laatste compositie, die hem zijn gezond verstand kost, is een oratorium: Het klaaglied van Dr. Faustus. Het is tantaliserend omdat aan de hand van de gegevens een geschoold serialistisch componist dit werk zou kunnen reconstrueren. Mann beschrijft het namelijk in detail en legt uit dat het is gebaseerd op zuiver Schönbergiaanse “rotaties” van een twaalftoons reeks met zijn centrum in de frase B, E, A, E, Es.Het andere voorbeeld is van Busoni met zijn centrale werk waar alle voorgaande heen voeren. Een Faust zonder Gretchen (zij behoort tot het verleden) met de kenmerken van Leonardo da Vinci (wetenschapper èn kunstenaar) – allebei veelbetekenend genoeg Italianen. Een Faust die van Mefistofeles geen liefde of macht, geen eeuwige jeugd of weelde vraagt, doch vrijheid.. In dat proces realiseert hij zich tenslotte dat dit inhoudt dat hij niet is onderworpen aan de macht van de duivel en ook niet aan die van God. Hij sterkt, maar wordt opnieuw geboren. Dit is een optimistisch mensbeeld zonder behoefte aan de duivel of God, iemand die zijn eigen toekomst bouwt.De Faust legende heeft veel gemeen met de muziek in het algemeen. Hij is rijk maar dubbelzinnig, hij verandert in de tijd en met de omstandigheden, hij is heel evocatief maar moeilijk volledig te bevatten. Goethe, op muziekgebied een conservatief, wenste dat Mozart lang genoeg had moeten leven om een Faust opera te schrijven. Maar Faust kijkt altijd vooruit.  

Discografie

Berlioz: La damnation de Faust op. 24 (1854-1856). Françoise Pollet, Richard Leech, Gilles Cachemaille, Michel Philippe en het Montreal symfonie orkest en –koor o.l.v. Charles Dutoit. Decca 444.812-2 (2 cd’s).Boito: Mefistofele (1868). Nicolai Ghiaurof, Luciano Pavarotti, Mirella Freni, Montserrat Caballé, het Londens operakoor en het National philharmonic orkest o.l.v. Oliviero Fabritiis. Decca 410.175-2 (2 cd’s). Busoni: Doktor Faust  K. 303 (1916-1925). Dietrich Fischer-Dieskau, William Cochran, Anton de Ridder, Karl Christian Kohn, Franz Grundheber e.a. met het Ensemble van de Beierse omroep o.l.v. Ferdinand Leitner. DG 427.413-2 (3 cd’s).Gounod: Faust (1859). Jerry Hadley, Cecilia Gasdia, Samuel Ramey,  Sophie Mentzer, Alexander Agache, Brigitte Fassbänder met het Ensemble van de Welsh Opera o.l.v. Carlo Rizzi. Teldec 4509-90872-2 (3 cd’s).Gounod: Faust (1859). Richard Leech, Cheryl Studer, José van Dam, Thomas Hampson, Martine Mahé, Nadine Denize e.a. met het Ensemble van het Capitole theater Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 556.224-2 (3 cd’s).Liszt: Faustsymfonie S. 108 (1854-1857). Peter Blochwitz met het Hongaars omroepkoor en het Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Philips 454.460-2.Liszt: Faustwals (transcriptie naar Gounod) S 407 (1861). Thibaudet. Decca 436.736-2.Pousseur: Vôtre Faust (1969). Ensemble musiques nouvelles Bruxelles o.l.v. Henri Pousseur. BASF 0121.580-6 (3 lp’s).Reutter: Doktor Johannes Faust (1935).Rihm: Faust und Yorick.Rubinstein: Deel uit Faustsymfonie op. 68 (1864). Andreescu. Marco Polo 822.3320.Schnittke: Faustcantate “Seid nüchtern und wachet” (1982/3). Inger Blom, Mikael Bellini, Lode Devos, Ulrik Cold met het Malmö symfonie orkest en –koor o.l.v. James DePreist. BIS CD 437.Schumann: Szenen aus Goethe’s Faust (1844-1853). Elisabeth Harwood, Peter Pears, John Shirley-Quirk, Dietrich Fischer-Dieskau, Jennifer Vyvian, Felicity Palmer, de Aldeburgh festival singers en het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 425.705-2 (2 cd’s).Spohr: Faustouverture op. 60 (1822). Radio symfonie orkest Berlijn o.l.v. Christian Fröhlich. CPO CPO 999.093-2.Spohr: Faust (1816). Bo Skovhus, Franz Hawlata, Halevi Martinpelto, Alfred Reiter e.a. het het Stuttgarts omroepkoor en het omroeporkest Kaiserslautern o.l.v. K Arp. Capriccio 60049-2 (2 cd’s).Stevenson: Pianoconcert no. 1 Faust triptiek (1946/9, 1960/1). Murray McLachlan met het Chetham symfonie orkest o.l.v. Julian Clayton. Olympia OCD 429.J. Strauss II: Faustquadrille op. 227 (1864). Omroeporkest Bratislava o.l.v. Johannes Wildner. Marco Polo 822.3247.Wagner: Faustouverture (1840, 1843/4, 1855). Sawallisch. EMI 556.165-2.Wagner: 7 Faustliederen (1831). Thomas Hampson en Geoffrey Parsons. EMI 555.047-2 (nr. 4 en 5 alleen).