Fonografie Muziek

FISCHER-DIESKAU TACHTIG

FISCHER-DIESKAU: DE TACHTIG GEPASSEERD

 

Weliswaar komt dit stukje te laat om Fischer-Dieskau’s tachtigste verjaardag 28 mei j.l. nog symbolisch mee te vieren, niettemin kon het geen kwaad omdat we ons op de website vooral met muziekconserven bezighouden en de muziekindustrie meestal wat naijlt bij dergelijke gebeurtenissen zodat nu pas inzichtelijk wordt wat aan de al aanwezige schat wordt toegevoegd.

Mijn eerste kennismaking als jongeling met de Duitse bariton gaat terug tot 1954 toen ik een Archiv lp met Cantates van Bach kocht. Materiaal uit het prille begin van zijn carrière Vooral nr. 82, Ich habe genug, ontroerde me bijzonder, meer dan nr. 56 Ich will den Kreuzstab gerne tragen. Ontroering van een heel andere soort beving me korte tijd later bij kennismaking met zijn opnamen van Mahlers Lieder eines fahhrenden Gesellen met Furtwängler en de Kindertotenlieder met Kempe op H.M.V. Uit een tijd dat nog 25cm lp’s verschenen.

Voor het eerst hoorde ik hem in natura tijdens het Luzern Festival 1958 met Karl Engel in een Schubertprogramma, maar twee jaar daarna maakte hij daar nog meer indruk met Wolfs Mörike liederen. Een onvergetelijke indruk maakte het laatste lied, Abschied:

            Unangeklopft ein Herr tritt abends bei mir ein:

            “Ich habe die Ehr, Ihr Rezensent zu sein!”

            Sofort nimmt er das Licht in die Hand,

            Besieht lang meinen Schatten an der Wand,

            Rückt nah und fern: “Nun, lieber junger Mann,

            Sehn sie doch gefälligst mal ihre Nas so von der Seite an!

            Sie geben zu, daß das ein Auswuchs is.”

- Das? Alle Wetter – gewiß!Ei Hasen! Ich dachte nicht,All mein Lebtage nicht,Daß ich eine Weltsnase führt im Gesicht!Der Mann sprach noch Verschiedenes hin und her,Ich weiß, auf meine Ehr, nicht mehr;Meinte vielleicht, ich soll ihm beichten.Zuletzt stand er auf; ich tat ihm leuchten.Wie wir an der Treppe sind,Da geb ich ihm, ganz frohgesinnt,Einen kleinen Tritt,Nur so von hinten aufs Gesäße mit –Alle Hagel! Ward das ein Gerumpel,Ein Gepurzel, ein Gehumpel!Dergleichen hab ich nie gesehn,All mein Lebtage nicht gesehn,Einen Menschen so rasch die Trepp hinabgehn! Het leek haast of de zanger me persoonlijk als criticus aansprak, hoewel hij me absoluut niet kende en ik tot dan toe alleen maar lovende woorden over hem had geschreven. Haast nog leuker was dat het deftige publiek het bloedserieus aanhoorde – klassieke muziek is tenslotte een ernstige zaak – en mijn verloofde en mij boos aankeek toen we het waagden erom te lachen. Inderdaad heb ik jaren later ook wel kritiek uitgeoefend op de nogal intellectualistische, vooral nadrukkelijk van de taal en de dictie uitgaande vertolkingswijze van F.D. (zie het aam hem gewijde hoofdstuk in mijn Spraakmakende zangers), maar de lof en waardering zijn steeds blijven domineren. Want in een glanscarrière die duurde van 1948 tot 1993 en die dus  de baritonale liedkunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw in hoge mate beheerste, heeft hij niet alleen de bekende, ijzeren repertoire Duitse liedkunst van Schubert, Schumann, Brahms en Wolf als geen ander gepropageerd en onder de aandacht gebracht, maar zich ook op het hoogste niveau gewijd aan die van Beethoven, Mendelssohn, Loewe, Schoeck plus Strauss en uitstapjes over de grens gemaakt naar onder meer Dvorak, Fauré, Debussy, Ravel en zelfs Ives. Over zijn aandeel in  orkestliederen van Mahler, het oratorium- en operarepertoire hebben we het dan nog niet eens. Maar het zwaartepunt van zijn aandacht en inzet lag tenslotte altijd in de liedkunst. Aan waardevolle herinneringen geen gebrek, evenmin aan dankbaarheid jegens iemand die zoveel moois in optima forma voor me ontsloot.Geen enkele zangersdiscografie uit de afgelopen honderd jaar oogt zo imposant en is dermate veelbetekenend. En nog steeds wordt nieuw materiaal opgedoken uit de archieven, met name ook bij omroepen. Een paar vruchten hiervan?Het DG album An die Musik, een op twee cd’s gebundelde anthologie, een dwarsdoorsnee van F.D.’s zangkunst met een toegevoegde dvd-v waarop hij in 1978 acht liederen van Schubert vertolkt met Sviatoslav Richter. Dan de heruitgave van die genoemde Bachcantates, aangevuld met Brahms’ Vier ernste Gesänge op Profil Medien en een aan liederen van Mahler gewijde H.M.V. heruitgave met Barenboim als begeleider. DG heeft meer in petto: een album met 9 cd’s met materiaal uit F.D.’s vroege jaren, chronologisch beginnend bij componisten als Bach en Händel, eindigend bij Fortner en Henze.En dan is daar Orfeo met een box met elf cd’s, gewijd aan de liederenrecitals in Salzburg uit de periode 1956-1965, steeds met Gerald Moore als begeleider. Orfeo biedt eveneens opnieuw in een goedkope reeks een stel complete opera’s van Mozart, Wagner en Strauss aan waaraan de zanger meewerkte.Maar het gelukkigst van al ben ik momenteel met de feitelijk spotgoedkope heruitgave op 21 cd’s met een extra cd-rom met alle teksten van liefst 463 liederen van Schubert, inclusief de cyclussen Die schöne Müllerin, Schwanengesang en Die Winterreise. Materiaal uit de periode 1966-1972 toen de zanger nog op z’n best was. Soms heb ik hevige bezwaren tegen het doen en laten van de winkelketen ‘Klassieke Zaken’, maar hier geldt: ere wie ere toekomt! Temeer daar ik er nooit toe was gekomen de vroegere 29 DG lp’s alle door cd’s te vervangen.Welwijslijk heeft F.D. zich in de laatste jaren beperkt tot wat dirigeren (o.a. een prachtige Wagnerplaat van Orfeo met zijn echtgenote Julia Varady) en declameren. Een vrucht daarvan is de DG cd met ‘melodrama’s van Liszt (Der traurige Mönch), Schumann (Zwei Balladen; Schön Hedwig), Richard Strauss (Enoch Arden) en Ullmann (Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke) in samenwerking met pianist Burkhard Kehring.Wie, enthousiast geraakt, meer wil weten over het momenteel beschikbare F.D. cd repertoire, kan terecht bij de separaat gepubliceerde discografie.                         J. de K.